§uitctil;uul

Engeland. Een Hindoe over de P r o t e stantsche Zending in Engelsch-

[ndië. T a- v

Een Hindoe schreef in een Zuid-Indisch

tijdschrift, de Mysore Review_ het volgende omtrent de Protestantsche zending.

„Wij gebruiken deze gelegenheid om onze volksgenooten te verzoeken, dat zij de Protestantsche zendelingen niet verkeerd beoordeelen en hun geen verkeerde bedoelingen toedichten. Zij maken geen geheim van het doel waarmede zij naar Indië komen. Zij verklaren dat zij de bewoners van dit land door overtuiging voor het Evangelie zoeken te winnen, en maken geen gebruik van dwangmiddelen. Zij zijn echter de baanbrekers en bevorderaars der hoogere Westelijke beschaving en stellen ons voor oogen wat het huiselijk leven en de Europeesche zedelijkheid is. Zij maken het voor ons mogelijk de waarde van de maatschappelijke instellingen der Eogelschen, die door den gang der gebeurtenissen onze wettige overheid geworden zijn, te waardeeren. Hunne universiteiten en hoogere scholen kunnen onder de beste van ons land gerekend worden, aan welke onderscheidene van onze beste mannen werden opgeleid. In den regel zoeken zij geen bekeerlingen te krijgen door slechte middelen. Wij zouden dus deze onbaatzuchtige werkers altijd voor de ware vrienden van Indië moeten san zien".

Wat blijkt uit deze ontboezeming ? Dat deze Hindoe de missionaiis der Christelijke kerk beschouwt als dragers van de Europeesche beschaving, als bevorderaars van de Westersche ontwikkeling. Hij ziet niet in, dat alleen de kracbt van het Evangelie een volk ook maatschappelijk en staatkundig kan verheffen. Telkens wanneer wij lezen \an waardeering van den arbeid der zending vreezen wij, dat de arbeid der zendelingen minder gewaardeerd wordt om de kracht tot bekeering die van hen uitgaat, dan om de macht om den maatschappelijken toestand van het volk op te heffen. Zou dit niet mede te wijten zijn aan de wijze van optreden en werken van sommige zendelingen ?

Hongarije. Prof. Zovanyi afgezet.

Wij meenden uit eene mededeeling uit Hongarije te moeten afleiden, dat de Gereformeerden den hoogleeraar Zovaoyi, in zijn ambt als professor in de kerkgeschiedenis hadder Gelaten, al deden zij dat deel van zijn werï waarin hij een smadelijk en onbekookt oordeel over Calvijn uitsprak, vernietigen. Doch hei blijkt tot onze voldoening, dat men verder ii gegaan. De algemeene vergadering der Gere formeerde Kerken aan deze zijde van de Tneis besloot hare deputatie voor de Hoogeschoo uit te noodigen, haar zoodanige voorstellen ti doen, waardoor tucht uitgeoefend zou wordei over het zoo trouweloos handelen met he : vaderlijk erfdeel en het verder voortgaan oj , dien weg verhinderd wierd. De deputatei : kwamen toen op de algemeene vergadering vat 22 Sept. 1908 met het voorstel, om den hoog . fo sfhoiKen en een nlaatsvervauger vooi

Inteekenbiljet.

De ondergeteekende, abonnent op De Heraut, wenscht te ontvangen, een ex. van de Uitgave in boekformaat der artikelenreeks Pro Heffe door Dr. -A. KUYPER, in drie deelen voor den prijs van f 7.BO

(bij vooruitbetaling te voldoen) voor zichzelf en bovendien ex. van dit

premiewerk voor zijne medelezers, namelijk voor

(naam) — *e

[npani) __ —— *e

Saam exemplaren, waarvoor de gelden, bedragende per kwartaal / 1.25

door ondergeteekende per postwissel zullen worden toegezonden.

per ÊX' de Administratië^vaïTlte Heraut wordt verzocht per kwitantie te innen.

Bij het compleet komen van het premiewerk verzoekt ondergeteekende toezending van stel losse banden.

(Naam) — — —

(Woonplaats) —

(Datum)

**

;eklaagde de leemten van de eedsformule heeft lagespeurd, ten einde zonder met de tucht in 1 lanraking te komen, zijn aanvallen tegen zijn :erk te kunnen lichten, en het was daarom van 1 >ordeel dat men een zoo gezinde persoonlijkheid n het welbegrepen belang van de kerk niet net een goed geweten den leerstoel van eene \ rheologische faculteit kon laten bezetten. ]

Het vonnis van het Conventgericht heeft niet sooveel opzien gebaard als men, na den pers- 1 veldtocht verwachten kon. Het komt ons voor, iat er ook van liberalistische zijde niet veel 1 legen in te brengen is.

'Het oordeel dat over Zovanyi uitgesproken is, was een eindoordeel. Wel heeft de gewezen lioogleeraar appel aaBgeteekend bij den Hongaarschen minister van eeredienst, op grond van bet feit dat de koning over de Gereformeerde kerk het jus supretnae inspectionis (het recht van het opperste toezicht) bezit. Maar al wilde de minister dit recht laten gelden, hij zou niet in staat zijn een vonnis te casseeren, dat volgens de door den Koning goedgekeurde kerkelijke wetten geslagen is.

Dat de zaak van Zovanyi voor de Hoogeschool en de kerk van het hoogste gewicht is, behoeft geen betoog. Het verblijdt ons, dat het lichaam der Gereformeerde kerk in Hongarije zoo gezond gebleken is, dat ze in staat bleek een ingedrongen splinter er uit te drijven.

wlnckel.

$oor

UIT KWAAD TOT GOED.

XV.

Achteruit.

Het is niet onbegrijpelijk of liever heel verklaarbaar, dat die twee, ondanks het groot ver schil in leeftijd, mettertijd vrienden werden en zoo met elkaar omgingen.

Alle werk toch moest nu door hen, voor zoover noodig, samen worden verricht. Ze waren heele dagen in eikaars gezelschap, raakten veel meer in gesprek en leerden de een den ander veel beter kennen dan vroeger.

De baas werd spraakzamer dan hij ooit in den winkel was geweest, en de knecht dorst .ïfVi vppI vriier uitsnreken dan eertiids. Er was

usschen hen een genegenheid ontstaan, die aaakte dat men elkaar gaarne hielp. En zoo lotte het werk best, — was er maar meer werk

;eweest! . ..

Nu kwam er echter iets m hun leven bij, dat rroeger althans in één hunner had ontbroken, an Velders was de oude niet meer. Wat hieraan, menschelijkerwijs, de oorzaak was. hebben ve gezien. Allengs had hij bet gezelschap van ichtsinnige vrienden er aan gegeven. Het schuitjevaren en nog meer op_ Zondag was uit. Hij ging weer geregeld, als in zijn jengd, ter seik en bracht dikwijls een deel van den Rustiag bij Van Kampen door.

Vroeger zou hij dat heel vervelend hebben avonden, doch nu niet. Want er was in hem, ioor de werking van des Heeren Geest een lust ontwaakt, tot de hooge en eeuwige dingen van Gods Koninkrijk, een zoeken van den Heere lezus en het heil dat in Hem is. Zoo luisterde hij nu ook gaarne, als zijn oude vriend sprak of las over den Heiland, die de Weg is ter behoudenis. Want hij gevoelde nu, dat ook hij sulk een Verlosser noodig had en hoe het een genade des Heeren was, dat hij vrienden had gevonden, die hem op den Zaligmaker wezen en uit het Woord spraken, dat den eenvoudigen

wijsheid geeft.

't Sorak van zelf, nu Velders als het ware van

:necht huisvriend was geworden, dat hij ook meer n aanraking kwam met de overige huisgenooten. lij was nog geenszins vergeten wat de moeder >n de dochter voor hem hadden gedaan. Zij >p hun beurt hadden groote achting voor hem ;ekregen, door zijn gedrag jegens zijn baas. £00 ontstond er dus weerzijds een genegenheid, iie er ten slotte toe leidde, dat Jan, die Bet je reeds lang had liefgekregen, haar ten huwelijk vroeg. En al was nu Velders ook haar mindere in stand, en kon hij haar geen leven van gemak en weelde beloven, Bat je zag daar niet op, eenvoudig omdat zij wederom Velders lief had. Dat ook hij thans lust betoonde in des Heeren wegen te wandelen, was haar een oorzaak van groote blijdschap, en maakte het haar gemakkelijk op zijn vraag ja te zeggen.

Tegen den tijd dat Velders dacht te gaan trouwen had van Kampen tot hem gezegd: „Baste vriend, ik voel dat mijn jaren klimmen. Ik kan niet meer zoo voort. Daarom geloof ik, dat het beter is, dat je de smederij maar overneemt. Ik behoef er niets voor te hebben, 't Is ook het eenige, dat ik je in het huwelijk kan meegeven, en niet veel waarde. Maar ik zelf ben voor het werk niet meer geschikt. Je meet beter hulp hebben".

Toen het huwelijk tusschen Jan en Betje gesloten was bleven Van Kampen en zijn schoondochter bij de jonge lieden inwonen. Men hoopte maar, nu er een nieuwe kracht aan het hoofd der zaak was gekomen, dat de smederij weer tot den ouden bloei zou geraken, en Van Kampen rekende daar misschien wel op. Doch het liep anders.

necat meer noouig n&u.

Dat was natuurlijk een tegenslag voor al de uisgenooten, die 't zoo anders gehoopt hadden. rooral de oude smid leed er veel onder, al zei ij dat zoo niet. Hij had zoo gewenscht, dat an de oude, vermaarde zaak er weer bovenop ou helpen en hij Van Kampen nog eens reer een drukken winkel met veel knechts zou anschouwen, gelijk hij 't vroeger had gekend. Ju het zoo gansch anders liep, kon hij wel alles a des Heeren hand stellen, maar als hij zag ioe stil het soms in de werkplaats was, voelde le grijsaard zich toch niet zelden neergeslagen :n begon hij te verlangen een wereld te veraten, waarin op niets te bouwen valt. Dat 'erlangen nu werd vervuld, nog eer er iemand >p verdacht was. Ia den herfst twee jaren na iet huwelijk werd de oude baas ziek, en reeds :en paar dagen later ontsliep hij. Zijn einde iras vrede; het leven was hem Christus geweest, laarom was het sterven hem gewin.

Niet lang hierna was de verplaatsing van de imederij gevolgd, waarvan we al vroeger spraken. De huur van het huis in de Hartenstraat was ;e hoog dan dat Velders die langer kon betalen, au ook zijn gezin dat met een dochtertje was vermeerderd, meer uitgaven vorderde. Zoo was hij dan naar de Rozenstraat — zonder rozen 1 — getogen, waar men goedkooper woonde. Daar echter de smederij zoo weinig opbracht, trachtte de schoonmoeder, al was zij nu reeds oud, toch nog te helpen door met naaiwerk iets te verdienen, 't Was gelukkig, dat men in dit gezin den Heere kende en diende. Zoo bleef de tevredenheid bewaard door berusting in Gods weg en vertrouwen op Hem, al was die weg ook moeilijk, vooral voor hen die beter dagen hadden gekend.

De smederij in de Rozenstraat zou een korter bestaan hebben dan die in de Hartenstraat. Want, terwijl het huisgezin grooter werd, namen de inkomsten gaandeweg af. Na het eerste jaar in de nieuwe buurt moest Jan met droefheid 't aan zijn vrouw bekennen. We gaan zoo hard achteruit als een paard kan trekken".

„We zullen het den Heere zeggen, lieve man", antwoordde de vrouw, die al lang gezien had dat de zaken slecht gingen. En intusschen moeten wij doen wat onze hand te doen vindt".

Zoo ging men het tweede jaar in maar ook dat bracht geen beterschap.

Hoogknbirk.

INGEZONDEN STUKKEN.

(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie)

Zeer geachte Redacteur,

Vergun mij een enkel woord.

En wel naar aanleiding van de in het "laatste Heraut nummer opgenomen recensie van Postmus, Oud-Holland en de Revolutie.

De geachte recensor spreekt als zijn gevoelen uit alsof er, wat de samenstelling van den

__ . • .■1 . i_ _:J_ /C

namelijk dat het in een dringende en diep gevoelde behoefte is komen voorzien. Dat dit aldus is, blijkt overduidelijk daaruit, dat „Sonnevanck" zich als met één slag een plaats in de harten van het christelijk volkje heeft weten te veroveren; dat het zich een sympathie heeft Weten te verwerven, die in overeenstemming is met de plaats, die het in de practijk van het christelijk volksleven is gaan innemen.

Met niet te veel warmte kunnen we dan ook fit op aandringen, dat men voortga, de „Vereeniging tot christelijk hulpbetoon aan tuberculoselijders" krachtig te steunen, opdat zij met haar uitnemende stichting steeds meer kunne beantwoorden aan haar roeping en aan de hooge eischen, die haar thans reeds gesteld worden, en aan welke zij in steeds toenemende mate zal hebben te beantwoorden.

Daarnaast echter zij er op gewezen, dat de christelijke liefdadigheid, ook als zij zich met de tuberculose en haar bestrijding besig houdt, dé bescheidenheid en stilheid in acht heeft te nemen en de humbug, het sportachtige, heef', te mijden, dat de wereld aan haar tuberculosebestrijding helaas te vaak verbindt, en waarop, Werd die methode dezerzijds overgenomen, zeker 's Heeren zegen niet verwacht zou kunnen

worden. „ , „

Zooeven zeiden we, dat „Sonnevanck zoo n belangrijke plaats in de praktijk van ons christelijk leven inneemt. Dit werd niet zonder goeden grond gezegd. Immers, in het vorige jaarverslag kon worden medegedeeld, dat vóór 31 Dec. 1908 reeds alle bedden in de beide op 6 Uct. 1908 in gebruik genomen paviljoens van „Son cevanck" bezet waren.

De ondervinding, in den aanvang van 1909 opgedaan, maakte duidelijk, dat zoo spoedig mogelijk moest worden gezorgd, dat het sanatorium vergroot werd.

De aanvragen om opname van patiënten werden steeds talrijker; een operatiezaal en een laboratorium ontbraken nog; de huisvesting van den geneesheer-directeur en van de directrice liet veel te wenschen over, een behoorlijke eeten conversatiekamer voor de zusters miste men! in p£n woord, het eeheele personeel voor de

werden steeds talrijker; een operatiezaal en een

verpleging moest zich behelpen en ae vermeng zelf vorderde volledige sf werking van den

houw. l ..

Toen dan ook ongeveer de helft van het

kapitaal voor den bouw van het hoofdgebouw

toegezegd was, meende het bestuur dezer ver-

eeniging, niet langer met de aanbestediog daar-

van te mogen wachten.

We willen niet verzuimen, hier eenige cijfers uit het verslag over te nemen, om te doen zien, hoe het geld der vereeniging besteed wordt en tevens om er eenig bestf van te geven, hoe ontzaglijk veel voor zoo'n inrichting noodig is.

De aanbesteding had plaats den 29 Mei 1909 en de bouw werd voor / 66800 opgedragen aan den aannemer J, de Groot te Apeldoorn. Bihalve dezen bouw werd aan denzelfden aannemer opgedragen de bouw van een machinist-woning, wijl de tegenwoordige woning voor den koetsier bestemd moest worden, de vergrooting van het Keukengeoouw en van het machinegebouw; een

en ander voor ƒ i5323' ,

Het verfwerk werd afzonderlijk uitbesteed aan den heer M. Borgardijn te Arnhem voor/ 4825, de uitbreiding der pneumatische waterleiding en het leveren en stellen van sanitaire artikelen werd opgedragen aan Gebr. Pruys te Apeldoorn voor / 9x07, de aanleg der electnsche ver lichting aan Gebr. Romeyn te Arnhem voor ƒ 3500, de centrale verwarming aan de firma Deerns en Westeringh te Arnhem voor ƒ8968 Voorts werd nog besloten tot de aanschatfiag „.^^mtrr.r.kinr!nhtin2 die ongeveer ƒ 5000

«fcjficietle 2&ertcl)ttn.

L. S.l

De classe Goes, bijgestaan door de dep. Synode laar art. 49 K. O., heeft in hare vergadering ran den 23 en Juni j.l. peremptoir geëxamineerd len heer F. G. H. Bramer, beroepen Pred. te ïeinkenszand, en, na gehoord gunstig advies ier dep., dezen Broeder met alle stemmen oegelaten tot den Dienst des Woords en der Sacramenten in de Geref. Kerken.

Namens de classe voornoemd:

R. J. van der Veen.

Goes, 23 Juni 1910.

Classis Alkmaar.

De raad der Geref. Kerk te Broek op Langendijk ioept de Kerken der classis Alkmaar samen tot de classicale vergadering, die D.V. Woensdag 27 Juli 1910 le Alkmaar op gewonen tijd en plaats zal gehouden worden. Punten voor het agendum tijdig in te zenden bij den class. corresp. Ds. C. Stadig te Helder.

Namens den raad der roepende Kerk: J. Mulder, voort. A. Ouwehand, scriba.

Broek op Langendijk, 39 Juni 1910.

Kort verslag van de vergadering der Classis Assen, 35 Mei 1910.

». Ds. Smitt, praeses der vorige classii, openl de veraaderinc. Hij laat zingen Ps. 103 : 8,

— 0 v

Cii&itu ..

>reekt het vonnis er van, dat Zovaoyi Calvijn p zijn colleges schetste als een sombere per>onlijkheid in de wereldgeschiedenis, als een ian met inquisitoriale neigingen; hetgeen ook itgesproken wordt in het vernietigde aanangsel bij Warga's werk, waarin hij een criliek p ° Calvijn uitoefende, aie, ook uit wetenshappelijk oogpunt, beneden peil was. Al deze aden van den aangeklaagde deden duidelijk an den dag komen, dat hij tegen de wet der Lerk (§34, bl. 4 en n) had overtreden en iaarom schuldig moest worden verklaard.

De hoogleeraar hield wet staande, dat hij recht ehad had zich zoo mondeling en schriftelijk !it te laten gelijk hij deed, omdat er leer- en edachtenvrijheid zijn moet. Doch het vonnis neent.dat een hoogleeraar aan de Theologiscae aculteit van de Gereformeerde kerk, in dienst ran die kerk is en dat die kerk hem niet be:oldigt om haar geloof te bestrijden, maar om iich trouw te betoonen aan die kerk en hare eer, Wanneer zijn oveituiging en de daaruit bloeiende leer neet zijn kerk en haar leer in strijd tornt, en hij daarom geen getrouw dienaar der serk meer zijn kan, is hij volgens zijn geweten verplicht zijn ontslag te nemen. De Hongaarsche Geref. kerk is een levend organisme, dat wanneer het wil blijven voortleven, niet dulden kan, dat de door haar bezoldigde aangestelden, onder haar autoriteit eene zoodanige werkzaamheid ontwikkelen, die tot verwoesting van hare gemeenschap leiden moet.

De aangeklaagde had zich ook verdedigd met er op te wijzen, dat de door hem verkondigde leer niet met zijn ambtseed als predikant in strijd was. Immers indertijd had hij den ambtelijke n eed in Zevenbergen afgelegd, en daarir wordt de Hevetische confessie niet genoemd Het Conventsgericht zag uit deze bewering me Itedwezen, met welk een scherpen blik de aan

Want er was een booze tijd aangebroken, en vooreerst was er geen beterschap te zien.

Ons lieve vaderland, dat nu „de Bataafscht republiek" heette, had zich, gelijk we zagen, verbroederd met Frankrijk. Het bleek echter weldra, dat we daarvoor, bij al het vreugde-' geroep over vrijheid, toch onze vrijheid gansch prijsgaven.

De vrii radschap met Frankrijk berokkende ons de vijandschap met Engeland, en eens recht werd dit duidelijk, toen we, al meer en meer onder Franschen invloed geraakt, ten slotte om zoo te zeggen, overal moesten gaan, waar Frankrijk: ging. Wel werd er kort na het begin der negentiende eeuw, te Amiëns vrede gesloten tusschen Frankrijk, Nederland en Engeland, maar deze vrede was van korten duur, en kostte ons het bezit vau het prachtig eiland Ceylon, zoodat we nu geheel uit Voor-Indië waren verdreven. Wel hoopte men, dat handel en welvsart weer zouden herleven, doch die hoop bleek ijdel.

In Frankrijk was Napoleon aan het bewind gekomen, de man, die zich van gewoon c ffleier tot den hoogsten rang in den staat had opgewerkt, en die nu een tien jaar lang Europa met zijn naam en macht vervullen zou, om eer nog weer tien jaren voorbij waren, vergeten te sterven op een eiland in den Atlantischen Oceaan.

't Was zijn doel Nederland tot een gewest of deel van Frankrijk te maken, wat ten slotte voor korten tijd is gelukt. Bijna voortdurend leefde Napoleon, keizer der Franschen geworden, in ooriog, nu met Oostenrijk, da» met Pruisen, straks met Spanje of met Rusland en voortdurend met Engeland. In ai deze oorlogen moesten wij echter meehelpen, er groote onkosten voor maken, om ten slotte al armer te worden, wijl de handel stil stond, de nering verliep, en op zee Engeland meester was, dat ons tot zijn vijanden rekende, wijl wij bondgenooten waren der Franschen.

Dat in zulke tijden een zaak, die al niet ■ bloeiende was, steeds meer achteruitging, is licht te begrijpen. Als de rijkdom van een land 1 vermindert, de vermogende lieden gaan bezuinigen, en niemand meer dan het Etnkt rsoodige 1 zich aanschaft, lijden allen daaronder die van 1 hun handel of hun bedrijf moeten leven. Ook 1 Velders bemerkte dat. Wat hij ook deed, hoe r hij zich ook inspande, het werk nam eer af dan toe, zoodat hij het al spoedig met een jong1 maatje stellen kon, en niet eens een volslagen

oopig aan te stellen. In dit voorstel werd ememoreerd, dat er tegen Professor Zovanyi, 'óor het aanvaarden van zijn professoraat, vier naai en als hoogleeraar tweemaal een tucht;&ak moest begonnen worden, en dat hij viernaai disciplinair gestraft werd. De vergadering iam het voorstel der depulaten met algemeene itemmen aan. Er moest nu eene nieuwe luchtsaak tegen den hoogleeraar begonnen worden, waarop het districtsgericht hem schorste.

Doch Zovanyi weerde zich krachtig. Hij wist van den voorzitter van het Generaal-Convent te verkrijgen, dat het gericht van het Donaudistrict zijn zaak behandelen zou, onder voorwendsel dat de leden van het Theisz-district hem vijandig gezind waren. Daarbij begon hij in de pers een formeelen veldtocht tegen de Gereformeerde leiders in het district en stelde hij zich aan als een martelaar voor leer- en gewetensvrijheid, en als een man die vervolgd werd, omdat hij misstanden aan het licht gebracht

id. De publieke opinie was vuor

:gen de mannen die voor het Gereformeerd

irakter der Universiteit te Sarospatak streden.

Het gericht van het Donau district maakte jen haast. In het voorjaar van ^09 werden e getuigen gehoord; eerst de 20sten October erd de uitspraak gedaan. Die uitspraak was: rijspraak op alle punten van aanklacht. Maar e advocaat van het gericht ging in hooger eroep. Zoo kwam de zaak voor het Conventsericht. En deze rechtbank ontzette Zovanyi it zijn ambt en kende hem slechts een half ensioen toe.

In het vonnis wordt wel toegegeven, dat een oogleeraar vrij moet zijn in zijn leeren, doch [at het niet aangaat, dat men hem toestaat neringen te verkondigen die in lijnrechten trijd zijn met de leer der Geref. Kerk in longarije. Ofschoon het niet tot zijn taak betoorde, sprak hij over den dood en de opstan ling van Christus op een manier, die wel 'eschikt wm om het geloof van de aanstaande

> , . _ J T 1 A/»1r

moet kosten, en tot aen aanieg v*u ^ vloeiingsveld, waarvan de kosten geraamd zijn op ƒ 1500 Dit bevloeiingsveld is gewenscht, teneinde op de meest hygiënische wijze hei afvalwater van het terrein te verwijderen.

In de eerste helft van 1910 kan de voltooiing van „Sonnevanck" tegemoet gezien worden.

In verband met de ontzaglijke kosten, die een inrichting als „Sonnevanck" vooral in den aanvang vereischt, zal het niet bevreemden, dat, hoezeer de fiaantieele uitslag der exploitatie van het sanatorium tot tevredenheid moge stem men, de vereeniging nog niet is waar zij wezen

moet. , ,,

Het verpleeggeld ad / 2 per dag was, zoo meldi het verslag, niet toereikend om alle kosten te dekken, en daarom is bij den voortduur de steun van -allen, die onze vereeniging door con tributien en en giften sterker maken, zeer noodig; vooral ook, omdat zoodra de obligatieleeniDg geheel geplaatst zal zijn, niet volstaan kauworden met eene jiarlijksche aflossing van / 5°°: maar die aflossing zal moeten gesteld woraen op een minimum van / 2500, om, naar mate de rentelast vermindert, regelmatig verhoogd te

worden. ,, , ,

Tot krachtigen steun wekken we dan ooi gaarne op, terwijl we evenzeer steunen het her nieuwd beroep op de medewerking van hen du met middelen gezegend zijn, om de nog in por tefeuille zijnde obligatiën te plaatsen. Iadiei velen een 4 pCt. obligatie van / 500 of vai / 100 nemen, kan de reeds zoo rijk gezegend* arbeid op „Sonnevanck" voorspoedig voortgaan

aren en aan de alumni wordt verhooging toe d >estaan. . s]

Twee bezwaarschriften over dezelfde zaak uit o 3. H. worden gelezen en overwogen. De zaak Si wordt tot nader onderzoek naar de classis n teruggewezen. u

Inzake de Zending wordt het voorstel van h Deputaten om een vierden missionairen dienaar 0 uit te zenden, eenparig aangenomen en wat de s onderwijsplannen betreft, aan Deputaten mach- <3 tiging verleend. _ a

Op verzoek van de classis Dïventer die den I arbeid onder de Nederlanders in Rheine ter c hand nam, wordt door de Part. Synode steun toegezegd voor dit werk. £

Een conceptregeling voor hulpbetoon aan 1 minvermogende zenuwlijdeis enz. wordt ver- j worpen en besloten het te laten zooals het is. 1 Een voorstel van de classis Ommen: „De j classis verzoekt pogingen aan te wenden, opdat ■ langs den kerkelijken weg bij de Overheid wordt ; aangedrongen op wederinvoering van de dood- : straf, wordt aangenomen.

Aan de hulpbehoevende kerken wordt als vroeger steun toegezegd.

Deputaten worden gecontinueerd. Voor Ds. Ploos van Amstei die uit de Provincie vertrok, wordt Ds. Dwarshuis als Deputaat voor de Zending en Ds. Gispen als quaestor benoemd.

Volgende Part. Synode, door de classis Zwolle saam te roepen, zal D. V. gehouden worden den ren Woensdag in Juni 1911.

De praeses sluit de vergadering, de scriba gaat in dankgebed voor.

Namens de Part. Synode voorn.: W. de Jong, scriba.

ni—n* r»»ii ■»■■■

11, vuuiiö ö-wuh vaw *vbv»mfc

an den arbeid der Evangelisatie, uitgaande van < le Geref. Keiken in de prov. Drente, welke I ,a enkele wijzigingen wordt goedgekeurd.

12. Aan een Keik wordt advies gegeven in ! en 'tucht/aak, terwijl aan een andere Keik 'eadviseerd wordt in zake tucht op doopleden.

!3. Als consulent voor Gissehernijeveen wordt aangewezen Ds. H. Hangelbroek vsn Borger.

14. De rondvraag naar art. 41 K. O. levert liets belangiijks op.

15. Als deputaten naar de Part. Syaone worden rekozen de Ds.: W. W. Smitt, H. Hangelbroek ;n G. H. Zihn; secundi de Ds.: G. Groot tfibbelink en J. Scholier, benevens de Oud.: P. KoMer van Appelscha, J. Beekman van Suidlaren en J. Hoogewind van Smilde als Drimi; en als secundi: O. Dijkstra van Een, f. M. Mulder van Zuidlaren en J. Buning van A.3sen«

16. Censure wordt gehouden naar art. 43 K. O. xy. De ptaeses sluit de vergadering en gaat

voor in dankzegging.

Op last der classis:

P. Koster.

Appelscha, Mei 1910.

Kort verslag van de werkzaamheden der Part. Synode van Geref. Kerken in Overijssel.

Na opening door den praesss der roepende kerk nemen zitting in het moderamen de brs. Dr. Schot ah praeses, Dr. Hania als assessor en Ds. de Jong als scriba.

Een verzoek om steun als ten vorigen jare wordt opnieuw ingewilligd.

Een protest inzake pensioen wordt voor kennisgeving aangenomen.

Verschillende Deputaten brengen rapport uit. Deputaten art. 13 stellen voor ƒ 1000 te vsagen uit de Generale kas. Wordt goedgevonden.

Het voorstel van Deputaten art. 19 om alleen studenten in de Theologie als alumni op te nemen, wordt met het amendement: „tenzij in zeer bijzondere gevallen", aangenomen. Besloten

leest Psalm 103 en gaat voor in gebed. Hierna spreekt hij een kort woord naar aanleiding van het onverwacht overlijden van Ds. Wissink, waarop Br. Salomons, Oud. van Gasselternijeveen, met enkele woorden antwoordt.

2. Alle Kerken zijn vertegenwoordigd. Smilde B zond een diaken, welken, de reden gehoord, keurstem wordt verleend.

3. Praeses voor deze vergadering is Ds. Hangelbroek, scriba Ds. Zahn en assessor Ds. Smitt, terwijl voor 't persverslag Br. Koster wordt

aangewezen. .

4. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd.

5. Medegedeeld woidt, dat alle Kerken in de classes hunne jaarlijksche vaste bijdrage voor den Evangelis&tiearbeid in de prov. Drente

hebben verhoogd.

6. Ds". Hangelbroek rapporteert als classiscorrespondent voor de Zending op ^ Soemba, waarvoor hij echter in den laatsten tijd ^weinig kon doen. Ds. Dijkstra vult aan, dat een artikelenreeks, door Ds. Hangelbroek in de Groninger Kerkbode geschreven over Soemba. in een boekje zal worden uitgegeven. De oplage zal zijn 16000 exemplaren. De opbrengst daarvan zal zijn voor de Zending op Soemba.

7. Ds. Smitt rapporteert omtrent den arbeid op Soemba. Goede berichten komen van M. D., die op Soemba arbeiden. De uitzending van een vierden dienaar zal op de Part. Synode ter sprake worden gebracht.

8. Door Ds. Groot-Nibbelink wordt gerapporteerd over den Evangelisatiearbeid in Drente. Voor den arbeid te Langerak meldde zich een broeder aan, doch wijl dit door enkele bezwaren gediukt werd, ging men tot benoeming nog niet over. Te Ruinen gaat de arbeid geregeld voort onder leiding van Br. J. de Braai. Ook op de andere plaatsen gaat de arbeid vooit, terwijl men ook te Halen zal trachten te beginnen

1 met Zondagsschoolarbeid.

9. Door Br. Beekman wordt gerapporteerd I namens de op de vorige vergadering benoemde ! commissie ter voorbereiding van een classikalen 1 Zendingsdag; deelt mee, dat de kosten zijn > voorgerekend en plannen zijn gemaakt, en geeft ; nu de veideie bespreking daarvan aan de verga' dering over. Besloten wordt dientengevolge een

classikalen Zendingsdag D.V. te houden op t Dondeidag 18 Aug. a.s. in het bosch te Zutdkren. Als sprekers zullen optreden: Br. J Beekman van Zaidlaren, openingswoord; Ds. H Dijkstra van Smilde zal spreken over Soemba Br P Koster van Appelscha o/er de Zending . onder de Joden; Ds. W. W. Smitt van Asser over de Zendingsconferentie te Edinburg; Ds ' Meijning van Wildervank — of een ander — l over ?; terwijl Ds. H. Hangelbroek van Borge een slotwoord zal spreken.

10. Aan de orde komt nu de regeling voo B den dienst en de pensionneering van oefenarei J in de Geref. Kerken van de classis Assen j Zonder wijziging wordt de ie regeling aangenomei en zal doorgezonden worden naar de Pari

'' cirnnrta