tonde

Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de vet van 28 Juni 1881 (staatsblad No. 124.)

blad wordt geregeld des Vrijdags aan de geabonneerden verzonden, «ij iragen van medewerkers, ingezonden stukken en alles wat verder den inhoud van ' blad betreft, te adresseeren aan de REDACTIE. Abonnementen en Advertentiën

vie ADSINISTMTia; Bureau: Wanooessiraat 96, te Amsterdam, inzendingen, die later dan Donderdag 's namiddags te 12 uren worden ontvangen, aiinen voor het nummer van die week niet meer in aanmerking komen.

Zondag 3 Maart 1907. N°. 1522.

Abonnementsprijs: franco aan huls, per drie maanden f 1,20, voor België per jaar f 5.30 bij vooruitbetaling, voor het verdere Buitenland en Ned.-Indié per jaar f 6 bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers f —.10, Abonnementen worden aangenomen door het Bureel te Amsterdam, Boekhandelaren, Postdirecteuren enz,

Afl?erteBHëa: van 1 tot 6 regels f 1.20, voor eiken regel meer f —130, Aanvragen en vermelding van liefdegaven f —.12 per regel.

IX.

Zonder natuurlijke liefde 2 Tim. 3 : 3.

Opzettelijk trokken wij een scherpe onderScheidingslijn tusschen het „kleine kuddeke" de „breede schare" die nog altoos bij de ^rken te boek staat. Het feit ligt er nu ^nmaal toe, dat de kring der persoonlijk 'en leven verwekten altoos klein was, verbleken bij den breeden kring van hen die slechts nominaal meededen, zonder ewust meê ie leven. En daar er toch tusschen dien kleinen en dien grooten kring n°g altoos verband blijft bestaan, spraken van de kleinere groep in het Heilige, en van de breedere groep in den Voorhof. Qflder hen nu die in het Heilige verkeeren, bleef uiteraard de Religie in ongebroken

<racht voortleven, maar onder hen die in ^en Voorhof omdolen, daalde het peil der Religie, met elk nieuw tiental jaren, steeds *ger; en reeds voor velen is het oogeablik v®n den afval aangebroken. Zij ontwaren 2elve, dat het overgeleverd geloof geen v.at meer op hen heeft; dat ze dus welbeden zelfs in den Voorhof niet meer thuis ^ooren; en de één voor, de ander na, slui¬

pen ze den Voorhof uit. Enkelen om bij een kuddhistische kapel of op een spiritistische séance nieuwen prikkel voor hooger gevoelen *e zoeken, maar verreweg de meesten, om !fet voortaan, tot aan hun sterven toe, zonder Religie te doen. En op dat gestadig daien den stroom der Religie in de breede bedding van het leven werd gewezen, niet om ^eze afgedoolden hard te vallen, maar veelesr °Ql te doen uitkomen, hoe tijden en om handigheden bij de groote menigte de ééns 111 aal den prikkel van het religieus gevoel scherpen, en een ander maal datzelfde Religieus gevoel afstompen, zonder dat er 111 den toestand van het onwedergeboren **art in den loop der eeuwen een noemenswaard verschil valt op te merken. Het is en blijft onder alle natie en in 4lle eeuw dezelfde mensch met kostelijke kiemen voor hooger aanleg, maar ook met ^e krachtige kiemen voor de bangste zonde afdoling in het vergiftigd hart. Tijden omstandigheden nu waren vroeger voo? het instandhouden van zekere algemeene godsdienstigheid gunstig; maar diezelfde tijden en omstandigheden zijn thans voor bloei van die algemeene godsdienstigheid steeds ongunstiger geworden. Vandaar het 2'nken van de beteekenis der Religie in het Publieke leven, van daar de steeds veldwinnende twijfel en onverschilligheid; en van-

üaar ten slotte de toenemende afval, niet

°nder de geloovigen, maar onder hen die Meeliepen. Een inzinking die ge soms in een-

?elfde familie gedurig voor oogen ziet, als

*e de zeer ouden in de familiën nog kerkwaarts ziet gaan, het tweede geslacht nog bekeren eerbied voor de overgeleverde Reli-

§le ziet koesteren, maar de kleinkinderen

*iet opgroeien geheel buiten alle Religie om.

Toch belet de hoogere aanleg van den mensch. dat daarom alle hoogere aspiratie,

e*k zoeken naar een gemeenschappelijk ideaal

ieioor ga. Die hoogere aspiratie, dat gemeen

schappelijk ideaal vond de Christelijke maat-

chappii eertijds 111 den Christus, thans zoekt

en vindt men dit in een hooger gespannen wereldleven, dat men het moderne leven noemt. Q dat moderne leven woelt en heerscht een

gemeenschappelijke geest, die aan het leven Eenheid van toon en eenheid van bedoelen Seeft, en die gemeenschappelijke geest komt

°P in de groote wereldsteden, en trekt uit die Wereldsteden land en volk binnen, om allengs Seheeie natiën te veroveren. Aldus gaat er van

,e wereldsteden een mode voor het leven, een

ieVenstoon, een levensopvatting uit, die de

*erdoolde geesten toch weer in zekere een I e*d saambindt. In die wereldsteden her

wat de bchnlt met den naam van

oortrlnïrlf ?C Hit" mr>r1f»rnf*

> -«j» iuu natiuu>vti<) vu

bylon, dat thans als Koninginne onze moderne

'aatschappij steeds meer aan zich onder Werpt

en baheerscht in elke levensuiting

"p ze doet dit zoo tyranniek, dat niemand

4c od de hoofte van znn tnd wii znn. en

Wil meêtellen, het ook maar waagt zich tegen

/aar levensordinantiën te verzetten, blaafsch

, °'gt de man der wereld haar mode.

**aar leventoon, haar usantie en haar levens ,Pvatting na. Krachtig georganiseerd, ver

"ett Kaf •-*»*« »»Isril \r Aa,r

i MWU at/jUU UWb ivvuiuiwtija uv.» yïviviw

egenover het Koninkrijk van Christus. Men ; °s't, dat wat er nog van kerkelijken invloed

het leven over is, aan het streven

.n dat koninkriik der wereld in den

, eg staat. Dat alles zijn banden uit het ver

•sQen rfoiaof Ko!<afl-An

^ ) Uic UCU UlUU^lUbU

jlJ en blij zijn vleugelen uit te slaan. Van,aar het allengs opkomend anti cIericalisme, »tM Cr op bedacht is, om deze kerkelijke yloeden van alle terrein terug te dringen,

en niet kan rusten, zoolang niet elke invloed van het voormalige algemeen Christelijk leven gebroken en te niet is gedaan. Wetenschap, kunst, genotzucht, geldzucht, 't moet alles saamwerken, als instrument ten dienste van dien algemeenen wereldgeest, die steeds krachtiger heel het leven en heel de levens-existentie moderniseert, en van uit het moderne Babyion zijn door niets gestuite triomfen viert. Het is deze geest, die internationaal en cosmopolitisch alle meelevende natiën tot één geheel vereenigt, heel de beschaafde wereld onder zijn scepter verzamelt, en zoo de plaats inneemt, die voorheen door de heerschappij van den Christus werd ingenomen, en waarvan het Koninkrijk van Christus thans steeds meer wordt afgedrongen. Eens had het Koninkrijk van Christus zich een plaats in het hart der volken weten te veroveren. Ook toen woelden

wel allerlei lagere passies, maar het Evangelie wist meester te blijven en in een hoogere aspiratie alle gedoopte volken saam te vatten. Maar thans heeft dit uit. Een geheel andere geest heeft het hart der volkan ingenomen. Er is een geheel andere eenheid van geest die hen saambindt en beheerscht, opgekomen. In het middenpunt van het leven is niet meer de geest die van den Christus

uitgaat, maar de moderne wereldgeest

toongevend geworden, r-n het brandpunt

van zijn macht vindt die moderne tijdgeest.

die tegen alli Religie öf onverschillig of

vijandig overstaat, in het moderne Babyion van onze, wel onderscheiden, maar toch in

harmonie saamwerkende wereldsteden.

Nu sloot eertijds de geest van Christus,

toen deze in het groote werelddrama den toon

aangaf, zich aan bij het natuurlijke leven,

gelijk dit m den aard van onze menscnehjke

existentie gegeven is. De enkele tmnsch

leefde in natuurlijke banden. In den band

van het gezinsleven, in den band van het

familieleven, in den band van het leven zijner

woonplaats, m den band van zijn levens¬

beroep, in den band van het nationale

leven. Krachtig kon hij zijn persoonlijkheid ontwikkelen, maar nooit anders dan in deze

natuurlijke banden. Die banden kwamen

tot uiting in wat men noemt „de natuur

lijke liefde". Zeker, ook buiten die natuur¬

lijke banden waren er banden van vriend¬

schap en geestes-sympathie, maar „de na¬

tuurlijke liefde . was en bleet toch de rugge

graat van heel het maatschappelijk leven.

Het was de iietde van ouders voor hun

«anderen, van kinderen voor hun ouders

van zusters en proeaers onaernng, van

leden van éénzelfde familie en geslacht voor elkander; de liefde voor zijn dorp en stad; de liefde voor zijn bedrijf of beroep; de liefde voor zijn gewest en vaderland,

waarin de natuurlijke liefde zich uitte, die allen

saamband, heel een volk met geestdrift ver

vullen kon. en richting en stuur aan het

even schonk.

■bti op heel het breed terrein waarop

deze natuurlijke liefde werkte en saambond

en bezielde, kon men het innerlijk Deset

niet onderdrukken, dat al deze banden,

waarin men zich met anderen vereenigd

voelde, door Hooger hand ons waren aan

gelegd. Men koos zijn ouders niet, maar

was uit zijn ouders geDoren. De zorge voor het leven en de opvoeding van zijn

kroost was een door Hooger hand opgelegde levenstaak. Zijn vader en moeder te minnen en gehoorzaam te zijn, voelde men in

de conscientie als een van God opgelegde

verplichting. Zijn zusters en broeders vond men als door Hooger bestel met ons

in eenzelfde gezin geplaatst, en de band van

het bloed trok. Het „Gij hebt, o, Albestierersd

Koning, cte plaats bestemd voor ieders

woning, den kring waarin hij werken zal,'

leefde, vooral bij de weinige verplaatsing en verhuizing, in ieders hart. Vader en zoon arbeidden meestal in hetzelfde beroep, en

de gildeband was als in den familieband in

geweven. En ais de vrede verstoord en het vaderland bedreigd werd, werkte de

vaderlandsliefde als een electrische vonk

die heel het volk in gloed zette. Zoo lag heel de menschelijke existentie in banden van natuurlijke liefde saamgevat, en heel het samenweefsel van deze banden deed zich

voor als een uitvloeisel van Hooger ordening

De natuurlijke liefde voelde men ais ïnge

schapen, als door God in ons gewerkt, en als

vanzelf tot aanbidding opheffend.

Aan deze banden nu had de Christelijke religie nooit getornd. Zeker, ze had steeds de eenheid van ons menschelijk geslacht tegenover bekrompen patriottisme doen

zegevieren. Barmhartigheid en ontferming

had ze steeds ook tot den vreemdeling uitge

breid. En nimmer had ze vergeten, dat er ge

vallen kunnen zijn, waarin wie vader of

moeder liefheeft boven den Christus, zijns onwaardig zou zijn. Maar iti dit alles lag

nooit anders dan een noodzakelijk correctief

• « • * »i 1 » !/■ 1 ,• r

van alle mispruiK, aar zeitzucntige 01 zon¬

dige opvatting ook van de natuurlijke liefde

maken mocht. Maar, onder dit voorbehoud,

had de Christelijke Re'ig'a- s<ch steeds aangesloten aan het gezinsleven, aangesloten aan het familieleven, aangesloten aan het plaatselijk, gewestelijk en nationaal saamleven, en was heiligend doorgedrongen tot in elk beroep. Ze ontwtichtte het natuur-

ijke leven niet, ze zette dit niet ter zijde,

. 1 1*1. • 1 1 .1 «11*

ze Descnouwae air nier ais onverscnimg, maar doordrong het met haar geest, voerde

tiet terug op haar oorspronkelijke zuiverheid, en bood, zich aan, om het aan te vullen.

3 Menschen leven schoof over de grens

« . e TT.l 1__._ i.t i.

van net grai. net Kon en moent met worden opgevat als uitgeput in deze korte existentie. Voor enkelen kon een tijdperk

van zestig, zeventig jaren nog een existentie

heeten. Maar hoe dan met die tienduizenden

miliioenen, die jong wegstierven, of

nauwelijks den mannelrjken leeftijd haalden. Het menschenhart riep om een eeuwig aanzijn. Het leven kon met zijn korten duur,

met zijn volle maat van menschelijke ellende, met zijn overloopende maat van ongerechtigheid, het leven niet zijn. Zoo stond onze menschelijke existentie voor aller geest als wel hier begonnen, maar als nimmer hier voleind.

Veeleer als hebbende hier slechts zijn aanvang

en wording, om eerst straks in een eeuwig

aanzijn tot zijn volle, eindelooze ont¬

plooiing te geraken. Men rekende met het sterven, men rekende met de ontzaglijke

macht van den dood. En de vraag wat het daarna zijn zou, woog op aller hart en plaatste elks innerlijk leven voor den Rechter

van levenden en dooden. Heel onze aardsche

existentie verloor zich in het kleine, ja, bijna in het niet, vergeleken bij die eindelooze

eeuwigheid die in het stc...ven haar poorte voor ons ontsloot. En dit allesbeheer-

schende moment van het memento mon

sloot vanzelf aan de verschijning voor

den Almachtige aan, en deed zoo ons be¬

vlekt en zondig aanzijn terugtreden voor

zijn Heiligheid. Vandaar vraagstukken en

problemen, waarvoor dit aardscne leven geen

zweem zelfs van oplossing bood. En op dit

punt nu bood de Christelijke Keligie zien

aan, om met een schat van Goddelijk licht

en Goddelijke ontferming deze leemte in onze existentie aan te vullen. Verwachtingen

die anders in vagen vorm zweefden, namen

hierdoor vaste gestalten aan. Door de donkere schaduwe des doods baande het ons

we?. Het tiideliike werd met vaste

en

uit

niet

de huldiging van de Religie leiden. En juist dit mag niet. Dit zou zijn een terugvallen in de dwaling van het voorgeslacht. Dit zou toch weer ons afhankelijk stellen van allerlei invloeden, die uit een Hoogere wereld op ons inwerkten. En dit staat nu eenmaal vast, ons leven moet uit de wereld worden verklaard en moet in de wereld opgaan. Het moet en zal blijven een leven uit en voor het Koninkrijk der wereld. Invloeden mogen daarbij ep ons werken, en desnoods ons

geheel beheerschen, mits het invloeden zijn

blijven die van de natuur of van mensen

op mensch uitgaan. Maar altoos moet het

uit de wereld en den mensch opkomen,

bii dien alleenheerschenden mensch

zijn keuze en wil. Niet elk onzer,

elk mensch kan heer en meester

• 1 1 r 1 -r* • 1 J

over zicnzeii 0111 ven. uc invioea van

mensch op mensch wordt toegegeven

Alleen maar. ook die invloed van mensch

1 1 • M >1

op mensen moer en mag nier vooriKomen

uit noodzakelijkheid van Hooger bestel, maar moet zijn oorsprong vinden in een menschelijke vinding, in een menschelijke verzinning,

in een menschelijke wilskeuze, in een men¬

schelijke daad. Zoo ver ge wilt moogt ge

in de historie teruggaan; maar hoe ver ge ook

de werking van mensch op mensch naspeurt,

de stoot, de aandrift, die eens uitging en thans

in u nawerkt, moet altoos van het individu

ziin uiteegaan en u als individu bereiken

•# o o

T-» /■ 1

en aantasten. JK-r is een at zonaentj Ke, zeer ingewikkelde zielkunde ook van de menigte,

en lang nog zijn de geheimenissen niet ont¬

sluierd, die deze zielkunde der menigte

voor ons verbergt. Maar dit staat vast,

dat er nooit anders dan met individuen valt te rekenen, en voorts met de toevallige banden die het ééne individu het andere individu

heeft aangelegd.

een

hand aan het eeuwige aangesloten. Ons aan¬

zijn verruimde, verbreedde zich. En zelts

staande voor de poort der eeuwigheid, be¬

hield het hart van den mensch zijn gevoel

van rust. Het leven hier en het leven

hiernamaals werd in heilige eenheid saam-

gevat. Eén geest kon beide doordringen

En de geest die ons menschelijk leven hier

nu reeds, en 3traks het bij het ingaan in de

eeuwigheid bezielen zou, was de geest van

Christus, die aan de rechterhand des Vaders gezeten, met alle macht over levenden en

dooden bekleed was. Eenneid alzoo! baam-

vatting van heel onze existentie in één heilige

harmonie, die uit Lhnstus ais aller Koning ons tegenschitterde, en die vanzelf haar

aanknoopingspunt vond in „die natuurlijke

liefde, die door God, ais aller bchepper

in ons hart en in onze menschelijke verhou¬

dingen gelegd was. Zoo heiligde de Religie

het leven, en het leven leidde tot de Ke¬

ligie op.

Maar natuurlrjk, voor den modernen tijd

geest kon dit geen stand houden. Ook die geest der wereld bedoelde wel het leven in

vaste banden saam te vatten. Zonder vaste

banden toch is er eenheid noch kracht noch

heerschappij denkbaar; maar de natuurlijke

liefde kon hierbij haar eere niet behouden. Die

moderne tijdgeest gaat veeleer uit van de on

derstelling van het vrije individu, van de ge¬

lijkheid der individuen, van de mechanische saambinding der individuen, ingevolge eigen

keuze en wil. Deze geest der wereld kan

ziin uitgangspunt niet nemen in iets wat

buiten onxe wereld ligt. In die wereld

zelve zoekt en vindt hij het geheim zijner

kracht. In die wereld is de mensch na

tuurlijk het beheerschende element, en alzoo moet 's menschen keuze en wil deze moderne wereld organiseeren. Die vrije keuze en vrije wil des menschen is rechtstreeksche eisch, zoodra ge het individu neemt als uit¬

gangspunt. Elke band van geboorte, gezin

familie, woonplaats, of wat dies meer zij

zou, dieper opgevat, toch weer aangelegd

zijn door Hooger macht, en zoo het individu onvrij maken, en het individu bepalen niet uit

zichzelf, maar door een macht van buiten

En immers elke erkenning van een onsbepa-

lende macht, die buiten, achter of boven ons zou gelegen zijn, zou de beslissing over onsen over ons levenslot niet in onze hand laten, maar

jn Hooger hand stellen, en zoo toch weer tot

Zoo wordt voor het organisch levens¬

verband der geslachten het mechanische

evensverband der individuen in de plaats

• • 1 • 11 .

gescnoven, en is in peginsei de natuurlij kc liefde verzaakt. Al zwakker wordt de band

van het huwelijk en de band die de ouders

aan hun kroost verbindt. Dat uit de geboorte

een verplichting tot eerebieding aan zijn ouders voor het kind zou voortvloeien, wordt

niet langer toegegeven. Dat ouders het

zingenot, dat tot de geboorte leidde, betalen

door het onderhoud en de opvoeding van hun

kroost, acht men normaal; maar voor het kind komt hieruit geen enkele verplichting

op. De natuurlijke liefde tusschen ouders

en kinderen wordt hierdoor principieel aan

getast. Het gezinsleven verliest hierdoor

zijn aard en karakter. Jtiet Kan aesnooas op zij gezet. Waar het nog stand houdt, is dit vrucht van den wil der gehuwden of saamlevenden, maar hooger ordinantie of diepere

basis van het leven is het rnet meer. Z-usters

en broeders kunnen elkaar liefhebben, maar

kunnen het ook laten. De band die hen

saambindt, is geheel toevallig, kwam zonder en buiten hun wil op. en is vrucht van

anderer doen, waarvoor niet zij verantwoor

delijk zijn. En wordt op die wijs de vastig¬

heid van het gezinsleven, en daarmee de

grondslag van heel het maatschappelijk saam

leven ontwricht, veel losser spel nog drijtt

men met de saamhoorigheid van de mwo

ners van eenzelfde plaats of de landgenooten van eenzelfde vaderland. De indeeling in natiën

en volken geeft valsche onderscheidingen uit een dolend verleden tot ons gekomen.

en aller ideaal moet ziin welhaast de ééne

wereldrepubliek uit te roepen, die een alge

meen maatschappelijk karakter zal dragen

en heel ons menschelijk geslacht zal om

vatten. Anarchisten en Socialisten, die zich

zelf als echte sans patrié's aandienen, gaan

hierin zeker het verst, maar toch werken ze

in hun plan geen andere denkbeelden uit, dan

die als grondgedachte in allerlei kring door

. 11. 1 . • >

den modernen wereldgeest woraen ingeprent

De wereldstad het ideaal. Cosmopolitisch

alle verkeer en handel. Internationaal alle

levensideaal. En de ééne geest der wereld

door alle nationale scheidsmuren heen bre

kend. om ze straks omver te werpen. Is

niet de eéne wereldtaal reeds in de maak

Zoo worden de oude banden steeds losser

gemaakt en in beteekenis verkleind, en daar tegenover vertoonen zich allerwegen aan

zetsels voor een heel andere, niet door God

verordende, niet in onze natuur ingeschapen

maar uit menschelijke keuze en wiisdaad

opkomende saamverbinding der menschen

Voor de organische saambinding, die God

in het leven zelf inschiep, een uitwendige

werktuigelijke saambinding, die opkomt uit

aller onderwerping aan den modernen wereld

geest. Een saambinding, niet in het bloed

niet door den schat, dien ons de historie

overleverde, niet door plaatselijk saam wonen.

maar een saambinding door het geforceerd

gelij ke denken, door het volgen van gelij ke ge

woonten en levensmanieren, door het dwepen

met gelijke ideaUn, door h«t zich verslaven aan

eenzelfde mode, door het ingaan in eenzelfden

levenstoon, door het ijveren voor gelijke nieuwigheden, door het zich bezielen laten door eenzelfden levensgeest, bovenal door het gelijkelijk breken met wat in de Christelijke Religie eens allen heilig was. — En nu stuit dit pogen wel af op de natuurlijke ordening der

dingen. Wet organisch verpand, aoor uroa gelegd, is niet weg te cijferen, maar houdt stand, en daardoor mist het moderne wereld¬

leven zijn natuurlijke basis. Zie het maar aan rlp» rnirinnicrp nocrincf. om het principieel

— fc>~ r-»—o» ~

verschil tusschen man en vrouw op te henen,

. _ 1 1

een poging waarin zich zeer zeker oe vroegere onderschatting van de vrouw wreekt, maar die, in loochening van het eigen wezen

der vrouw verloopend, zich rot een dslarhinor maakt van den onvoorwaardeliiken

eisch der natuur. Doch al wordt de moderne

tijdgeest keer op keer door de natuur

der dingen gewraakt, hq geelt netaaarom niet op, hij tast tenslotte die natuur zelve aan, en leidt daardoor tot de droeve uitkomst, dat in den modernen wereldmensch h#»t- crpi»ct-<»1iik willen rn hedfielen '* iïieer de

overeenstemming met den natuurlijken grond

van ons aanzijn verliest.

De taaiheid, waarmee tegenover dezen mnrlfM-rien tiirfcreest. (we snreksn nu niet

— —J ' \ t

van onder de geloovigen) maar onder de groote

menigte de Christelijke traditie ztcu nug alfnns handhaaft- is fia.n ook VOOral daaruit

te verklaren, dat de Christelijke religie met

de natuurlijke gesteldheid van nee icven «aam va 1»- en dat de moderne tijdgeest er tegen

in gaat; dat de Christelijke Religie zich

aan die natuurlijke ordening aansluit, en ua* de moderne tijdgeest er mee breekt. Toch wint die moderne geest nog altoos zienderoogen terrein. In eene onzondigs, conform

haar ingeschapene ordening levenae maatschappij zou dit niet denkbaar wesczi. M i.ar alle zonde is losmaking van de door God gelegde banden. Altoos weer de emanci-

patiekreet uit den tweeden rsatm : „ Laat ons hun banden van ons werpen". En het is aan die zondige zrjde van onze gevallen natuur

dat het moderne leven zich aansmit. in iet zonder inmenging van een hooger bedoelen, dat eenmaal zijn van God gewilde vrucht

_ _ a ■ « 1

zal dragen. Maar het lokaas voor ae schare ligt niet alleen in het aantrekkelijke,

. . . . «• 1 zj _

maar ook in het zondige van oen tijdgeest, fff crhnilf in Hen prevallen menveh nu een¬

maal van meetaf óók vijandschap tegen God,

en het is in dien trek van net mensciienj* Viai-f- Hat wereldgeest &?.n alle oorden

der wereld in duizend harten zijn ongezoch-

a.a « < m ' y .

ten en machtigen bondgenoot vinat.

-w-» 1 !••/■. 1 . r-> 7 1 i

fin zoo Diijtc net uaoyion tegenover Jerusalem. Beide natuurlijk typisch genomen. Dï Kaninrinne der wereïd teceti-

over den van God over zijn Sion gezalfden Koning!

en uta ftinii en utu ftüiöptnö"*

Opdat gij den Heere uwen God vreezet, om te houden alle zijne inzettingen, en zijne geboden, die ik u gebiede; gij, en uw kind, en kindskind, alle de dagen uws levens; en opdat uw dagen verlengd worden.

Deut. 6 : 2.

God de Heere legt beslag ot> de geslachten.

Zijn zorge gaat ook over u persoonlijk. Oyer uw ééne ziel. En over die ééne ziel waakt uw God met een trouwe, alsof ge zijn oogappel waart. Over uw ziel, en over de ziel van elk van zijn lieve kinderen met even groote teederheid.

Maar die enkele personen staan niet los naast elkaar. Ze komen niet elk voor : ich en op eigen gelegenheid uit het niet opduiken. Integendeel, reeds lang vóór hun geboorte hield een wonderbaar snoer hen in onderling verband. Waar dit snoer school? Grondeloos diep in het wereldbeeld van Gods Voorbeschikking; en voorts tastbaar in het vleescii en bloed van de twee families, uit wier saam,lechting door het huwlijk van uw vader en moeder, de levensdraad van twee geslachten zich voortspon om u tot aanzijn te roepen.

Voor ons wordt dat van achteren eerst duidelijk. Dan nemen we eerst iemands persoon, en onderzoeken daarna wat zijn vader en moeder waren, alsof die er zoo bijkwamen; en soms onderzoeken we zelfs nog naar grootvader en grootmoeder, als een soort curiositeit. Maar voor uw God is er eerst de geslachtsboom, en straks komt gij uit, zooals aan dien en dien bepaalden tak van dien geslachtsboom die ééne vrucht met uw naam beschreven stond, niet voor kort pas, maar van eeuwen her.

En die geslachtsboom is met u niet uit, maar gaat van u uit en na u door. Hjelang de wereld nog staan zal weten we niet. Het kan kort en het kan nog lang zijn. Maar al verduurde deze wereld nog eeuwen, dan zijn er altoos geslachtsboomen, nu reeds eeuwen oud, die na u tot aan de voleinding zullen door-