„Bij een zoo schier overladen agenda als nu verwacht geen uwer van mij een breed uitgewerkte openingsrede.

Toch mag ik niet geheel zwijgen. De tegenstelling met vorige jaren dringt zich zoo machtig aan ons op, dat ik het wel even hebben moet over onzen verrassenden groei. Velen uwer herinneren zich nog levendig, hoe wij op de A. V. van 1915 in allen ernst gedisputeerd hebben over de vraag of de Unie bloeide of niet. Zulk een dispuut is thans gelukkig overbodig, want de Unie groeit dat men 't ziet. Stond het openingswoord van verleden jaar diep in mineur wegens den onrustbarenden achteruitgang van ons ledental en den treurigen financieelen toestand, daar is in beide een verrassende keer gekomen. Het ledental is dit jaar aangegroeid met 323 en geklommen tot 675, terwijl de financieele toestand zeker niet slecht te noemen is. Wat zijn toch wel de oorzaken van onzen zoo plotselingen groei ? Heeft de democratische wind, die gedurende dit jaar over de Germaansche vlakte woei, ook de zeilen van het Uniesch'p bol geblazen en komen eindelijk ook de Christelijke onderwijzers onder de bekoring van de vruchten der vakbeweging mede als gevolg van hoofdbestuur, afdeèlingen en leden? Niemand onzer zal deze factoren willen uitschakelen, maar er zijn nog andere oorzaken.

Bij een ontmoeting van een bestuurslid onzer school kwam dezer dagen het gesprek op de Unie en op haar verrassenden groei. „Hoe komt dat", werd mij gevraagd, „aan wie ligt dat?" Mijn antwoord luidde: „Dat ligt niet aan personen, dat komt van de slechte salarissen." Dus de Christelijke onderwijzers gaan bij de Unie om voor zich zelf een hooger salaris te verkrijgen? Wat ik toen geantwoord heb is hetzelfde antwoord, •waartoe ik honderdmaal gekomen ben bij het overdenken van deze dingen. Daar is bij het Christelijk onderwijzerscorps helaas een bedenkelijk tekort aan idealisme. Anders is het niet te verklaren, dat wij tot op het vorig jaar, dus in 20 jaren tijds van de meer dan 4000 onderwijzers van Christelijke scholen nog maar 350 tot ons konden trekken.

Naar aanleiding van dit gesprek wensch ik thans nog enkele opmerkingen te maken.

Ie. De Unie is geboren in en door den nood der tijden en als gevolg daarvan heeft haar strijd min of meer gestaan in het teeken van salarisactie; de slechtste jaren voor de onderwijzers, wat betreft hun maatschappelijke positie, waren de beste voor onze organisatie en omgekeerd.

2e. Bij het nagaan van de opgaven van nieuwe leden in