Een bondsvriendin schrijft:

Werken is fijn als je gezond bent.

Op 't ogenblik werk ik in een hospitaal. Ik houd van mijn werk. O, het is maar gewoon werken, vegen en dweilen en wrijven en ramen wassen. Van alles.

'k Mag ook helpen, het eten rond te brengen voor de kinderen. En de kleintjes, die zichzelf nog niet kunnen helpen, moet 'k voeren.

Vrijdags heb ik mijn vrije dag. 'k Had het liever op Zondag, maar dat schijnt niet te kunnen. Natuurlijk, op Zondag wrijven we geen vloeren en lappen we geen ramen. Maar er is buiten dat nog zoveel, dat op Zondag wel moet gebeuren.

Ik kan 's Zondags wel naar de kerk. We hebben hier alleen 's middags kerk, omdat we dan de kerk huren kunnen; 's morgens moeten de mensen van de United Church de kerk zelf gebruiken en 't avonds ook. We zijn hier al aan 't sparen voor een eigen kerk. We hebben hier nu ook een dominee voor tijdelijk.

De Zondagen zijn toch anders dan andere dagen al moet ik werken. Als je zegt: 'k moet vandaag werken en daarom heb ik helemaal niet 't gevoel dat 't Zondag is vandaag, dan is 't je eigen schuld, dat de Zondag geen mooie dag voor je is. Maar als je zegt: 't Is vandaag Zondag, Feestdag, en vanmiddag gaan we weer naar de kerk, fijn, en vanavond misschien met m'n vriend ergens op visite, dan zijn 't allemaal blije vooruitzichten.

'k Zou best thuis willen wezen, Moeder helpen. Maar dat kan niet. 'k Moet sparen voor m'n uitzet. 'k Heb eerst altijd m'n verdiensten thuis afgedragen, maar nu mag 'k sparen voor mezelf.

Soms denk ik wel eens: hoe kan ik nu een lichtend licht hier zijn f Het enige wat ik doen kan is m'n best doen met alles. En dat probeer ik ook. Getrouw te zijn niet alleen in grote dingen maar ook in de kleine

Gezicht vanaf de Apeldoornseweg (Arnhem).

Maak ons Uw vlammende getuigen In 's werelds allerlaatste uur.

Maak ons geloven tot een juichen Dat vallen doet de sterkste muur.

Laat Uw liefde ons doorzingen,

Wil Zelf in ons de toetsen slaan/,

Opdat de klanken overspringen,

Tot allen die nog buiten staan.

De wereld hunkert naar Uw blinken, Vergeef Gij mild haar zonden boos,

En laat zij gans en al verzinken In Uw genade grondeloos.

Gij hebt ons tot het licht geschapen, Bewaar ons in dit laatste uur Dat wij de tijd zouden verslapen.

De wereld wacht, zend ons Uw vuur.

Huib Fenijn.

(Overgenomen uit ā€˛Moeder").