t ...

f^tqnsche woord inferum, maar evenzeer van J. et Grieksche woord hades. °! In hoeverre het gebruik, dat de Schrift Van het woord Hades maakt, hierop in- , vloed heeft gehad, kan eerst bij de derde w r^denking ter sprake komen. Thans was w ons alleen te doen om duidelijk te laten st u'tkomen, dat het niet juist is, wanneer 0i !®en zegt: de vertaling nedergedaald ter heUe deugt niet, want het oorspronkelijke ie J^oord kan niet ons hel beteekenen. Het ge- w juigenis van Augustinus, die leefde toen het §! ^atijn nog algemeen gesproken werd en U1 |jle de beteekenis van het woord dus uit z( ® levende taal kon vaststellen, getuigt m a'doende voor het tegendeel. di Hoe die overgang van beteekenis tot h< stand kwam, is bovendien niet moeilijk na w gaan, en Augustinus zelf wijst daarop, ei voorstelling, die de Grieksch-Romeinsche ^ Gereld van den Hades of het infernum had *as van een rijk zonder vreugde, waar de ' schaduw des doods heerschte, waar alle Waarachtig geluk gemist werd. Het was een gereld, die diep onder de aarde lag en g< daarom de onderwereld genoemd werd. De ui Christelijke Kerk, die tegenover die hei- 'i densche voorstelling plaatste het geloof van ee« zaligen hemel, waar Gods kinderen heen- w j»aaa na het sterven, een Vaderhuis, waar *( Christus plaats voor hen bereid heeft, kon ® "aarvoor het woord Hades of infernum °t meer gebruiken. Zoo werd het woord m lnfernum, de onderwereld, evenals ons woord w "el de vaste term voor de plaats waar de Soddeloozen heengaan, om daar de ramp- n< taligheid te ondergaan als straf voor hun M 2onden. Juist omdat de Christelijke Kerk f' ®en geheel andere voorstelling had van het in leven hiernamaals dan de heidensche wereld, °mdat ze leert, dat er een geheel andere 0] P'aats bestemd is voor de kinderen Gods v] voor de verlorenen, kon ze niet meer z Van één onderwereld, één schimmenrijk ei ^eken, waar alle gestorvenen heengaan, bi ^et schimmenrijk, de onderwereld, de •*ades wordt voor haar de hel. En in " ^'en zin moet ook het geloofsartikel woren verstaan, dat Christus ter helle is £ "edergedaald. v — • w

"Eee^tafei. I

JuNKVli. h. b. de la BaSSECOUR caan. ,jrepen uit het Zendingsleven. j. Baotsma, v Drukkerij, 's Gravenhage, 1909. C

Voor eenige weken mocht ik hier de aandacht d ^«atigen op een boek waarin Freule de la g ^assecour Caan en Ds. j. Bootsma, onderden u 'tel Het werk dek barmhartigheid, een be- r< Schrij ving geven van de protestantsche stichtin- d van barmhartigheid in Nederland en Neder- t .^dsch-Indië. Inmiddels heeft de Freule, wier ii ^eraire arbeid zich ook beweegt op het gebied b ^aa de Zending, bij den zelfden uitgever, haar v uRkpen uit het Zendingsleven in het licht d Betonden en is het mij thans een niet minde! d genoegen ook dit boek hier aantekondigen. e . Grepen uit het Zendingsle^en is een werkje, v lQ formaat en omvang veel kleiner din Het b Werk der Barmhartigheid, al spreekt er zich e in geen mindere mate de sympathie voor I onderwerp in uit. Het boekje, dat ruim t *5o bladzijden telt, is goed gedrukt en trekt e reeds daardoor aar. Op het titelblad: Een d Jhnahasstr in ouden krijgsdos. Deze bruine k ?eer met speer en schild, rooden gordel op wit l '®ed en woeste, bloedkleurige kuif boven grim- r gezicht, ziet et beangstigend-ondernemend 1 'n Goed gekozen reclame plaatje voor de c Onding, die ook uit zulke ruw-stoffen wèl- ( gedresseerde cultuurmecschen weet te maken, « •löiet hun gezin bewonend een eigen huis, netjes \ pkleed, latende gs.an hun kinderen naar goed ,ögerichte scholen, zelf gaande naar mooie v *e*ken" (p. 67). i

Grepen uit het Zendingsleven, — het zijn, g ®chjk van een gecultiveerde vrouwehand is te v e*'"achten, maar zeer bescheiden grepen. 1 . Uit den haar geboden, rijk voorzienen schotel 1 et literatuur van het Zendingsleven, koo3 het c ,°g der Freule ditmaal Minahassa en Halma- < e'ra; greep haar hand naar de correspondentie 111 zendeling j. G. Schwabz en naar de Berich- 1 dek Utrechtsche Zendingsvereeniging. j Het boekje bestaat dan ook uit twee deelen 1 w1:1 als titels: I Mawena, een verhaal uit de ^"Uhassa; en: Een bezoek, bij Vader van Rijken en bij andere Zendelingen op het eiland ] ^almaheira. Alzoo een verhaal en een ge fin- \ ge«d bezoek.

*n haar Naschrift op Mawena zegt de ge- i vCQte schrijfster: „Mocht bij een der lezers de ]

zijn opgekomen of dit verhaal waarlijk °et)eurd is, dan kan tot zijn geruststelling ge- 1

worden, dat al de bijzonderheden, die er j.. voorkomen over de zending, overgenomen uit brieven van zendeling J. G. Schwarz." :^eze mededeeling is metterdaad geruststellend. Vol W z^n verhalen, bij wier lezing het mij ha 1 aakt onverschillig laat öf het daarin ver dï »waarlijk gebeurd is," en dus de vraag v*romtrent niet bij mij opkomt. Zoo bij een do'1 1 b" Vl' dat alleen artistieke genieting beheo te 8even- Daarbij toch gaat het over een andere waarheid dan die van het-waarlijkge°jurd-zijn.

icaïr> zulk een verhaal is Mawena nu niet. p Ue verhaalster er van maakt niet de minste sJ|!entie om er ons kunst genot mee te ver Cr a®en. Haar opzet om ons te leeren hoe het 4 10 1820—1838 in de Minahassa uitzag, laat duidelijkheid niets le wenschen over. Middel z0*r'Oe is haar het verhaal van Mawena den O van Lantas, den hoekoem toewa of dorpsHei van het dorpje Kamangan in de Minahassa. ]a verhaal van hoe dit, in het heidendom der Ql~?re-natuurreligie met haar geesten- en voor iüv^8"vereerinS> Seboten kind Mawena, onder daa°ed van de Zending tot Christen wordt en J)tu Paulus heet en op zijn 18e jaar trouwt dochter van den meester", en straks j,, feester in een christelijk schooltje wordt. \-e dit haar opzet om ons, door middel van dit Uit,.*1'1 te leeren hoe het, in de Minahassa en „welk een grooten invloed het Evan. uttoefent, ook op maatschappelijk gebied" de Freule, naar het mij toeschijnt, uitdlt e.öd gelukt. Maar nu begrijpt ge dan ook, e bij zoo'n verhaal wèl de vraag voelt wat daarin verhaald wordt ook de 1gebeurd, is en dat dan verwijzing naar die |*0Dnen niet onwelkom en — als het met geru.j 0nnen nu maar in den haak is — ook 'bellend is. Dat laatste is, dunkt mij, niet '^H\v tmat.igen twijfel onderhevig. Zendeling wiens brieven de bronnen voor het van Mawena ziiu, werd in 18^0 met

F. Riedel, wiens naam, evenzeer als de zijne, li

afscheidelijk verbonden is aan de Minahassa- v

nding, uitgezonden door het Nederlandsch 11

ndeling Genootschap en vestigde zich te z

ngowan. Hij is er zeker lang genoeg ge- 'J

est om land en volk te leeren kennen en h ,s, te oordeelen naar zijn portret dat op p. 4r

.at afgedrukt, er heelemaal niet de man naar e

1 min betrouwbare brieven te schrijven. n

Het verhaal Mawena dan wordt afverteld k

5 hoofdstukken met als titels: Een palm 1

jntapper geboren; eene verhuizing; het mor- t

arood van den nieuwen dag; het greote fosso; h

de leugen tot de waarheid. t

Van deze titeltjes zijn de derde en vijfde g

3 doorzichtig als een raam zonder ruit, terwijl e

:n, om het eerste te doorzien, weten moet, n t die blinde heidenen daar in de minahassa,

ïl teekenend, met het oog op de toekomstige e

rkzaamheid, een jongetje als „palmwijntapper" v

een meisje als „rijststampster" aanduidden, a

,n Mawena lezen wij dan ook op p. 11 dat, c

:n hij nog heel jong was, zijn vader Lantas t m meenam naar den palmboom, waaruit hij

woon was zijn palmwijn te tappen. Aan dien c

om hing een bamboeskoker, waarin het sap r

ïppelde, uit een insnijding die in den stam l

naakt was. Lantas nam voorzichtig den koker g

den boom en liet hem door Mawena met £

1 beide handjes omvatten." s

Om het derde titeltje te doorzien moet men c ten, dat „een offsr of fosso eigenlijk een groot

Iksfeest was," (p. 51) waarbij het vrij ruw 1

iging, zoodat na afloop er van „velen met s

iwollen oogen of pijnlijke ledematen liepen l

dat meer dan één been of arm gebroKen, ^

sschien ook wel een oog reddeloos verloren t

s" (P- 56)- . . 1

Zoo dood-eenvoudig weg, noch literair mooi, ^ ch psychologisch-diep wordt nu verteld van 1 wena. 't Is niet wat men gewoonlijk noemt * a „bekeeriBg?geschiedenis"; wordt dit zelfs niet 1

het laatste hoofdstuk. Toch doet daar heel ed het zeggen van den meester: „Je hebt nu ( titer een schat in je hart dien niemand je ' tnemen kan. Ben je niet veel gelukkiger dan { jeger, toen je nog niets af wist van God of 1 n geboden en ook nog niets van Zijne liefde?" ' het: „Ja dat ben ik", zei Mawena van heeler j rte. (p. 63).

Van het innerlijk zielbe'seeg van mt palm- ] jntappertje toen hij, onder de determineerende i :toren der Zending, tot een beangstigend 1 idernemecd uitziend Minahasser in-oudenijgsdos niet, maar tot een zachtzinnig en < iendelijk uitziend Christelijk schoolmeestertje < :rd, van dat innerlijk zielbeweeg vernemen 1 j zoo goed als niets, De psychologie van de ligie zal met Mawena niet veel kunnen aanngen.

Maar, en dit is nu de waarlijk groote verdienste n dezen arbeid van Freule de Bassecour van, in dit verhaal is innig-trouw verwerkt i stof en als verhaal van louter waarheid en en verdichting doet het ons in-leven in het cwendig leven dezer op den laagsten trap van , ligie staande heidenen. Er wordt klaar en lidelijk in verteld van hun animisme; van hoe de geesten, die los rondwaren of vast-zitten boomen en steenen, van hoe zij de geesten inner gestorven ouders vereeren; die geesten ieden met den geur en den wasem der spijzen; e geesten vreezen en daarom vaak bedriegen; : gunstige stemming van die geesten zoeken 1 trachten te behouden. Er wordt in verteld .n de plechtigheden bij geboorte en sterven; j ziekten en groote droogte; van hun offers 1 gebeden, vau hun priesters en priesteressen. 1 verteld, van het familieleven; van het palmjomwijatappen en het rijststampen; van de genwilligheid der kinderen en de ruwheid :r ouders; van hun ruw-feestvieren en woest ijgsvoereD. En door dit boekje al meer invend in dat door de religie, door de valsche ligie van de geestec-vrees, geheel beheerschte ven, krijgt ge én een trouw beeld van dat :erniswaardig leven zonder God en zonder hristus èn al hooger waardeering voor het eik der Caristelijke Zending, die het zoo onder vermag te vernieuwen, te verrijken. En dit alles geldt ook van het tweede deel iu het boekje; van het gefingeerd bezoek bij ider van Dijken, den Zendeling-werkman, op ïleid door Ds. O. G. Heldring te Zetten en itgezonden, om te arbeiden onder de ALFOERENj lar Halmaheika, door de Utrechtsche Zeningsvereeniging; bij de, mede door deze Vereniging uitgezondene, zendelingen Hueting en e Graaf.

Grepen uit het zendingsleven, — ik heb ing in dit boekje gelezen en er lang over eschreven, omdat bet een nauwkeurige kenniseming en een uitvoerige beschrijving ten volle erdient.

Moge het Freule de Bassecour Caan beagen, naar dezelfde methode in haar Grepen evolgd, ons christelijk publiek al verder te doen ï-leven in dat heidensche en straks ook Moammedaansche leven, waarmee het zendiogs:vea zich kruist.

Uit den rijk voorzienen schotel der zendingsteratuur kan zij nog rr. enigen greep doen; aan et honneur au plat is het nog lang niet toe.

fècreemginggïeben.

„JACHIN".

III.

Wie kinderen heeft, weet, hoe moeilijk het is, lit den rijken schat van Gods Woord voor een >epaalden kinderleeftijd en voor bepaalde kin leren datgene te kiezen, wat begrepen kan vorden en invloed op het kinderhart kan hebben. Niet velen zullen er zijD, die den Bijbel zóó «schouwen, dat men nut sticht — of het kan jok sterker gezegd worden: dat men geen kwaad sticht — door Gods Heilig Woord zónder verstand, zónder keur, voor menschen van allerlei aevatticgsvermogen en leeftijd, hoofdstuk na aoofdstuk, van het eerste hoofdstuk van Genesis tot het laatste van Openbaringen, hardop voor te lezen in den huiselijken kring.

Hier en daar moge men op zulk onoordeelkundig, lichtvaardig en gemakzuchtig gebruik van den Bijbel stuiten, desniettemiu mag wel gezegd worden, dat bij hen, die den Bijbel anders dan uit sleur gebruiken, de overtuiging algemeen is, dat, als alles, ook het gebruik van den Bijbel met beleid en oordeel des onderscheids moet geschieden.

Zoodra men dit erkent, staat men echter voor deze moeilijkheid, dat er een meer dan gewone Bijbelkennis, of een groote mate van tijd vooi geregelde bestudeering van den Bijbel, noodig is, om voortdurend geschikte stof voor lezen oi vertellen te hebben, zonder ten aanzien var sommige gedeelten der Heilige Schrift te vervallen "in herhalingen, die op zichzelf uit der aard der zaak niet alleen geen kwaad kunner stichten, maar zelfs zeer heilzaam zijn, doel begrijpelijkerwijs dan haar schaduwzijde in zee ermtige mate bezitten, wanneer d:e herhalingei zóózeer op alle tijden en gelegenheden beslaj

leggen, dat andere deelen des Bijbels er aoor verwaarloosd worden en zij, die onderwezen moeten worden, niet komen tot het volle inticht in de Schrift, maar b.v, alleen het Nieuwe restament leeren kennen, dat echter zonder tiet Oude Testament geen Bijbel vormt.

Nu is het zeker een aanklacht tegen onze b eeuw, dat de jeugdigen van jaren zóóveel tijd noodig hebben voor het aanleeren van allerlei v< kennis en bekwaamheid, dat er voor het ver- S! werven van Bijbelkennis zeer weinig tijd over- a blijft, en aandacht ook, dat de ouderen, die in ki tiet gezin, als anderszins, de jongeren hebben n: te onderwijzen naar den eisch huns wegs, bijna a; »etn tijd vinden voor het telkens weer nagaan k :n overwegen, welke stof gelezen en behandeld se moet worden. u

Dat geldt voor de gezinnen, maar in veel h erger mate voor de scholen, met name ook d voor de Zondagsscholen waar kinderen van z< illerlei rang en stand, van allerlei kennis en G Dntwikkeling, van allerlei religieus voelen en w beseffen ook, samenkomen. G

Nu mag men het afkeuren en betreuren, dat ei onze tijd zoo is, het zou dwaas zijn, er niet G mee te rekenen. Integendeel, hoogelijk moet tc het op prijs gesteld worden, dat er menschen gevonden worden, die zich het schoone maar st moeilijke werk getroosten, een rooster samen te n stellen, voor een behandeling, die successievelijk h< den geheelen Bijbel omvat. 11

Moeilijk mag dit werk zeer zeker wel genoemd g' worden, want men raakt daarbij zoo licht het spoor bijster en vervalt zoo gemakkelijk in het d: kwaad, dat tot uiting komt, o. a. in allerlei slag d van Kinderbijbels, waarin men vaak Diet komt d; tot de volle waarheid, welke ook voor het kind nc ten eenenmale onmisbaar is, of waarin een g' verflauwing der grenzen valt waar te nemen, die ® niets te maken heeft met een goede paedagogie, welke ook bij het Bijbelsch onderricht niet uit v; het oog mag worden verloren. b

Zelf hadden we trouwens — het werd reeds h opgemerkt — wel eens gelegenheid, waar te p nemen, hoe moeilijk het samenstellen van een f< goeden rooster is, uit, als het zoo mag genoemd d worden, technisch oogpunt bezien. Daar is zeer veel werk aan verbonden, dat, wanneer het goed r1 geschiedt, niet genoeg gewaardeerd kan worden, d Welnu, de rooster van „Jachin" is een stuk 1' werk, dat, om zoo te zeggen, van alle kanten bekeken kan worden. Niet ten onrechte heeft s men hem een prachtrooster genoemd. t

Slaat men den rooster op, dan wordt men 11 dadelijk getroffen door leksten en psalmverzen, v die spreken van een keuze, waartoe geleid werd v door een beslist, een rotsvast Christendom, dat t zijn steun vindt in het „er staat geschreven" en „er is geschied", zooals Groen van Prinsterer § het zou noemen. v

Geen overdreven kinderiijKheid vindt men; c geen vrees voor de aanklacht der wereld, dat § dogma's aan het kind worden ingeprent; geen liefdoenerij — het zij met allen eerbied gezegd r — over den Heiligen Persoon van den Heere 1 Jezus. a

Neen, men stuit hier overal op de granieten 1 waarheden, waar niets of niemand iets tegen 2 vermag; die ook in den Bijbel op iedere blad- ^ zijde te vindsn zijn; waar de wereld niets van l weten wil, omdat ze te aanstootelijk zijn; waar ( echter stroomen van levend en genezend water l uit voortvlieten, als eerst het menschenhart, ook \ het kinderhart, erop stukgestooten is. 3

Een rooster aldus samen te stellen en toch 1 de stof zóó te kiezen, dat voldoende rekening gehouden wordt met de behoeften en nooden, ] neigingen en eigenschappen van den kinderlijken ] leeftijd, dat is, zooals reeds werd gezegd, een ] .«choon maar moeilijk werk, dat echter in 1 „Jachin's" rooster onder Gods zegea als geslaagd mag worden aangemerkt. ,

Waar het nu voor een Zondagschool van het ; grootst mogelijk belang is, dat het onderwijs er gegeven wordt naar een vast en goed systeem, daar het anders zoo licht vervalt in , allerlei euvel, dat in Gereformeerden kring zoo veelvuldig oorzaak was van antipathie tegen de : Zondagsschool, en dat te erger dringt, omdat van opleiding voor het Zondagsschoolonderwijs eigenlijk nog geen sprake is, maar de onderwijzers veelal zelfs genomen worden uit personen, wien paedagogische vorming ontbreekt, — daar moet de uitgave van „Jachin's" rooster een zeer verblijdend feit geacht worden en moet er met kiacht op aangedrongen wordeD, dat men niet allerlei eigen proefnemingen wage, maar gebruik make van den gids van „Jachin", die een veilige gids genoemd mag worden en zijn ontstaan' dankt aan een stuk ernstigen arbeid, met veel zorg en nauwgezet volbracht.

ttït ^eric^ten.

Zuid-Holland (Zuid. gedeelte).

Deputaten der Partic, Synode voor Art, 11 en 13 D. K. verzoeken aanvragen voor Hulpbehoevende Kerken en emer. pred. in te zenden töor 1 Maart a. s. bij Ds. M, H. K. Mol, secretaris-penningmecster te Zsvartewaal.

Zwartewaal, 5 Januari 1910.

Classis Gouda.

De classis Gouda zal D. V. vergaderen 1 Februari a.s. Punten voor het agendum worden tot en met 18 Januari ingewacht bij ondergetekende.

Namens de kerk van Willige—Lacgerak,

Ds. G. van Setten, Consulent.

Bergambacht, 4 Jan 1910.

Classe !s-Gravenhage.

1 De Kerkeraad der Geref. Kerk van 's-Gravenl hage bericht, dat de classe 's-Gravenhage D, V. • vergaderen zal te 's-Gravenhage op Dinsdag i 8 Februari a.s., gewone tijd en plaats. Punten l voor het Agendum worden ingewacht vóór 5 Dinsdag 18 Januaii a.s. bij den Scriba, Van r Speykstraat 105, 's Gravenhage.

Namens den Kerkeraad voorn., C. Lion Cachet, Scriba.

| Zwolle. Toen op Oudejaarsavond de ge? meente samenkwam om de weldaden Gods te 3 herdenken, ook dat in het afgeloopen jaar ons 1 drietal leeraren compleet werd, trof naar de treurige mededeeling dat Ds. Ploos van Amstel het beroep naar Delft wenschte op te volgen en geene vrijheid had daarvoor te bedanken. £ De harmonische eenheid tusschen de leeraren r bestaande, is alzoo weer verbroken.

I Wij eerbiedigen echter de beslissitg door Ds. Ploos genomen, en hopen dat de openB gevallen plaats spoedig weer vervuld moge worden. q Namens den Kerkeraad,

n J. Bosch Oz., Scriba.

h

■r %

BitHenktn 1»

__ c

Frankrijk. Strijd tegen de leerboekenopdescholen. =

De Roomsche geestelijkheid in Frankiijk gaat voort te strijden tegen de leerboeken die in de Staatsscholen gebruikt worden. De regeering zoekt den tegenstand der geestelijkheid te breken, doch of dit gelukken zal? Wij denken van niet; daarvoor zijn de leerboeken die men ook aan kinderen van ouders die aan de Roomsche vr kerk getrouw willen blijven, opdringt, te kwet- m send voor het godsdienstig gevoel. Zoo wordt jai in een dier leerboeken van den Schepper van hemel en aarde gezegd: „Denk u een Wezen, di dat altijd goed is, en aan welk wezen wij alles zouden te danken hebben. Dit Wezen zou dan to God zijn en wanneer het mocht bestaan, zouden wij het moeten ach'en en liefhebben". „Indien God bestaat, moeten alle groote gedachten, alle edele handelingen Hem aangenaam zijn; indien 0r God echter niet bestaat, dan blijven de plich- 0r ten voor de menschen toch altijd dezelfde". H Dan wordt de vraag gesteld: „Gaan de men- ds schen, die aan Gods bestaan gelooven, daarom h« naar de Kerk, omdat men God moet lief- m hebben ?" — en het antwoord luidt: „Ja, maar stl zij konden zich de moeite van naar de Kerk he gaan sparen, en zij zouden God toch behagen", ds

Daarop volgt een opsomming van alle Gods diensten, waaronder dan ook het atheïsme en I de vrijdenkerij wordt genoemd. Ook wordt hi daarbij gesproken van godsdienstvervolgingen, I maar van de kracht en den troost, die in het sc geloof in God en in Christus gelegen zijn, wordt w met geen woord gerept. zi;

Karei de Groote, de machtige bevorderaar O van het Christendom, wordt als een echt bar-1 b< baar voorgesteld. Op een andere plaats heet I g( het, dat het verstand ten slotte over het dwepen der godsdienstige menschen zal trium- a( feeren. De oorlog wordt „de dienst van het m dooden" genoemd. re

In een ander schoolboek heet het: „Om de ti revolutie te begrijpen, moet men weten datLodewijk XIV een praler, Lodewijk XV een V( luiaard en Lodewijk XVI een zwakhoofd was". 0 Weer in een ander schoolboek komt de uit- j fr spraak voor: „Een rentenier, dien de staat betaalt voor zijn niets doen, onderscheidt zich in z, mijn oog niet van den struikroover, die op kosten jv van de reizigers leeft". De diïcipelen van Jezus worden fanatieke en onverstandige lieden genoemd.

Het is niet te verwonderen, dat de Roomsch- d geziaden hunne kinderen niet uit zulke boeken I d willen laten leeren. De Paus keurt de houding der Roomsche geestelijkheid onvoorwaardelijk U goed. ^ I o

Men begint zich in Frankrijk bezorgd te j h maken over de ontvolking. Het kan zoo niet é langer, roept men. Het aantal geboorten gaat k steeds achteruit; men berekent dat elk jiar het I ^ land een 28.000 inwoners minder telt. Dit cijfer zou nog grooter zijn, indien het sterftecijfer niet, 11 gelijk dat der geboorte, regelmatig daalde. Als I c de menschen dus niet langer bleven leven, zou de ontvolking nog grooter zijn. Nergens richt I« het afschuwelijke neo-^althusianisme zooveel verwoestingen aan, als juist in Frankrijk, zoodat I zij die nog hart hebben voor hun natie, naar ' middelen zoeken om het kwaad te stuiten. Ja Zoo heeft men voorgeslagen om een huisgesin I f met slechts éen kind een tamelijk hooge ex ra t belasting te laten betalen; aan families met drie I kinderen zou dan de helft worden opgelegd. Gezinnen met vier kinderen zullen niet alleen I' vermindering van belasting krijgen, maar voor- h deelen van allerlei aard zijn voor hen weggelegd. 11 Ieder is op zijn 23ste jaar verplicht een gezin te stichten. Van menschen die ongetrouwd H blijven, worden de bezittingen ten behoeve van ! de groote gezinnen verbeurd verklaard. I'

Dit zijn natuurlijk dwaasheden, behalve de I gedachte dat menschen die een groot gesin I' hebben te onderhouden, minder zware belas- ' tingen hebben te betalen, dan zij die een klein I gezin tot hun last hebben. De zaak is echter, I dat in Frankrijk weder rekening gehouden worde met het gebod: „Gij zult niet doodslaan". Het verachten van de geboden des Heeren brengt altijd zijn vloek mede. Zou de Heere het lijdelijk aanzien, dat hetgeen Hij in Zija getuigenis een 1 z?gen noemt, door een mensch als een vloek | beschouwd wordt ?

N. Amerika. D e Joden en de op enbare school. De Rabbijnen van verschil-1 lende Synagogen van Chicago hebben bij den Schoolraad dier stad een protest ingediend tegen I het gebruik van Christelijke liederen op de openbare school. Van hun standpunt hebben zij gelijk. De openbare school moet bruikbaar zijn voor de kinderen van verschillende gezindheden : een school waar Christelijke liederen ■ gezongen worden, is niet geschikt voorjoodsche kinderen. Verleden jaar hebben de Joden van 1 New York den rchoolraad dier stad bewogen geen Kerstfeest op de scholen te laten vieren. In Chicago, waar het aantal joodsche burgers niet zoo groot is, treedt men met dien eisch niet op, maar verlangt slechts afschaffing van Christelijke liederen. Wanneer men daaraan toe[ geeft, wordt het Kerstfeest tot een Kerstboom1 feest verlaagd, dat zijn Christelijk karakter geheel verliest. Nu is het te verwachten, dat men in Chicago aan den eisch der Joden zal moeten voldoen. De publieke opinie in de Vereenigde < Staten neigt er toe om de openbare scholen neutraal te maken. Hierin is geen gevaar, indien de Christenen maar inzien dat zij geroepen zijn vrije Christelijke scholen te stichten. Men moge het betreuren, dat de Joden oorzaak worden dat - het onderwijs 't welk van overheidswege gegeven j woidt, geheel Godsdienstloos wordt, doch dit 1 g neemt niet weg dat zij recht hebben te vorderen, o dat de school die van de overheid uitgaat, toe >r gankelijk zij ook voor hunne kinderen. Daarbij n geve men niet alleen de schuld aan de Joden. Hoe komt het, dat de publieke opinie is voor het ontkerstenen der overbeidsscholen? Zou het niet daaraan te wijten zijn dat het heirleger, van liberalisten, socialisten en anarchisten het zelfde verlangt als de Joden ? Dit moest de belijders yan den Christus nopen om zich te coaliseeren ;e en de leus aan te htffen, dat de vrije school in !S de nieuwe wereld regel worde, en de openbare £. school aanvulling.

ïl Daaruit kon dan ook een politieke partij n geboren worden, die de toenemende ontkerstening der natie zoekt te stuiten, ook door op n staatkundig terrein de eeuwige beginselen van Gods Woord te belijden. Wellicht schrijft dan 5r zulk eene partij in haar programma van begin B' selen, wat' de antirevolutionaire in Nederland a' in het hare geschreven heeft: „zij wil dat de staat (voor zoover ontstentenis van veerkracht bij de burgerij hiertoe niet noodzaakt) het beginsel late varen, alsof de overheid geroepen zou zijn, om van harentwege onderwijs te doen geven; voorkome dat overheidsscholen, voor zoover noodig, tot propaganda van Godsdienstige

of tegen den Godsdienst gekeerde begrippen misbruikt worden; en alzoo ook in zake onderwijs alle burgers, onverschillig welke hunne Godsdienstige of paedagogische zienswijze zij, gelijke rechten gunne".

Winckkl.

AAN VRAGERS.

Gelijk wij reeds zeiden, hebben ettelijke vragen die den laatsten tijd inkwamen, op antwoord moeten wachten, wijl in het laatst des jaars andere dingen moeten voorgaan.

Wij maken nu een begin met de beantwoording.

Blijft ook nu nog iets staan, dan is uitstel toch geen afstel.

Onze lezer A. V. te Z. schrijft:

In Job 42 : 7 lees ik dat de toorn des Heeren ontstoken is tegen Elifaz, Bildad en Zofar, omdat zij niet recht gesproken hadden van den Heere, en in vs. 8 dat zij moeten offeren en dat Job voor hen bidden moet, daar zij dwaasheid gedaan hadden. Moet ik daar nu uit opmaken, dat hetgeen die vrienden in de hoofdstukken 4, s, 8, rr, 15, r8, 20, 22, 25 gezegd hebben onwaarachtig is en zijn die hoofdstukken dan niet Gods Woord? —

De hiergenoemde vrienden van Job zeiden vele dingen die goed en juist waren, maar hierin dwaalden zij, dat zij de rampen die Job overkwamen beschouwden als bezoekingen voor een bijzondere schuld, die op hem rustte. Immers wij weten uit het begin van het boek Job, dat zijn rampen een geheel andere oorzaak hadden. Ook zegt de Heere God, in het einde van het boek, nadrukkelijk: Gijlieden hebt niet recht gesproken van Mijn knecht Job.

Wat zij zeiden was dus ten deele onwaarachtig, maar onze vrager vergist zich als hij meent, dat dan de hoodstukken, waarin hun redenen vermeld staan, niet Gods woord kunnen zijn.

De Bijbel vermeldt van de menschen vele verkeerde gedachten, woorden en daden; niet om die goed te noemen, maar om ze af te keuren, gelijk ook in het boek Job geschiedt.

De Bijbel teekent de wereld en de menschen zooals zij werkelijk zijn. Hij doet dit zoo, dat juist daaruit blijkt dat hij Gods Woord is.

Van Tj. B. te W. kwam deze vraag:

Hoe is 't mogelijk, dat de Negers zwart zijn, daar ze toch afstammen van Adam en Eva, die toch hoogstwaarschijnlijk blank waren?

Dat Adam en Eva niet zwart van kleur waren, is om meer dan één reden zeker. Maar zeer onzeker is nog altijd het antwoord op de vraag, hoe de bewoners der aarde, die toch allen vau één menschenpaar afstammen zoo sterk in kleur kunnen verschillen: want men vind blanken, rooden, zwarten, enz.

Zeker is dat de luchtgesteldheid, de grond, het voedsel en de leefwijze grooten invloed oefenen op het bloed en daardoor weder op de huidkleur. En zoo zou dan ook de zwartheid der negers zijn te verklaren.

Gaan wij bijv. bij de volken van West Europa van Noord naar Zuid, dan bespeuren we, dat "de blankheid der Noordsche volken allengs in een bruine tint overgaat, naarmate men zuidelijker komt. Italianen en Spanjaarden hebben veel donkerder tint, dan Denen of Nederlanders.

Gaan wij nu nog zuidelijker in Afrika, dan komen we in het land der donkerkleurigen, der zwarten. In Azie valt iets dergelijks op te rr erken.

Het is echter volstrekt geen regel, dat zeer koude streken juist de meest blanke bewoners , hebben. Dat bewijzen bijv. de inboorlingen in het hooge Noorden van Amerika en Aiië. Ook : zien de inboorlingen der zeer warme streken : van Zuid Amerika niet zwart maar bruin rood. , Diezelfde kleur hebben ook de Iadianen van i het koude Britsch Amerika.

Kort gezegd, een afdoende, duidelijke ver: klaring van de oorzaak van het verschil in t huidkleur is tot nog toe niet gegeven.

t

: Eindelijk vraagt onze ieseres G. M. te B,: 1 In 1 Timoth. 5:9 staat:

: Dat een weduwe gekosen worde enz. Was dat voor het diakenambt, zooals men ook in onze kerken heeft? En werd zuik een vrouw ook door vrouwen gekozen.

Wij lezen daar: Dat een weduwe gekozen 1 worde niet minder dan van zestig jaren, welke 1 ééns mans vrouwe geweest zij.

s Uit al wat wij hieromtrent uit de oudheid 1 weten blijkt, dat deze vrouwen niet als diacor nessen of in uitoefening van het diakenambt • optreden, waarvoor zij ook wel wat oud waren. 1 Evenmin werden zij door vrouwen gekozen, s wijl dit reeds tegen de toenmalige zeden zou 1 gestreden hebben. De hier bedoelden waren 3 bejaarde, eerbare vrouwen, die, ongeveer als . ouderlingen of presbyters, toezicht hielden over s de vrouwen der gemeente, en vooral over de

I weduwen en de weezen. Zij hadden, althans n later, in de samenkomsten der gemeente een : afzonderlijke plaats.

:1

q CORRESPONDENTIE.

II De vraag van K. J. B. te D. kon ditmaal e nog niet behandeld worden, wijl het antwoord a te veel plaats innam. Wij vergeten het echter D niet.

u Hoogenbirk.

e

° INGEZÜNDENSTyRKEN.

'' (Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie)

ij ————

1. Aan de Redactie van De Heraut.

jj'

>t Hooggeachte Redactie I

;r Wil mij veroorloven, met betrekking tot het-

t geen door U en door Ds. Van Schelven is

rs geschreven in zake het besluit van den Amster-

n damschen kerkeraad over het voorstel tot split-

in sing der kerk, ook enkele opmerkingen in het

re midden te brengen.

En dan allereerst over twee der drie ge-

ij noemde punten.

i- Wat het ledenaantal eener kerk betreft, staat

ip het ongetwijfeld vast, dat zij een groot aantal

,n leden kan hebben en toch geestelijk zeer laag

in kan staan. Het Ned. Herv. kerkgenootschap

n is er het bewijs van.

,d Toch mag de achteruitgang in ledental van

le de Geref. kerk te Amsterdam niet alleen wor-

ht den toegeschreven aan het vertrek van leden

et naar elders. Wat de kerk aan vertrek en door

;n den dood verliest, wordt nog steeds overtroffen

:n door het aantal kinderen, dat in haar midden

or wordt geboien en den leeftijd bereikt, waarop

ge zij openbare belijdenis behoorden te doen.