fcanöc
ttfêtM
A /A /X
V V -V V V V - -
ftaniie
llfftffwiffift Utrltx !• Httoliii.
^ Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig dewet van28 Jnrü iS8i(.Sfem/^
^ ■ — — i TT. . pa - r!VI#» maanHpn
P?t blad wordt geregeld des VrildaP ^u^keri enaïe^wat'verder den inhoud van
Bijdragen van raedewerfcers ingeiond T;g- Abonnementen en Advertentiën
ait blad betreft, te adresseeren aan ae tUMiaviin. Areotprdaffl
^In S namfddags'te i^en worden ontvangen,
. Inzendingen, die later dan^ Donaerag ^ ^ aanmerking komea.
**unen vnor h«t nummer vau
Zondag 10 November 1901. N°. 1245.
AbDnnamentSDrils: franco aan huis, per drie maanden/ ï.20, voor het Buitenland
ner iaar f 6 biï vooruitbetaling. AizonderlijKe nummers aan nei du.cc. >v v-«.. Abonn4enten worden aangenomen door alle Boekhandelaren, Postdirecteuren
Cn* Hrart«ntiërT"1 ^ ö ^regels ƒ1.20, voor eiken regel meer 20 Cent.
Aanvragen en vermelding van liefdegaven en Verslagen van Vereen. 12 Ct.p. regel.
Ban tmn ^rtunantiim.
IX.
Ziet, dezen zijn goddeloos, nochtans hebben zij rust m de wereld, zij vermenigvuldigen het
Veimmers heb ik te vergeefs miin hart gezuiverd, en mijne
handen in onschuld gewasschen!
Dewijl ik den ganschen dag geplaagd ben en mijne straiüng is er alle morgens.
Psalm 73 : I2~~ï^
h
De vastheid der zedelijke wereldorde o Üever van 's Heeren ordinantiën voor £ijn zedelijke schepselen bleek ons in drieeriet
°pzicht. . „ ,„.f t -i i_ tan aanzien van wat
in ae eersie piaai.=> tv." ,
die schepselen, engelen en menschen ond-
scheidt van de natuurwezens, hun geest-zj ,
hun geestelijk leven, dat zich openbaart in die werkingen van het hoogere zie - e Welke wij denken en willen noemen.
daarin heerscht, als gevolg van Gods es en inwerking, vastheid. Later, als >e a thetische behandeling van ons onderwerp zat
honen wii door
WJU teil C1I1UC gtuiaw, — -r- . - . de vermelding van de wetten die ee
zieleleven beheerschen, dus ou*
ten voor ons denken en voor ons wi
tevens van die voor ons schoonh.eld^zen' a:^ Kj^nnHpr aan te wijzen.
uit no£ meer m uct — ,•
Het is het geheel van deze ord'nanü.n des Heeren, dat men de zede ij ,jjk_
orde in ruimer zin, of ook wel de geestelij
1 «AAmt
zedelijke wereiaoruc
v-oi?«„s M-k«j-
zeer te bestaan uij "... ----- b;-
. \A„rAe. m enper zin, en waarDij
;.ÏÏTe l„ aan 's Heeren ordinantiën
voor de hoedanigheid van het willen en 00r , „..^i;;w. wP/ens. Korter gezegd,
7 n Cl t'I — .
de zedewet. De tien geboden, maar deze
dan verstaan als een organiscn geneei
van de liefde de ziel is.
ivt j TxrpreMorde nu bleek ons
IJ 11 UCZC ZCUCIXJIVV* f p-
die vastheid, aanvankelijk reeds, p
"SSerst, dat die geboden maar niet ÏSK. S»ï»"de„ meSnSch welke,
A1V- UUtU XJ.JL j r/ïin
-i tt:: ;c met anders zijn
Wijl nil UC 11U111£^ "I „„arh
■\ a~ :a~*> «mn rif*n heiliven mensen
Kcin Ud.11 UC lutt ^ „ „oef
a: ut:: ^v,«*oi~» «aar Ziiii beeld. Een vast
UlCli XXlJ ov^xia^m — -j .
1-1 _i;» •~u a^„ nrih- hierin openbaart.
neia, uie z,icn ua« * , .
dat de gevallen mensch, de zondaar,
i j •• . ' rli-o nrrt" flrit Xlll 3.<^n
Dewustzijn in üi^u . -«.„.u
die geboden, ook al wil hij het met, tocl
gehoorzamen moei; dat hij het ese v
...i. J,..i :OOM yprlr.wet. 3.1s
i/euonueimciu aan /. . •
ö /C77 zriLt in
hi r rrpnnt r-r:ii w n
UI1VUUI VV adl v_iV-Xij rv ^
zijn binnenste viiiui.
Heeft dus een nog maar aanvankelj bezien van de zedewet, — dat later, naar w hopen, in onze artikelenreeks door een me breedvoerige uiteenzetting zal worden ö volgd, - waartoe wij geleid werden door _i. jr 4.:x^ n«spfpn ook in betrek
ae oruiiicuiucii 1 1
king tot Zijn zedelijke deugden te + 1. Hn^n kennen,
schouwen, ons naar vosiuwu
in de tweede plaats bleek ons de vastheid
dier zedewet, toen wij bij het hch -
^ 1 u in Znneoed-
deugden uoas zagen
heid, en deze dan bepaaldelijk als he g
en gerechtigheid gedaent, n<tdi j
TT1 31—A- vïit-» tr^rcfldende c^crecntiw"
nailUildcUL m — - - U^^«rrf
* - < 1» • ef«-af nvp.r u brengt
neia, aie in ïuuu v v:
i tjaf rrr^^Af* nf het kwade
wat u toeKonu. —
al naar dat uw zijn en wiUen goed is o
slecht. Een vergeldende gerecnugn^
1 «rïnrlt" in het woord uit
s:r;i & ««««*■^
zal hij ook maaien.
gerechtigheid, welke niet slechts bij ei nstige kinderen der wereld, maar ook bij menig kind des Heeren, al of niet uitgesproken, in het harte leven, zijn terug te brengen tot een tweetal, die in den meest algemeenen
vorm aldus zijn te omsennjveu. 1 . ^ geluk der slechten en het ongeluk der goeden en 20. het ongeluk der kinderen om de
slechtheid der vaderen.
Het is toch niet te sterk gesproken, dat feiten ziet. die ieder in zijn
dia 1,1 1 ••
omgeving kan waarnemen, het den schijn
- /- 1 . i_ J , Air%re r» ïr«f ciltiin
heett, alsoi ae wet uci vw^uu
doorgaat. , ^
Vooral wat we in de tweede plaats noemden: het ongeluk der kinderen om de slechtheid der vaderen, is een feit waar thans in onze dagen zeer sterk op gezien 34- ^r\ rr^vipri " nok- door menschen die
WoruL. wjj —> ~~-- - ,
met het Schriftgeloof hebben gebroken en van ons dogma der erfschuld en erfzonde niet weten willen. Toch spreken zij van
erfelijke belasting en van „atavisme , naar het Latijnsche woord atavus of voorvader, en denken daarbij aan de wet der erfelijkr • ? i:^v»om^liike vormine" en geestelijke
neia van -- o « -.
eigenschappen. Zonder de waarheid die in deze wet der erfelijkheid ligt, ook maar • f» miskennen, moeten wil Gere¬
formeerden toch met alle beslistheid ingaan
rrphnnk. üat men van ukc wdiu-
heid heeft gemaakt, om er zekere theoriëen,
voor het onbekeerde nart. van ui^uugv.
mrr nn te bouwen over : verant-
i - _ 1. li'
.„„„„JeU-bhA,]. schuld en straf, die vlak in-
VUUvr wc*'«y'", - •
*' /-< 1 \ir . .. J ^nn«.nrvi
f^rr^n wat ItOHS VV OOru Ultó Uddiuur
trent leert. Theoriëen, die niet slechts door
een wetenschap welke met dat v\ oora ji.et
maai- ook door gevierae looueci-
speldichters en romanschrijvers in onze dagen telkens worden verkondigd. Verderfelijke theoriëen, omdat zij het rechtsbesef vergif-
„r. w 7Pdp uk bewustznn loswringen.
LH-V.U J" ~ ^ -
ki; anti-thetische behandeling
OllcirLa t-tij -- .. 11
van ons onderwerp hopen wij ook cieze
theoriën, tegelijk met blatius uepraeae-
stineerden dief, te bespreken en te De-
strijden.
J 1 •, 1 1 1 _ 4. rxcx\rr\! rr rp
Dan, om ciit laatste mei gucci ^vyxg ^
kunnen doen, moet eerst bij het rijke nent, dat de Schrift, voor wie maar zien wil, over de erfelijkheid" werpt, het probleem van:
y> - . - 1 • 1 .J r>1 4-V. CM
het ongeluk der kinaeren om uc 3kuuhuU der vaderen in verband met de vergeldende
gerechtigheid, voor uw denken tot een De° n\ 1'n crphrar.ht.
vreciigenuc upwwui&
Daarover een voigcuu uimi.
Vtf^r\alpn wii ons alleen tot het
llldii3 J
eerste der twee genoemde problemen: Het
geluk der slechten en net ongeiuK uer ëucden in verband met de vergeldende gerechtigheid.
Alvorens nu verder te gaan staan wij hier ^oi-ci- nnner de oogen
voor Dezwaren, uic . nri^]
dienen gezien, en waarop in ons, vorig artikel b . • wii Qnraken
reeds werd gezinspccm,
4i-aarlseien.
van verDijsLcxtxi^v,
Dat toch de Heere het slechte met het , t 1 <■ met het ?oed vergeldt,
Kwaaa en 11c l - o -
gelooft een kind des Heeren. Maar toch, als
o . . 1 „" 4- Ho mpnerhPtlWfPrP (1
hij om zich neen zie. ^ . .r; , . TT is er zoo veel, dat hem doet twijfelen 111 dit zijn geloof en de bange Azaf-stemming van
*> . ö . -7nn 71PI hrpnfrr.
psalm drie-en-zevcnug -j- T, 'ö
Zulk een stemming nu, hoe verklaarbaar ook mag nooit een blijvend karakter dragen,' want zij is verderfelijk voor het rechts-
Het is daarom dan ook, dat wij, zonder op de vergelding of wat wij kunnen noemen: de wet van het zedelijk leven, reeds nu d:ep in te gaan, zonder m. a. w. reeds nu in alle bijzondei heden aan te wijzen, hoe de Heere een waarmaker is van dit Zijn woord: Zoo wat de mensch zaait, zal hij ook maaien —• de beor ^irVi tieren nndoen dü,t~deze
zwareu ui>- —1>— r ~, .„
wet in de zedelijke wereld geldt, willen ondervangen.
En die bezwaren tegen de vergeldende
\r„of ctaat dan aan de eene zijde de ver
V aov- — —
1A A ^ erf* rprhtifheid.
r:: v,,>t dnen Gods waarin Hij hand¬
haaft Zijn heilig Recht. Waardoor Hij den
-v, rtnpf tiem eeeu wat ucm
meiis>-" ,.
toekomt, wat hij geldt, wat hij waardig is.
Waardig naar den maatstat van uc
'o Hnffrpn ordinantiën voor de
, j.«:^v.piV1 van ziin willen en handelen.
j .. ..
/..1 n\ 4-too^ 71111 1X71 I —
Hem creett loon 01 sudi ai naai
Uonrl^lpn croed of slecht zijn
IUI1 cil 11»"'-^^" t> ' . ,
En deze gedachte der vergeiaing vmucu !! l-rtllronc tpn.cr in de Schrift: denk slechts
Wij _ ö < .
i,«4- van 7.epen en viucjv. j.
aan nti v~ 70 , ,
nfi-f- 7.ii. die de woorden dezer
I1CL . —tt 1111
wet niet zal bevestigen, doende dezelve'.
van Deuteronomium 27 : 26, maar ook aan het: al deze zegeningen zullen over u komen
en u aantreffen, wanneer gij de siem des
Heeren uws Gods zult gehoorzamen, van
hoofdstuk 28:2. Aan het slot van psalm
c~\o ■ "F.n de goedertierenheid, o Heere ! is
Uwe; want Gij zult een iegelijk vergelden
naar zijn werk. Maar ook aan Komemen 2 . o,
te geven naar zijne wegen, en naar de vrucht zijner handelingen, 31 : 19. Ook
het bekende spreekwoord van: wina zaaien en storm oogsten, vindt gij reeds terug
111 Hosea s woord: want 7\ 1 hebben winu
gezaaid en zullen een wervelwind maaien
(8 : 7). En dezelfde gedachte ontmoet gij
in het: die ondeugd ploegen en moeite yaaipn. nullen 7.e. nok maaien, uit lob. A : 8:
in het: die onrecht zaait zal moeite maaien,
uit apreuicen 22 : 0.
Deze gedachte der vergeldende gerech-
• • t '1 . _ _ x. 1_ _ _ i. ..t 1 4. 1- _ .1 3
tigneia met naar vast vcrDanu tusscnen aaau vmrlif- nipf- iiit«;liiitenH crpvnlcr van
Gods bijzondere openbaring ons geschonken
1x1 Li c ov^iixiit, iiiadx z-ij xo v-v-n ai^^ixxttxx
menschelijke. Op datzelfde verband tus-
schen zaaien en oogsten doelt een Grieksch wijsgeer wanneer hij, handelend over de kunst van den redenaar, vraagt: welke vrucht
zij zal oogsten wanneer zij de menigte overreedt om het slechte te doen inplaats van hét goede. Doelt in de latere Joodsche literatuur een Jezus Sirach wanneer hij zegt: Mijn zoon ! zaai niet in de voren der ongerech-
tiVheid. en pii zult niet zevenvoudicr haar
Ö > O J Ö —
oogsten (7 : 3). Ook in het Indische denken
met name in het i^uddhisme, vindt gij haar
tpfiirr in rif» 1 ppr van TfnYMn r\f Ar\&r\''
l\-l »v»ll 11VV "fkV >_»J. J J V. i 1 ,
Een uitdrukking- die vandaar is overgegaan
in de 1 heosophische kringen van onzen
tiirl TVTpn vpr«faat onrlpr Hit- Jfnvwi/y
dat als een mensch kommer, teleurstelling nf niin oofr.qf. liïi zelf. en c^een anHpr
Sr J ö ? J 7 o — , w-v,
eeniger tijd dwaasheid, dwaling of zonde
.. _ _ x. • 1 i_ _ i_ t_ _ _ i. • i •. i
moet gezaaiu neuoen, zoo niet in ait aan '7r»r»a1c men mppnt in ppn vrr\Acr#*r Kpc^om
1HV.WV, o uwowiau.
Met de bovengenoemde Schriftuurplaatsen en de algemeen menschelijke gedachte aan
vergeldende gerechtigheid voor ons, gaat het niet aan, de vergelding te beperken tot
Vief- hiernamaals
OnP"etwiifeld is er ook een vercrelHincr na
o J * —ö— fc>
het sterven. Ook hierop wijst ons de Schrift.
7\\ cnreekt nn« van een rerhfpi-Qt-npl \ro n
r"l-iricfnc waonmnr \xrii a11#>n mr»P*f#ar» rronnon
VUI 1JI.UJ, " » wvx * • -»J ««VU
baard worden (2 Cor. 5 : 10); van een komst
1 rr 1 1 • 1 4 1...
van aen z^oon aes menscnen in aeheerhjk-
Uoirl 7iir»C A/orlpfO mpf V l' 1" m ...n „
o, m\.i, Cll^ClCll, Wd.11-
neer Hij een iegelijk vergelden zal naar ziin
doen (Matth. 16:27); en op haar laatste
bladzijde bericht zij ons het woord van den
verheerlijkten Heiland: En zie. Ik kom
haastiglijk; en Mijn loon is met Mij, om
een iegelijk te vergelden, gelijk zijn wer
•7rx\ vur\ /Onenharincr o-> •
t fc> ^ ^ .
r\ - 1 1. .1 * . r. t •
wp grunu van wat ae ^enrnt nier leert belijdt de Kerk van Christus dan ook in hare Katholiek-Christelijke belijdenis: Van
t_T:: „„1 , 11 1
wddi Hij xs-uiixcxi z.ai uin te ooraeeien ae
levenHen en de dooden
En niet alleen weer de Schrift, maar ook
1 J 1 i-. 1 • *i 1 ...
net algemeen iiienscneiijK bewustzijn spreekt
in rif cre1nnf«;vnnrc;te11ino-^« wm
111 i-, —""b"-11 VCVIX UUlUtCi.
1 1 i_ „ 1 . ,,.
een nemei en nei, voorstellingen, die men ook buiten het Christendom vindt, — de gedachte aan een vergelding in het hierna-
1 . 'i.
maais uit.
TnrVi wii herhalen Vipf rroif lipf niöf oo«-*
w», ■■ -j —- *»»-*•) iivc iiiv-i, aan
haar alleen daartoe te beperken. De Schrift
rlnpf- dat niet en nok hf>t- alfrptnppn mpnc</»V«£»
«vvw
lijk besef van een zedelijke wereldorde, die
_! -L l C _ .. . 1
vitil im ui iririu. mi 11 li iii rn ïtrai nnpnnnofr
uivsli. — ou m, v^uiiuaai i
zich niet slechts in den eisch van straf voor den schuldige in het hiernamaals, maar wel degelijk ook in dit aardsche leven.
ons probleem hebben bezig gehouden, heeft men nooit aan het absolute of volstrekte,
. . . i . _ i _ 4.;
™oo«- o fnH aan net reiaucvc ui
ixxcvai «"«*
trekkelijke goed- en slecht-zijn gedacht, tn dat laatste is ook een zuiver schriftuurlijke gedachte. Want wel spreekt de Schrift duidelijk uit, dat niemand in volstrekten zin, sedert Adams val, voor
God goed is; denk slechts aan net. cr niemand rechtvaardig, ook niet één (Rom. i • mV maar evenzeer leert zij ons dat er
gradatie in de zonde is. Die Mij aan u
Wft nvero-e everd. heett «rooier zonuc, «gi
Jezus tot Pilatus (Joh. 19 : 11). En gelijk ppn7plfd(» mpnsrh klein is in betrekking tot
p<»n rpns maar croot in betrekKing LOL een
dwerg, zoo ook kan er wel degelijk sprake
. . . /• 1 •• TTTV 1. .LI -
wezen van een relatiet goea-zijn. wij neDocn
daarHii nno* ni^f* een<5 fe zien OD Wat de
bijzondere genade in Gods uitverkorenen
werkt, tegenover datgene wat zij vrij maentig aan de andere onthoudt. Reeds op het
cr^hipri ri^r (rpmppnp (-rratte hTOmt Ue Lcycn-
&v"ivv"v "
cf^llinrr nif olc rr^vnlcr van een meerdere
of miadere stuiting van de zonde. Zoo zal
mpn h \7 Hpn H.ncre «;r.heti wnsceer i/rancib
» • VAW1.J. ""Jj- J O m
Bacon, die zijn weldoener veraaadt, in
betrekking tot Keizer iNero goea, maar in betrekking tot een man als Plato slecht
noemen.
zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn. Maar de overtreders worden tezamen verdelgd; het einde
. . • . *1 , T~1 . _
der goddeloozen wordt uitgeroeid (rs. 3/ vs. 37 en 38).
Vooral met betrekking tot het lijden van den vrome wordt het doen Gods besproken in het boek Job. Dat alle lijden een straf is voor de zonde, wordt daar als onhoudbaar voorgesteld. Zeker, is er ook een lijden dat straf is voor de zonde en waarmee God de goddeloozen bezoekt. Het
zijn Elifaz, Bildad en Zofar die hierop wijzen
en waartegenover Job zijn zaaksgereciingneia verdedigt. Maar daarnaast spreekt Elifaz ook
van een lijden als tuchtiging Vjoas, aai auen
1 111 . a...-CL. — -:~4-
zoowel vromen ais goaaeioozen tren, cn met zoo zeer vergelding dan wel verbetering bedoelt. Dan komt Elihu en spreekt van een lijden ter beproeving en loutering van
*« « . 1 1 1 X 1- _
den vrome alleen, dat oeaoeiu nem van hoogmoed te reinigen. En ten slotte kent
het boek Job nog een lijden, aat aient om Hf» Tpcrpnmal van het peloof en de getrouw¬
heid van den rechtvaardige aan het licht
te brengen.
waar Jezus' heilige Apostel van God zegt:
Dan hier nu ligt het probleem.
ITit- het beprio der vergeldende o-ererViticr-
^ o x o e> 1>
heid volgt het ongeluk der slechten en het geluk der goeden, maar vlak hiermede in
ft-i-.'irl vindpn wii in de ervarincr Hat w<»1
— ..-j ö, ,,
met altijd, maar dan toch zeer dikwijls de slechten gelukkig en de goeden ongelukkig
zijn. .. .
Met opzet spreken wij hier van goeden en slechten, en niet van vromen en godde-
. r k^r.irfon pn /~\»-«^^.1
VY IA V-V» j o A . .
welke een iegelijk zal vergelden naar zijne
werken. Aan 1 L-orintne 3 : ö waar wei van een bijzonder geval sprake is, namelijk van
den arbeid in net evangelie, maar waar uc
gedachte: en die plant en die nat maaKi
C» . . , T*1 1 •* 1
zijn een, maar een legeiijK zaï zijn iuuu ^nHranp-en naar ziinen arbeid. — toch wortelt
* ^-"ö •> '
in de algemeene gedachte van vergelding.
i • J .. 4-
Ook het begrip van overeenstemming uau in h:t begrip der vergelding ligt opgesloten, wordt duidelijk in de Schrift geleerd. En
dat niet slechts in de plaats uit nalaten:
Zoo wat de mensch zaait dal zal hij ook
maaien (6: 7) maar wij vinden die over
eenstemming tusschen de daad en haar
vrucht ook op andere plaatsen der bchriitmir. Zon bii Teremia waar God zesrt:
Ik, de Heere, doorgrond het hart, en proef
de nieren; en dat, om een ïegenjK ie geven
naar zijne wegen, naar de vrucht zijner handelingen (17 :io), terwijl ook de profeet
7f> in 7iin cersed tot aen rieere zem.
Groot van raad en machtig van daad; want Uwe oogen zijn open over alle wegen der menschenkinderen, om een iegelijk
loozen of van geloovigen en ongeloovigen, en wel, omdat het vraagstuk voor alles een
zedelijk karakter draagt en ue twee laatste tegenstellingen daarbij onder de eerste vervat
1 . 1 _>.« tYlPtl A /~x fiTTCrt nvt/4a«-a
Zijn. tJOk toen wadi ^ twee ciiiu^i^ tegenstellingen neemt, wordt daarbij aan het . .i_i::i_ a^ r1r»n vrome en liet zedeliik-
zeaenj k-^ucuc m — j ~
ri^n rrodrie oozc ^cuduii. ïNatuuru k.
JjlC^XXCO XU uvil ^ -
dient hierbij wel in het oog gehouden, dat niet
ofi-pH maar siecnts van een dc-
vail ecu vuxouvi", _ .
trekkelijk goed-zijn sprake kan zijn. Onder zondige menschen toch is in absoluten of
". . • A rtAP/i I FIQ»- nrvrf
volstrekten zin niemanu
altijd het woord van Job : Wie zal een reine
J * i> Nipf oor» / r A • A\
geven uit den onrcim.. — - • *t/•
En alleen Jezus kon vragen: Wie van u
overtuigt mij van zonde? (Joh. 8 : 46) Denkt
men daarentegen alleen aan de volstrekte verdorvenheid der menschelijke natuur, dan zou het probleem althans voor de eene n want dan znn er geen
nem uuolu^., - -
goeden. Toch blijft dan nog altijd de andere helft: waarom, als aUen slecht zijn, zij
ook niet allen ongelukkig, maar sommige slechten zoo bijzonder voorspoedig zijn ? Dan waar de denkende geesten zich met
Tn K^f-r^kkfliiken zin moet dan ook
de tegenstelling tusschen goeden en slechten worden verstaan, waar wij haar terugvinden in sommige Psalmen, zooals de 73ste, de
37ste, de 49ste en de 92ste, en vooral in
ïnh Tle wiizen in Israël, die
iiui. k/wix j J
zir.h daar bezis" houden met ons probleem,
cfAt*fpn m hun zaneren uit wat er uniyiiiL
in hun ziel bij *de bange worsteling tusschen
hun cr^lnof aan de vergeldende gerechtigheid,
en hun ervaring van het lijden der vromen
en den voorspoed der godueioozen.
Met name in Psalm 73 : 12—wordt die tegenstelling uitgesproken. Eerst teekent
i\ r J ~ xnl-onf in iro A — - . T T
ZA eot trniiur na^r (it^ 1 idLUUi . 111 vo. ^ ^
het beeld van den slechten maar voorspoe
/Urrort mpnern
P. - 1 1 . _ 1__ 4..„ .
Hij doet het met die KiassieKe uck&cu,
welke gij altijd en overal terug vindt
v<o Hon mpncrh
/jIK* uv.11 IIIVIIJV».
"n^n rr^lnkkicre met ziin bloeiende ge-
fc."" ö ^ ..
•7r»ndV»oid en welgedaan lichaam, vrij van
O
's levens moeiten en zorgen, aie nei. mecxendeel der stervelingen zoo zwaar drukken.
mpf- dpn kon in den nek. niets
V/JJUV^UV/uwj 1. .. .
01-» nipmonrl nn tziend en daarom znn hoog-
Cll UIV/UlUliv» vA.» - —
- « •• 1 . _ 1ti.„!4.
moed als een halsketen en zijn Drutantcit
oio vi^d mef welgevallen ten toon
aio v^^xi — ■■ --o
spreidend. Uit het brute, vette gezicnt Ac* nnrfpn en ui t den mond stroomend
j-mxxtxxva VAV, 11
de woorden, waarin het hoogvoelend hart
- -1 11- 1..-1,4. «naff
zijn overvloed van ïnDeeiaing iuuu gccit. Woorden, hoonend voor den naaste en van een onverholen heerschzucht getuigend, die in het besef van machtig kunnen, neerdrukt met ijzeren vuist. Sprekend uit rlo Vi/~vrvrrfo van een zich ver boven ande-
VAV* XI <t IJ
1-011 \rr\p1pn Tartend met ziin mond den
A Uil * WVIVi». — * .
Kompi ioct<=»rpnd nnk het hoogste en nei-
UUUl^ly W"»- — - *-» ....
ligste: op aarde met de tong bedrijvig
rroKïorlonrl Overweldigend een troep zwak
^V,L/iVUVHW. — * O ..
rliV in stomme bewondering zijn
wiisheid indrinken als water. En het zijn
deze misleiden, die onder de bekoring van het succes van den goddelooze, hun twijfel het bestaan van een al-
UlLDjJi t-rvv-iJ-
^ t n ^A
wetenu \jruu. ,
En dat zien van den voorspoedigen goda*hr^ft Asaf zelf doen wankelen in
rif Goddeliike vergelding
Want niet alleen, dat het den slechten wel
4. —A*n vmrne treit net 11 uen.
gdiu, ii.acv. --
Ziet, zoo roept nij uu, ^ ^ en toch altijti zonder zorg en steeds wel-
-rx _ V* 11 vnn de
varenuer. ±jaai\.n^B^~, — --j * vromen, als hij ziet op zichzelf, strevend rlfc harten, zich onthoudend
naai ïcmuwu ' , , ..
van al wat zedelijk bevlekt, dan schijnt
dat alles vergeefsch. immers voor neui «cu een dag van plagen en iederen morgen nieuwe
tuchtiging (12—14;.
t-^^4- ^0 Acaf-cf-emminP'.
U<% L 13 J. A-vjv** o
Twijfel aan de zedelijke wereldorde, aan het: zoo wat de mensch zaait, dat zal hij ook maaien; twijfel aan de rechtvaardige
«rrtf.-rol rlï n rr
Vtlgwuiu&. # . .
Maar die stemming wordt hier in den
7 —'
*-.r>o 1 m r»nd^rdrnkl"
a oaf TOorrli- niet trouweloos aan het ge-
oio^v.1- van Gnds kinderen. Hii is ingegaan
aiav"v * " ... ...
in Gods heiligdommen. Hebben wij daarbij
<-« rionkf>n aan den temoel? Het is niet
zeker. Doch zooveel is wel duidelijk, dat hij spreekt van een gemeenschap zoeken met God. En toen is, door het zien op het einde der goddeloozen, op het ongeluk dat in dit leven hen ten slotte treft, zijn twijfel overwonnen.
7.nn valt dan reeds uit wat wii in het
hnpk Tnh vinden, een troostrijk licht op
het lijden der goeden. Niet alle lijden is
straf. Zeker is er een njaen aai gevuig is van Gods vergeldende gerechtigheid, een lijden der straf. Wij zullen straks zien hoe Gods kind daarvan echter voor eeuwig is ontheven en toch aan die gerechtigheid is
« /-« . J L„t III J
voldaan. Doch ook waar vjoq nei njucu over den goede brengt in het ontnemen
van wat voor hem een goea 01 een _u
.... . 1 1 1 i. ir! J
zijn zinnelijk levensgeluk was, net njaen uci tuchtiging, der beproeving en loutering, leert reeds het boek Job dat dit lijden tot het genieten van geestelijk en daarom hooger
levensgeluk strekt, ün ook reeas ue opicu*.dichter zag, wat de schrijver van den Hebreën-brief in hoofdstuk 12 : vs. 5—11, bij het licht van de nieuwe bedeeling, voor ons zooveel heerlijker ontwikkelt, in zulk
lijden de liefde van een vaaer voor zijn kind. Immers in Spreuken 3: n en 12 leest gij: Mijn zoon! verwerp de tucht
des Heeren niet en wees niet veruncug over Zijne kastijding; want de Heere kas¬
tijdt dengene dien liij het neeit, ja gelijk een vader den zoon in welken hij een welbehagên heeft.
En zoo blijkt dan, dat reeds voor den zedelijken mensch het lijden geen kwaad
maar een goed kan zijn. iets wat in nog dieper en hooger zin geldt van Gods
toegebrachte uitverkorenen, aie in nuu ue^ic nncren hlikken. van zulk lijden, met Paulus
zullen getuigen: Wij .weten, dat dengenen,
die God liefhebben, alle dingen medewerken . ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn
ö /T» . O . «Q\
voornemen geroepen zijn ^om. o . zo,. F.n eindeliik. zoo leert reeds het boek
Job, is er een lijden waarin de mensch zijn
geloof door trouw en standvastigneia tegenover de wereld kan verheerlijken. En het is dat lijden waarover een kind des Heeren, met Christus Apostelen, zich zelfs verblijdt waardig geacht te worden om Zijns naams
wil smaadheid te lijden. <nana. 5 . 41;.
« .1
De vreugde van den martelaar.
Op eenzelfde wijze wordt Gods doen ook
elders in de Schriit gerechtvaardigd, z.00 b.v, waar het heet: Let op den vrome, en
Dan wii hebben ook de andere helft van
het probleem te bezien.
1 1 1 !L ,1 „ 4- ,.n1
Zoo wat de mensen zaau, uai £«u mj
maaien.
Het slechte vindt zijn vrucht in het kwaad,
en het goede in het goed.
0 . 1 11 1 1* .
Daar is een zedelijke wereldorde, cue God handhaaft omdat Hij Rechter is.
Omdat Hij niet slechts als wetgever Zijn ordinantiën geeft, maar ze ook als Rechter
handhaaft.
En daarom moet thans ook het • oog worden gevestigd op het geluk van de
slechten.
Tc ernpd in tep-enstellinor met kwaad, het-
fc> f o '
zelfde wat wij geluk noemen, en geluk de harmonie tusschen toestand en behoefte,
». *. 11 . .1 . A* -f
daaruit volgt, dat geiuK een zeer reiatiei, een zeer betrekkelijk begrip schijnt. Het hangt
1 j 1 •
zoo at van wat een mensen meent nooaig te hebben. De zinnelijke mensch zal zich gelukkig voelen, als zijn dierlijke behoeften
volkomen bevrediging vinaen, en een maatschappij waarin dat alleen aan allen gegund
« « tm . 1 • 1 _ _i_ _ _
is, noemde reeds riato, de ^neKscne wijscrppr niet onaardip1: een zwntiensiaat. De
eerzuchtige stelt reeds hoogere eischen en
de man van edeler zin zoekt zijn gexuic in de bevrediging van zijn schoonheidsbesef en
zijn dorst naar kennis, in Kunst en weienschap. Dit alles nu is te bereiken ook door den on-zedelijken mensch.
De oppervlakkige noemt, waar dit bereikt
is, den slechte gelukkig.
ViPf rr verre van daan, dat de
J. UVsXJL *«J ***"•
zedelijke wereldorde hierdoor zou verbro-
kCn ZiJn- • • 111- T. JJ
De slechte is niet gelukkig. De godde-