siag en watervloed. Teeken op die lijsten aan, wat sommen gelds er door al die ongevallen over heel een streek of land, over zeker aantal jaren verloren gingen. Om kort te gaan: Hond. boek. Neem van alles notitie. Stel u van alles op de hoogte. En als ge dit b.v. twintig jaren lang gedaan hebt, zie dan in uw uitkomsten na, of er in deze cijfers zekere gelijkmatigheid, zekere constantheid, zekere vastheid is, of wel, of deze cijfers jaar in jaar uit zoo hopeloos verschillen en uiteenloopen, dat er geen peil op te trekken is.

Welnu, dit heeft, men gedaan. Dat is de dusgenaamde wetenschap der statistiek. In het oog van wie gelooft, een wetenschappelijk onderzoek, om te ontdekken, of in het gemeenschappelijk lijden dat God den mensch toezendt, zekere vaste wet heerscht, of wel dat God zonder regel, het kwaad des lijdens nu zoo, dan zus, ons toezendt. En de uitkomst van die wetenschap nu is op ongemeene wijze verrassend geweest. Men is met de statistiek nog lang niet

waar men wezen moet. Het bestudeerde terrein is nog veel te beperkt. Van de 1400

miüioen menschen die op aarde leven, zijn nog hoogstens 400 miilioen met zekere zorge bestudeerd, en hoogstens van 200

miilioen ging dit zoover, dat men allengs vaster gegevens op eenigszins uitgebreider

schaal verkreeg. Maar men is dan toch een goed eind weegs gevorderd. En die dusver reeds verkregen uitkomsten stellen het

nu reeds buiten allen twijfel, dat de gelijk¬

matigheid vaststaat, en de constantheid van het lijden des levens niet langer kan betwist worden. Vooral Buckle in zijn Geschiedenis der beschaving van Engeland, trok hieruit interessante gevolgen. Hij toch toonde aan, dat er van toeval of vrijen wil bij den mensch zoo weinig sprake is, dat veeleer, jaar in jaar uit, steeds hetzelfde zich herhaalt. Er is vaste regelmaat b.v. niet alleen in de zelfmoorden, maar ook in de wijze waarop zelfmoord gezocht wordt. Een vaste evenredigheid onder de zelf¬

moordenaars, dat jaar in jaar uit zóóveel zelfmoorden voorkomen, en daaronder zóóveel door verdrinking, zóóveel door ophanging, zóóveel door schietgeweer, zóóveel door een scherp instrument enz. En ook al neemt men nu aan, dat Buckle hierin overdreef, of dat althans nog de genoegzame gegevens ontbreken, om over al deze bijzonderheden reeds uitspraak te doen, zooveel kan dan toch een ieder in de Jaarcijfers die elk jaar uitkomen, met eigen oogen zien, dat zelfs in ons kleine land de opgaven van hetééne jaar, tot in allerlei bijzonderheden toe, wonderwel op de opgaven van het vorige jaar gelijken. Het

... 1 i • 1 1 t 1 .

getai Kinaeren aat geboren wordt moge klimmen, maar dan klimt het naar vaste proportie, en nooit ziet men dat er b. v. het ééne jaar een twintig duizend kinderen meer, en het andere jaar twintig duizend kinderen minder geboren worden. Zoo is het ook met de sterfte. Hier moge, dank zij de hygiënische maatregelen, daling in de cijfers zijn, maar toch gaat ook die daling gelijkmatig, en nergens ontwaart men reusachtige sprongen. Evenzoo is het met de geslachten. Bijna overal evenvee.' jongens als meisjes geboren, en evenveel mannen als vrouwen gestorven. Ja zoover gaat deze regelmatigheid en vastheid, dat b. v. de Trammaatschappij te Amsterdam jaar in jaar uit eenzelfde getal personen vervoert, en zulks wel met een vaste, gestadige klimming. Wat is nu onzekerder, wat toevalliger dan het in den tram stappen of loopen gaan? En toch, de uitkomst toont ook hier, dat er geen toeval bestaat, en dat alle menschen, bewust of onbewust, jaar in jaar uit, door gelijke motieven tot gelijke

-111 1 1 V ... 1 ^

zijn Goddelijke natuur, maar als mensch, heeft Jezus zijn smartelijk lijden en zijn bitteren dood doorworsteld, en dies onder dat lijden verlangd óók naar menschelijke vertroosting.

Op zichzelf was het ween en van die uitgeloopen buurtvrouwen voor Jezus iets lieflijks. Met Simon van Cyrene, die zijn kruis droeg, zijn die vrouwen de eenige vriendelijke verschijning in dit ontzaglijk drama.

Alles en een ieder was Jezus tegen. Judas verraadt hem. De drie getrouwen slapen als

aooaenjKe angst |ezus de ziele verteert. Petrus

7 verloochent hem. Al zijn jongeren vluchten.

Het Sanhedrin is fanatiek harstoc'ntelijk. Heros des minachtend hoog. De hoofdwacht koel^ spotziek. Pilatus philosophisch laaghartig. De hoop volks die voor het rechthuis staat schreeuwt ruw en wreed tegen Jezus in. Op Golgotha 1 wordt het één lasterend tergen van duivelschen 1 haat,

, G.e schaamt u voor uw menschelijk geslacht, 1 dat het zóó verraderlijk, zóó schandelijk fana, tiek, zoo wild hartstochtelijk, zoo tergend de, monisch in heel dit drama handelen, én het

aanzien kan.

[ Maar juist omdat het gansche lijdens- en | stervenstafereel van Jezus door zoo zwarte ! schaduw gedrukt wordt, zijn die kleine tinte' lingen van menschelijke deernis u zoo goud ■ waard.

Simon die het kruis voor Jezus droeg, toen Jezus er onder bezweek, en niet meer kon. En die uitgeloopen vrouwen, die begonnen te huilen toen ze het jammerlijk schouwspel aanzagen.

'Ie veel moet ge in dat weenen dier vrouwen niet zoeken. Als diezelfde vrouwen niet uit de achterbuurten waren komen aanloopen, maar op het gerechtsplein voor Gabbatha hadden gestaan, zouden ze meer dan waarschijnlijk, even wild als heel de andere hoop „Kruist hem, kruist hem!" hebben geroepen.

Een volkshoop golft op en neder naar de wind des daags hem opstuwt. En daarom op het marktplein was het één gillen om Jezus' bloed. En hier buiten de poort was het één jammeren, dat die heilige boeiende man sterven moest.

Diep gaat zulk gevoel van deernis bij den ; grooten hoop nimmer. Er spreekt meer zenuw- 1 achtig gevoel dan hart in. Als er één gaat huilen huilen al de anderen mee. Het is het onmiddellijke , zien van het lijden dat treft. Het is het tragische ( J dat aangrijpt. Een wilde bandiet die naar het 1 schavot gaat, prikkelt den lust om te zien hoe 1 hij gekneveld wordt Maar Jezus' gestalte was \ zoo indrukwekkend edel. Wie hem, op dat oogen- s blik vooral, aanzag, moest wel door de heilige c uitdrukking op zijn gelaat getroffen worden. En \ Jezus was pas 33 jaar. En dan niet maar uit- I geleid ter strafplaats, maar ten doode, en tot den hardsten dood, den dood aan het kruis, dood 1 van vloek en schande. Dat maakte het con- r trast zoo sterk. En dat contrast greep het ge- 1 voel van die vrouwen aan. En toen werd het oog vochtig. -Eerst bij ééne, toen bij meerdere, c Ten slotte trok het ieders aandacht. Tot ook v Jezus het zag, en hoorde wat ze jammerend uitriepen. z Een uiting van menschelijk gevoel voor den fc Zoon des menschen in de weeën des doods. n

loofde der vaderen, om Israëls Messias als Godslasteraar aan het Kruis te slaan.

Die vrouwen, ze zagen het voor oogen, en toch zagen ze er niets van. Alle beteekenis van wat ze daar voor zich zagen, ontging haar. Het was een afgrond met bloemen overdekt, waarover ze heengolfden. En ze voelden niet, dat zij zeiven meêmoordden, ook al was het dat ze

weenden om Jezus, want dat indien zij, met al Jeruzalem s vrouwen, recht hadden gestaan, en in Jezus Gods Gezalfde hadden erkend, met haar ook heur mannen en heur zonen voor Jezus zouden zijn te voet gevallen, en hem zouden hebben

aangebeden als hun Heere en hun God.

Ze stonden daar te weenen, maar in haar ongeloof. Zij zeiven Verwierpen den Gezalfde Gods. Ze miskenden Jezus, omdat ze hem niet kenden. En ze konden hem niet kennen met heur ongeloovig hart en verhard gemoed.

Ze denken dat Cajaphas en dat Pilatus de wreeden zijn, en zij de meewarige en gevoel- ;

volle vrouwen, i'.n dat zijn ze met. Zij zeiven zijn de medeschuldigen. Die vrouwen zijn uit den volkshoop van Jeruzalem, en dat Teru-

zalem verwerpt zijn Koning en zijn Heiland, en holt naar buiten, om ginds op Golgotha te staren naar zijn Kruis.

leiding aan de Staatsuniversiteiten hadden geno* maar van zulke dissertaties gaat dit .net op. Die zijn het werk van jonge mannen, die geheel en uitsluitend aan de Vrije Universiteit onderwezen, gevormd en opgeleid zijn.

En nu mag, zonder overdrijving gezegd, dat de studie van Dr. Wijminga meê tot

het beste behoort, wat dusver onzerzijds-

net uent zasf.

is voor uw Heiland verzwaring van zijn

aaaen Dewogen woraen. uit is zelis zoo waar, dat over een heel land het aantal reizigers dat van de sporen gebruik maakt, altoos weêr op ongeveer gelijk cijfer uitkomt. Hierop is dan ook elke maatschappij voor vervoer gebaseerd. Ze zou anders eenvoudig niet op te richten zijn. Ja, op kleinere schaal rust hierop eigenlijk elke nering. In een gezonde nering weet men op I Januari vooruit, dat men in het jaar dat men inging, ongeveer zoo en zooveel innen zal. Een hotel wordt overgenomen op de berekening dat er jaarlijks zoo en zooveel reizigers afstappen. Slechte bediening, en meer concurrentie, kan dit doen verkeeren. Maar onder gewone omstandigheden levert elk gezond bedrijf jaar in jaar uit zekere vaste som op. En

dit alles niettegenstaande toch ieder voelt, hoe er niets wisselvalliger» denkbaar is, dan de vraag, wie en hoeveel reizigers in elk jaar in een stad zijn moeten, en welk hotel ze in die stad zuilen uitkiezen. Ge zit in een spoor, en kent er nog geen hotel. Ge vraagt er naar aan een medepassagier. Het hotel dat hij u noemt, kiest ge. Louter toeval, zoudt ge zeggen. En toch, toont de uitkomst, dat zelfs in zulke kleinigheden geen toeval heerscht, en dat heel ons menschelijk leven, tot in de kleinste bijzonderheden toe, zulk een wondere regelmaat volgt, dat het ééne jaar, onder gelijke omstandigheden, steeds aan het andere jaar gelijk blijft. Voor ons Gereformeerden, niets vreemds, maar voor de Pelagianen een haast ongelooflijke ontdekking. Want waar blijft zoodoende hun toeval en hun vrije wil ?

„!$eent niet olier mij."

En Jezus, zich tot haar keerende, reide: Gij dochters van Jeruzalem, weent niet over mij, maar weent over uzelven, en ever uwe kinderen.

I.ukas 23 : 28.

Een traan uit deernis om wat gij lijdt, uit anderer oog te zien afbiggelen, vooral zoo die andere een vreemde is, stilt niet, maar verzacht toch uw smart.

En voor die verzachting was ook uw Heiland op den lijdensweg ontvankelijk.

Zijn klacht tot Petrus: „Kunt ge dan niet ure met mij waken?" toont dit. Niet in

En onderwijl die vrouwen vooruitloopen, en op hem aandringen, breekt Jezus op eenmaal zijn gang naar Golgotha af, en staat stil, en keert zich tot die vrouwen, en spreekt ze aan.

Niet om ze te danken. Veel min nog om haar gevoel nog levendiger op te wekken. Geen woord komt over zijn lippen om zijn eigen smart nog breeder uit te meten.

Veeleer wendt Jezus heur deernis af, zeggende: „ Weent niet over mij."

Jezus stelpt die gevoelstranen van een ondiepe smart, omdat er geen ernst, geen doorzien van den toestand, geen flauw begrip van de reali teit in spreekt. Wat voelden die huilende vrouwen er van, dat hier het Lam Gods ter slachting werd geleid, en dat in dit heilig drama voor haar oogen het pleit tusschen God en satan, het pleit tusschen eeuwig verderf en hemelsche heerlijkheid voor al Gods uitverkorenen voldongen werd.

Ook het menschelijk gevoel heeft zijn betrek kelijke waardij, maar, o, zoo betrekkelijk. Wat het eerst heilig maakt is juist de levensernst, het indenken van het verleden en de toekomst En

juist die levensernst ontbrak hier zoo geheel.

lioor maar, hoe Jezus die vrouwen van het bewogen gevoel naar den spannenden ernst over haar eigen toekomst terugroept: „Gij, dochters van Jeruzalem, weent niet over mij, maar weent over uzelven en over uwe kinderen

Die kinderen stonden er vermoedelijk bij en liepen er om heen. Zoo plegen zulke uitloopende buurtvrouwen haar kinderen bij de hand meê te nemen. Er zullen er wel geweest zijn met haar zuigeling op den arm. Ook wel zwangere vrouwen zullen er onder geweest zijn, die heur kind nog onder het hart droegen.

Althans, zoo ging Jezus inj zijn heiligen ernst, en het oog vol uitdrukking van een meer dan menschelijke deernis, voort: „Want ziet, er zullen dagen komen, dat gij zeggen zult: Zalig zijn de kinderlooze vrouwen, de borsten die niet gezoogd, en de buiken die niet gebaard hebben."

Jezus denkt aan de wrake Gods, die over het schuldig Jeruzalem zal losbreken. Aan die vreeselijke tijden, zooals ze reeds eenmaal doorleefd waren, toen Jeruzalem voor Babels heirmacht viel, en toen „de vaders hun kinderen en de kinderen hun vaders gegeten hadden" (Ezech. 5 : 10).

Maar straks, na Golgotha, zou het nóg vreeselijker worden. Een uitmoording zooals geen stad bijna ooit gekend heeft. Dagen zoo

i. J . . 11 • 1 , . . ^

oang, aai ane ziel 111 angst den dood zoeken zou, en roepen: „o, Bergen, valt op ons, en gij, heuvelen, begraaft ons !"

Toen hield het schreien op, en vervolgde Jezus zijn zwaren gang naar de Hoofdschedelplaats.

Hier is voor uw Heiland verzwaring van zijn smart.

Hem gaan ze kruisigen, en hij zal in het bangst gevoel van Godverlatenheid stervend bezwijken, maar dan zal het niet uit zijn.

Zijn Kruis zal een nasleep hebben.

Na het Kruisjaar, kpjnt eer het een halve eeuw verder is, het' jaar der verwoesting van Jeruzalem, en dan zullen de phiolen van'Gods heilige wrake over de zondestad worden uitgegoten, dat het één kermen van doodsmart in al Jeruzalems straten zal worden.

Dat moést. Dat kon niet uitblijven.

Het Kruis moest er zijn, om de wereld te redden, maar het Kruis kon er niet komen, of het moest zoo bitterlijk aan de zondestad, die het dorst oprichten, gewroken worden. Of hadden ze het niet God tergende op het marktplein uitgegild : „Zijn bioed kome over ons en onze kinderen !"

Nu het zou dan ook over hen, én over hun \ kinderen, komen. En nu ziet Jezus die moeders daar staan, wier eigen kinderen dan mannen van dertig, veertig jaar zouden zijn, en die dan zoo schriklijk gemarteld en uitgemoord moeten worden. Al de wallen van Jeruzalem met kruisen als bezaaid, en aan elk kruis een vloekende Jood, die hing weg te sterven, als spotbeeld van dat ééne kruis, waaraan Jeruzalem haar Koning gekruisigd had.

En dat doorleeft Jezus, terwijl hij zelf naar zijn Kruis gaat. Die vrouwen die om hem weenen, maken dat het rauwe beeld van dien schriklijken jammer voor zijn geest opkomt.

Jezus voelt dat hij wel niet de oorzaak, maar dan toch de tusschenschakel is, waardoor dat vreeslijke lijden over Jeruzalem komen zal.

En moest het dan niet zijn eigen lijden verzwaren, het lijden van hem, die zoo roerend betuigd had: „Jeruzalem, Jeruzalem, hoe menig maal heb ik u willen bijeenvergaderen gelijk een klokhen haar kiekens onder haar vleugelen saamlokt, maar gij hebt niet gewild. Zoo worde dan uw huis 11 woest gelatqn !"

Het onderzoek was volledig, en Dr. H. II. Kuyper stelde hem in de gelegenheid, door hem inzage van de proefbladen van zijn eerlang uitkomend werk over de Postacta te geven, het op een paar punten nóg vollediger te maken.

Doch niet alleen dat het onderzoek volledig is, het gedijde ook tot rijpheid. De tallooze details zijn verwerkt. Uit de vele losse steenen, met zoo keurige zoi-p- hiieen-

gegaard, is een architectonisch geheel gebouwd; en tegenover de tegenspraak van niet-Calvinistische zijde, is het goed recht der Calvinisten in de Remonstrantsche troebelen met eere gehandhaafd.

Festus Hommius staat in dit werk van Dr. Wijminga ten voeten toe uit voor u. Deze beeldhouwer boetseerde hem zoo rijk en schoon, dat het leven uit het marmer spreekt.

Dit nu stellen we op te hooger prijs, omdat Dr. Wijminga reeds in de practijk van het leven was ingegaan.

Een student, die binnen een jaar na zijn doctoraat promoveerde, zou een zoo doorwrocht stuk zelfs niet hebben kunnen leveren, reeds de tijd zou het verboden hebben. In zulk een werk zit meer dan twee volle jaren studie in. Het is geen proefschrijt in den gewonen zin, het is een wetenschappelijke studie.

En dit juist geeft aan dit werk in ons oog een nog hooger beteekenis.

Als predikant van de Gereformeerde kerken is men vooral in onze daeren 00

1 telijk. Maar met precies hetzelfde recht t waarmee ieder ander het kan doen. Wat : een ieder doen mag, mag ook het kerkelijk ; instituut doen.

t Zoo kan de geïnstitueerde kerk er een apotheek op nahouden, gelijk dit te Amsterdam lang het geval was. Ze kan een eigen bakkerij hebben. Ze kan een bouw• hoeve exploiteeren, om de weesjongens op te voeden. Ze kan een biblotheek aanleggen. Ze kan een zendingsschip charterenZe kan huizen en winkels op haar erf bouwen en verhuren. Ze kan een eigen drukkerij hebben. Ze kan architecten en bouwheeren aanstellen. Ze kan een assurantie organiseeren onder haar leden. Ze kan een coöperatie oprichten. Kortom, er is schier niets uit te denken, dat geïnstitueerde kerken niet gedaan hebben, of nog doen, of doen kunnen.

Zoo nu kan de geïnstitueerde kerk ook een Universiteit stichten, ze kan een Faculteit tot stand brengen, ze kan een Seminarie in het leven roepen. En dat volstrekt niet alleen voor de Theologen, maar voor elke wetenschap, en voor alle wetenschappen.

Andere vereenigingen kunnen dat alles ook doen. Particulieren evenzoo. Maar op zichzelf belet niets dat de geïnstitueerde kerk ei mede de hand aan sla. Maar wat ze van dien aard ook doe, ze doet het en kan het alleen doen op denzelfden rechtsgrond waarop ook anderen het doen.

Zelfs al hangt een of ander tot op zekere hoogte met het ambt saam, zoo het niet door en krachtens het ambt, en dat exclusive, behoort gedaan te worden, staat de geïnstitueerde kerk ten deze volkomen met het particulier initiatief op één lijn.

Een voorbeeld make dit duidelijk.

Een groote diaconie kan er voordeel in zien, er zelve een apotheek op na te houden, of ook een bakkerij. Dit kan, en kwam zoo voor. Deels bestaat het nog. Nu hangt zoowel die apotheek als die bakl «cerii mpf

geïnstitueerde kerk er een

gelijk dit te Am-

En nu, doet niet meer dan één in de Lijdensweken nog evenzoo als de vrouwen deden?

Ze volgen Jezus op zijn somberen lijdensweg, stap voor stap. Nu niet met statiën, en bij elke statie een tafereel uit Jezus' lijden op hout geschilderd. Maar dan toch met statiën in de

verbeelding. En zoo maken ze weêr heel het lijden van den Heiland meê, tot eindelijk Pa-

schen komt, en de toon des geklags in den jubel

van verlossing overgaat.

Maar wat baat het, zoo dit bij een naspeuren van Jezus' lijden met het weeke gevoelsoog blijft, en het oog der ziel inmiddels niet den Gezalfde Gods in hem ontwaart, en de gevoelige rnan of de gevoelige vrouw niet tot bekeering komt, en niet meêsterft in dat Kruis, om als Jezus verrijst met hem op te staan ?

Erger nog, hoevelen maakten dat lijden van Jezus het gevoelig oog niet vochtig, die straks den Zoon van God wederom kruisigden door hun afval in zonde!

En nu wat is al zulk gevoel zonder geloof anders, en wat is het beter dan het weenen van die schreiende vrouwen buiten Jeruzalem ? Weenen om Jezus, en feitelijk nog tot het lijden van uw Pleiland toedoen, door het oordeel dat ge over u haalt.

En daarom niet die vrouwen nagedaan, maar liever het oog op een Simon van Cyrene gericht, van wien niet staat dat hij weende, maar wel, dat hij het Kruis van Jezus droeg.

Hij droeg het v>or Jezus uit. Draagt gij het uw Heiland navolgende?

Gij weet wat de Man van Smarte eens tot zijn jongeren gezegd heeft: „Wie zijn kruis niet opneemt, en draagt, en mij navolgt, is mijns niet waardig".

al 1*1

i-us preaiüant van kerken is men vooral

en top bezet. Do eischen der practijk zijn ongelooflijk groot. Nooit is er rust. Alles moet door propaganda van beginselen vast¬

gezet. h,n wie zulk een predikantenleven niet van nabij kent, maakt zich geen voorstelling van de inspanning, die van onze Gereformeerde predikanten, zoo ze in der waarheid trouwelijk dienen, gevergd wordt.

Dr. Wijminga is dan ook opzettelijk uit Zaandam naar het stille Voorburg verhuisd, om voor zulk een breede en diepe studie tijd te vinden.

Maar het is hem dan toch gelukt, in die kleine kerk zóó met zijn tijd te woekeren.

dat zijn werk er nu is. en er met eere is.

En hieruit nu spreekt zedelijke wilskracht, ordelijke levensbeheersching.

En daar juist komt het op aan. Wie zich glijden laat laners de rails

der kerkelijke practijk, houdt op man van studie en van wetenschap te zijn. Hij voedt zich door geen studie meer, en kan geen wetenschap voortbrengen. Iets wat

daarom zoo gevaarlijk is, omdat het én

de prediking, én daardoor de kerk ten slotte verarmt.

Doch even waar is het, dat meu zonder buitengewone zelfbeheersching en beheersching van zijn tijd, vanzelf glijden gaat, tot men afglijdt, en in de terre a terre vlakte terecht komt.

En vooral met het oog hierop, heeft nu een studie als Dr. Wijminga gaf, zoo hooge, wijl ook zedelijke beteekenis.

Ze toont wat kan, al kon het het nauwlijks.

Hiervan nu gaat vanzelf een prikkel uit ook op anderen, en zonder overdrijving mag dus gezegd, dat het wetenschappelijk leven onder onze predikanten door deze studie een nieuwe aansporing ontving.

Want ook al geven we toe, dat niet ieders gaven even ver reiken, dat niet ieder de kosten kan maken die voor deze

Amsterdam, 24 Maart 1899. Festus Hommius.

In het begin dezer maand is aan de Vrije Universiteit een dissertatie verdedigd, die haar eere brengt. We bedoelen de dissertatie van Dr. P. J. Wijminga, predikant te Voorburg, over Festus Hommius.

Deze studie heeft dan ook zelfs buiten onzen kring zoo uitnemenden indruk gemaakt, dat de N. Rott. Cour. er een recensie van meer dan een geheele kolom aan wijdde, en ze als „hoogstverdienstelijk" prees.

Hierop wijzen we, niet alsof we aan lofspraak van die zijde zoo buitengewone waarde hechten, maar omdat tegen de vele onderschatting waaraan de Vrije Universiteit van zekere zijde nog altoos blootstaat, het feit dient gereleveerd te worden, dat er bijna nog nimmer een promotie aan de Vrije Universiteit plaats had, of hetzij in ons eigen land, hetzij in het buitenland, werd op haar dissertaties de aandacht gevestigd, als wezenlijke bijdrage tot de wetenschap.

Gaat nu ook hier de regel door, dat aan zulke vruchten de boom gekend wordt, dan blijkt toch, hoe in dezen boom levenskracht zit, en hoe de Vrije Universiteit reeds na kort bestaan, er met zeer kleine kracht in slaagde, op het gebied der wetenschap tot zekere beteekenis te geraken.

Van wat de hoogleeraren uitgaven, kon men nog altoos zeggen, dat deze hun op-

Maar dit heerlijke moment was er dan toch geweest.

Uw Jezus zelfs in zulk een oogenblik zichzelf en eigen smart vergetend, om met heel zijn ziel, en met al de menschelijke deernis, die het leven zijner ziel spande, in de vreeselijke straf, die Jeruzalem wachtte, in te leven.

Maar niemand begreep hem.

, Dat Jeruzalem nog eenmaal zou worden uitgemoord, wel mogelijk. Maar wat had die toekomstige uitmoording met dien veroordeelde, die ter strafplaats werd uitgeleid, te doen?

Jeruzalem, ja, zelfs de altoos teederder gevoelende vrouw van Jeruzalem verstond, begreep het niet, dat Jeruzalem er om Gods wil was, en dat het door zijn afgoderij vóór de ballingschap in Gods tempel in te dragen, den Almachtige zoo schrikkelijk vertoornd had, en daarom toen zoo doodelijk was geslagen.

En nog minder verstond Jeruzalem wat nu, op Golgotha, stond te gebeuren, als de stad die God verkoren had, het vermetele bestaan zou, om Gods eigen lieven Zoon, om den Be- j

de prediking-,

studie gemaakt zijn, en dat niet in alle kerken kan wat in Voorburg ternauwer¬

nood kon, er gaat van deze studie dan toch een protest uit tegen het niets doen aan de wetenschap, en tegen een stellen van de wetenschap op non-activiteit.

We hebben daarom goeden moed.

Zoo we maar volharden, zullen we wel verder komen.

Reeds nu leefde de Gereformeerde Theologie, die zoo lang haar winterslaap sliep, zoo schoon en zoo helder wakker op.

Daardoor zal ze in toenemende mate invloed oefenen.

En die invloed zal niet alleen onze kerken, maar ook ons volk en vaderland ten goede komen.

Daartoe te hebben bijgedragen is Dr. Wijminga's eere !

het diaconale ambt saam. Beide worden er op nagehouden, niet om winst te bejagen, maar om de armen te beter te helpen. Maar niettegenstaande er alzoo hier metterdaad zekere samenhang bestaat tusschen het ^ diaconale ambt en die apotheek of bakkerij, staat de kerk, die ze er op nahoudt, ten aanzien van die apotheek en van die bakkerij, nochtans geheel op één' lijn en op één voet met ieder particulier apotheker of privaat bakker. Recepten klaarmaken en brood bakken toch komt in geen enkel moment oorzakelijk uit het ambt op.

Evenzoo is het, als een kerk een kerkgebouw laat zetten. Dan neemt ze een architect, een aannemer, opzichters enz. in dienst. Ze heeft het zeggenschap over plan en bestek. Zij, de kerk, besteedt uit, en schrijft tot op zekere hoogte aan den architect voor wat hij te doen heeft. Doch

ook dat kan een particulier doen. Meer dan

een particulier heeft dan ook op eigen kosten een kerkgebouw gezet. En al bestaat ook hier tot op zekere hoogte zeker verwilderd

verband tusschen het ambt van den liturg en den bouw, toch ziet ieder terstond, dat niet het ambt bouwt, maar dat de geïnstitueerde kerk, evenals elke andere vereeniging, van de voorhanden bouwkunde en bouwmiddelen gebruik maakt.

Nu nog bezitten onze geïnstitueerde kerken een gymnasium, maar het onderwijs in de wiskunde, in het Fransch enz. dat daar gegeven wordt, vloeit in niets oorzakelijk voort uit het ambt van predikant, ouderling of diaken. De geïnstitueerde kerk benoemt voor dit onderwijs docenten, evenals iedere andere particuliere vereeniging. De regels voor het onderwijs vloeien niet uit het ambt, maar uit de paedagogie. Al bestaat dan ook hier zekere verwijderde samenhang met het ambt, b.v. dat men ook Flebreeuwsch doceert, en door Grieksch en Latijn, de patristische taal tot haar recht laat komen, toch doet dit niets af of toe aan het feit, dat de geïnstitueerde kerk, die een gymnasium sticht, dit doet met gelijk recht als ieder ander, maar dan ook staat op het particulier initiatief.

Al kan een geïnstitueerde kerk ook al deze «z.?/'-ambtelijke dingen doen, ze behoejt ze daarom niet te doen. De Hernhutters houden er in Duitschland zelfs bierbrouwerijen en bierhuizen en „Weinstübchen" op na om geld te maken, maar niemand zou dit aan onze kerken willen aanbevelen. In den re«-el zelfs zal een geïnstitueerde kerk veiligst gaan, als ze niets doet wat ze niet behoeft te doen, en wat anderen even goed doen kunnen als zij. Haar kracht ligt in concentratie. Assurantie, coöperatie, verhuren van hutzen enz. drei-

Ineengroeiïng.

IV.

Onze geïnstitueerde kerken hebben niet gekozen voor „ambtelijke Theologie." Ze hebben er tegen gekozen. Zoowel de erkenning van de „vrije studie," als de regeling van sommige verhoudingen ten opzichte der Vrije Universiteit, bewijzen dit.

Wie zegt: „ambtelijke Theologie", sluit daarmee alle ;«>/-ambtelijke Theologie kortweg uit. Wat uit het ambt vloeit, kan nooit anders dan door het „ambt" tot stand komen.

De zaak ligt dus zoo, dat, genomen de tegenstelling: ambtelijk of particulier initiatief? beide, zoowel de Vrije Universiteit als de School te Kampen, onder het particulier initiatief vallen.

Wel toch gaat het particulier initiatief wat de School te Kampen betreft van de institutaire kerken uit, maar al wat de institutaire kerken niet door het ambt doen, doen ze op geheel gelijken voet met wat vereenigingen of enkele personen doen. Altoos behoudens één onderscheid, waarover nader.

Een geïnstitueerde kerk kan een gymnasium oprichten en onderhouden. Niet amb-

gen haar altoos te materialiseeren. Maar het feit valt niet te betwisten, dat niemand aan een kerk beletten kan te doen datgene wat elke vereeniging mag er. kan doen, mits maar wel verstaan zij, dat ze het dan niet qua kerk doet, maar altoos naaiden regel van het particulier initiatief.

Dit moest eenigszins nader toegelicht, omdat juist op dit punt nog zooveel misverstand heerscht.

Een geïnstitueerde kerk kan drieërlei dingen doen: i°. Dingen die door het ambt, en door het ambt alleen kunnen geschieden, d. w. z. de dienst des Woords en deiSacramenten, de dienst der Tucht, en de dienst cler Diaconale Barmhartigheid. 2o. Dingen die niet door het ambt gedaan worden, maar die toch met het ambt in zeker verband staan, b.v. een kerkgebouw zetten, een weeshuis bouwen, een apotheek oprichten enz. En 30. Dingen die niets met het ambt uitstaande hebben, zoo b.v. een bierbrouwerij, een fabriek, een assurantie, een coöperatie enz. in het leven roepen.

De eerste dezer drie categorieën nu omvat datgene wat alleen de geïnstitueerde kerk mag doen, en waar ieder particulier van af heeft te blijven. De tweede categorie omvat wat ieder particulier, en zoo ook zij mag doen, maar waarbij met de nooden en behoeften van de geïnstitueerde kerk ook door elk particulier rekening is