De aandachtige lezer merkt, dat de Tucht-Unie gezonde dingen onder onze aandacht brengt. Een strakke hand, een onwrikbaar bevel, ja dat kan onze jeugd, onze heele maatschappij gebruiken.

't Staat echter te vreezen, dat de gezonde geest, welke die strakke hand richten moet, totaal bedorven is; reden, waarom de hand al even toegeefelijk is als het hart; of is „slap en lamlendig" een juister woord? En 't zou dan ook jaren kunnen duren, voordat we weer zóóver zijn teruggereden, dat de strakke hand, zelfs de straffende hand terugkomt in school en maatschappij.

Zooveel staat voor ons, Christenen, bij al de nieuwerwetsche opvoedsystemen, die aan de markt, gebracht worden, wel vast, dat pas dan de atmosfeer in de school gezond wordt, wanneer de leerling respekt heeft voor zijn meester en meester voor den bovenmeester. Is het respekt er uit, dan valt het cement uit het groote huis der opvoeding weg; er ontstaan scheuren en gaten; straks komt men voor een ruïne te staan.

Maar over respekt, respekt, respekt kunnen wij, kinderen dezer twintigste eeuw het wel heel druk hebben. Eilacy, wanneer wij zelve vreemd staan aan het respekt voor het Allerhoogste Gezag ? Zou dat de grondfout, èn in de school èn in de maatschappij , niet zijn ? Geen God; straks: geen gebod. De souvereiniteit Gods is den denkenden mensch vaak tot een steen des aanstoots geweest. Zoo kwam de souvereiniteit des menschen er voor in de plaats.

Dat was logischer. Dat was ook vrijer en voordeeliger. Ja, als dat nu zóó maar was! Het rapport van de Tucht-Unie laat ons zien, hoe de menschen juist over dat laatste fif.rnilrolön £»rt CfAVa.A.T loonen den nek te

breken. Hier geeft gejammer niet. Hier zijn halve maatregelen niet genoeg. Terug naar het Woord, o mensch! Terug naar God, die zich in dat Woord aan ons doet kennen. In zijn heilige wet. In zijn volzalig

Evangelie. .

Ook op de kerk doet de Tucht-U me een beroep. Ds. H. Jansen (Chr. Geref.), Pi of. Dr. Bemelmans (R. K.), Rabbijn Coppenhagen (Isr.) en Ds. Koning (Herv.) stelden een rapport op over de vraag: „wat kan de kerk doen in den strijd tegen de tuchteloosheid der jeugd?"

Wel is het teleurstellend voor den lezer, vooral voor een predikant, dat de gegevens dezer commissie wegens plaatsruimte niet werden opgenomen. „Zeer omvangrijk otoot Br Ts do. commissie te breed geweest ?

Kr rln« nnnraktisch ? Of neep het plaats¬

gebrek nu inderdaad zóó sterk, dat men besluiten moest ze achterwege te laten? Me dunkt, de commissieleden zelve zullen ook wel wat raar hebben staan kijken, toen zij de zes andere rapporten in extenso lazen; en 't hunne met één bladzij zagen afgedaan.

Zóó is dan wel de voornaamste opmerking, die we nog van de commissie opvangen: „Bij de besprekingen, die zij hield ter omlijning van de haar verstrekte opdracht, verwierp zij aanstonds het denkbeeld, den kansel in de kerk te gebruiken ter beteugeling van het euvel der bandeloosheid van de jeugd. Godsdienstoefeningen immers, wanneer deze tenminste niet, gelijk slechts bij hooge uitzondering seschiedt. uitsluitend voor een gehoor van

jeugdige personen gehouden worden, leenen zich niet voor het houden van een kanselrede over dit zeer speciale onderwerp. De commissie was daarom van oordeel, dat het doel het best gediend wordt door het werk te leggen in handen der jeugdorganisaties, zooals die zich in de kerkgenootschappen gevormd hebben."

Och ja, wie zou nu ook een preek houden louter over kwajongensstreken en wat er

+.pap.n te doen? Maar de jeugd eens aan¬

spreken in de preek, waarom niet ? Dan weten ze, dat ze er bij hooren. En vooral, wanneer de jeugd, zooals in sommige dorpskerken, vlak onder den preekstoel zit.

Evenwel, het huisgezin heeft hier de voornaamste taak. Door catechisatie en huisbezoek kan het hierbij geleid en gerugsteund worden- Dat is dus de indirecte roeping van de kerk in deze materie rif.Inkt, hfit (1 p.rt voorcanaer, om het vertrou¬

wen der onderen te winnen ? Heeft hij, voor¬

al door het Woord Gods, dat hij te brengen heeft, genoeg overwicht in de huisgezinnen, dat hij ook over de jongens en de meisjes spreken mag en spreken durft ? Is er respekt voor zijn ambt, voor zijn woord; ook als dat woord niet vleiend, maar vermanend en bestraffend is ?

Ik weet het, dat voor onze groote en aller-grootste Steden deze vragen vrijwel overbodig zijn. Maar dan in de kleinere steden, op onze dorpen, waar men elkaar noa kent en controleer en kan ?

Gii beseft het al. zoodra men over deze

kwesties aan het spreken komt, hoe hier ook allerlei kerkelijke vraagstukken aan vastzitten. Bij voorbeeld van parochie¬

vorming in de groote stad. Of van modern of orthodox. Of.... maar laat ik uitscheiden.

Zeker heeft de kerk hier een taak. De Tucht-Unie sprak het uit. Laat zij zelve 't zich niet ontveinzen.

En die taak wordt te zwaarder naarmate tuchteloosheid onder de jeugd en ontreddering in de maatschappij toenemen.

En die taak wordt te lichter, naarmate de kerk des Heeren zich dichter weet te houden bij het Woord onzes Gods.

Amsterdam. H. Bakkek.

KUYPERIANISME.

Het Kuyperianisme is een groote macht, zeiden we een vorig maal.

We noemden toen nog niet alles.

Dat trof mij voor enkele dagen, toen ik een handig geschiedenisboekje ten dienste van Christelijk lager onderwijs in handen kreeg. Hoeveel van die boekjes zijn ei geheel in Kuyperiaanschen geest, zooals duidelijk blijkt Uit de waardeering van feiten (b.v. doleantie) en personen, uit tgeen wordt weggelaten en vermeld. Op vele hervormde scholen, of anders toch door vele hervormde onderwijzers voor eigen studie, worden boeken gebruikt, die in Kuyperianisme zijn gedrenkt. Ook hoorde ik dezer dagen nog op hoevele christelijke normaallessen, normaal- en kweekscholen hervormde a.s. onderwijzers kerkgeschie-

denisles m dezen geest ontvangen. Zoo zijn er vele hervormde christelijke onderwijzers goed thuis in de ideeën van Kuyper, maar

- , , T TT -I "I "U/-W

hebben van aie van tioeaemaKer geen wgrip en zoeken ook niet er begrip van te krijgen. Des te meer verblijden we ons over zeer heuglijke uitzonderingen, die we ook telkens weer ontdekken.

De macht van het Kuyperianisme is m.i. een onweersprekelijk feit. Een feit, waarmee moet cerekend.

Dat mas ons niet dringen tot verwerping

zonder meer van Kuyper en Kuyperianisme. Maar wel moeten we pogen beide juist te waardeeren, in 't reine er over komen wat hier o.i. is te prijzen en wat te laken.

We moeten trachten te zien welke plaats Kuvper en Kuyperianisme in de geschiedenis "van Christendom en Christelijke Kerk innemen.

Dat is niet gemakkelijk. Daarom moeten we elkaar pogen aan te vullen. Dat meer¬

deren hieromtrent Hun opinie zeggen m

blad lijkt ons zeer gewenscnt.

'k Geloof, dat we dan allereerst moeten bficnnnen Kuvper's verdienste te erkennen.

Vóór zijn optreden had het liberalisme

vrijwel de alleen-heerschappij. Het conflict

tusschen Christendom en cultuur had bij de liberalen geleid tot een verheffing van de cultuur ten koste van het Christendom.

Het positieve christendom telde niet meer mee. — Dat zat op de banken der nai-.lifafhnii! en voer in de nachtschuit. Dat

llUIUiiVWV"" -

was een zaakvoorhet achterlijke volk achter de kiezers, een volk, dat als Israël door Kanaaniet en Filistijn weleer, was terugge¬

dreven in holen en spelonken, was berooiu xrcin n.ll f. creesteliik wapentuig en ieder en

wapensmid, was gedoemd tot houthakkersen waterputtersdienst.

Wat groot was in staat en kerk en school zag uit de hoogte op hen neer. De groote bladen zwegen ten slotte over christendom en kerk. Die behoorden tot een afgesloten periode, 't Was iets van een overwonnen

^.4- n n /-I -fv-1-1 n "f"

Wel waren er mannen, die het voor clit volk en voor deze belangen opnamen, maar

't waren eenzame strijders zonder ieg«'-

Hoogstens aanvoerders in een soort gueriHa-

rv i-

Hiermee wordt niets gezegd van hun persoonlijke beteekenis. We doelen hiei alleen op invloed en resultaat.

Dat hierin verandering is gekomen, is voor een zeer groot deel Kuypers werk-

Door zijn invloed, hoewel daardoor niet alleen, is het volk achter de kiezers tot kiezersvolk ae worden. Niet alleen in den

staat. Ook in de kerk, men denke aan de

invoering der kiescollege s.

Dat volk behoef de een aanvoerder. Hij. fifin man van straks algemeen erkende

genialiteit en geestkracht, een geboren aanvoerder, wilde zijn de aanvoerder van dit verachte volk. Hij was er op bedacht hen uit hun verachting op te halen.

Hii. zelf een strndbaar held, heett hen

strijdbaar gemaakt. Hij heeft ze niet alleen uit hun holen en spelonken te voorschijn gebracht. Hij heeft hen van geestelijke wapenen voorzien, hen zelfs wapensmeden gegeven, ook scholen en oefenplaatsen om hanteering der wapenen te leeren.

Zoo gaf hij hen ook zelf-respect, zoodat ze voor den dag durfden komen en er durfden zijn, straks zich durfden meten met de liberalen, die hen hadden achteruit¬

gedrongen, ja deze eindelijk overwonnen, zoodat zij op hun beurt naar achteren gedrongen werden.

Uit de nieuwe kiezers kwamen gekozenen voort, kwamen in de Tweede Kamer, eindelijk in de Eerste Kamer der Staten Generaal, kwamen en komen er al meerderen tot allerlei ambten en waardigheden.

In den staat werd het „regeerkasteel" veroverd door een coalitie die aanvankelijk onder zijn leiding stond.

Hij stichtte zijn eigen universiteit.

De Synode der Ned. Herv. Kerk weerstond hem in een aanval zijnerzijds, die wij niet kunnen prijzen, op een wijze harerzijds, die wij evenmin kunnen prijzen. Toen stichtte hij zijn eigen kerk, leerde offervaardigheid, zorgde voor systhematische geschooldheid en praktische vaardigheid en bracht ook hier invloed.

Wie onzer onderging op geenerlei wijze de werking van dezen machtigen geest!

Op mij maakten indertijd zijne welsprekende, inhoudrijke oraties een geweldigen indruk. Ook zijn Encyclopaedie der heilige godgeleerdheid.

Onze waardeering, onze bewondering zelfs, kunnen we hem niet onthouden. Maar als kuyperiaan aan zijn leiband loopen willen we niet. Bewust niet, ook niet met velen onbewust. Wij willen de oogen niet sluiten voor den weg, waarin hij loopt en

lei at.

Te minder, waar hier dan misleiding dreigt, omdat de kuyperiaansche beginselen zich aandienen als Gereformeerde, meer biizonder nog calvinistische begin¬

selen, terwijl ze toch geenszins homogeen zijn met de beginselen van Calvijn. Hierover mogelijk later meer.

J. Ch. K.

BUITENLAND.

Duitschland. Geen bisschoppelijke kerkregeering. De kerlceraad der Pruisische Landskerk had van de laatste Generale Svrmdeeen sewichtiae opdracht gekregen;

hij had n.1. de verklaringen uit te lokken van de Provinciale kerkeraden, in welken zin het ambt van den geestelijken, vicepresident van den Ev. opperkerkeraad, van den generaal-superintendent en van den superintendent voor de toekomst moest worden geregeld. Een paar maanden geleden zijn die verklaringen ingekomen, en tv^QTic. ie Tipt rlfi taak van den kerkeraad

der Landskerk bij de aanstaande Generale Synode een wetsontwerp in te dienen, dat daaraan beantwoordt. Daarom is het van groot belang te weten hoe het oordeel der Prov kerkeraden is uitgevallen. Het Pro-

testantenblatt geeft er in zijn nummer van

. , _ . -j . tt • :i.

28 Nov. een overzicht van. rueruiu bijkt dat men, wanneer men de afzonderlijke stemmen van de leden der Prov. kerkeraden optelt, tot het verblijdend resultaat komt, dat het aantal stemmen tegen een bisschopiets grooter is dan die voor een bisschop. Hiermee vervalt dus, zooals het Protestanf.pnhln.tt, ot>merkt, de bewering der bisschops¬

vrienden, de kerkelijke bevolking in

zijn overgroote meerderheid voor den bisschopstitel zou zijn, en alsof vooral in het Oosten en Noorden de bisschopstitel begeerd werd. De bisschopsvrienden zullen nooit meer

kunnen spreken van een overweldigenae mt 00vrtprh.p.i/d. die voor ep,n bisscho^p is.

De voorstanders van een bisschoppelijke inrichting (Episcopalisten) hadden er hun hoop op gevestigd dat het bij de vestiging van de organisatie der Pruisische Kerk tot de instelling van bisschoppen zou komen. 't Was al zóóver, dat eenige Duitsche Landskerken den bisschopstitel hadden uitgedeeld. Zou nu de grootste Landskerk niet volgen? Wat in Engeland b.v. viel waar te&nemen, oefende op velen groote bekoring.

Maar- w «t.ond een volhardende oppositie

tegenover. De Gereformeerde gemeenten konden, aan hare overtuiging en hare ge¬

schiedenis getrouw, nieu «mcw ucn ex

zien tegen verzetten. "y —

in van Luther s aiscnuw

van alle clericalisme en hiërarchie dan dat de bisschoppelijke hoed hen zou kunnen bekoren. De bisschoppen, zooals de episcor»n,listp.n hohVip/n met de bisschop-

Jf" -

pen van de Schrift niets gemeen. Het zou juister zijn, wanneer zij ronduit er-

i -i. * - — , i ' ^«f rl Qf

kenden, dat niet de Ü11 belscne oj)/,ichC,

" ■« -» -1 -^.^,4-

gemeente, maar de Roomsche KeiKvoi&u door hen bedoeld wordt, als de sterke hand,

die gemeenten en predikanten onder bedwang moet houden, of ook als de representatieve figuur, waarvan men hoopt, dat zij

niet kwaad zal afsteken bij den Roomschen collega, zonder daarbij echter te bedenken dat de Prot. vertegenwoordigende bisschop

daarvan toch slechts een t lauwe aidruk

kan zijn.

In ieder geval mag gerust op Schriftuurlijke gronden worden beweerd, dat de bisschop als kerkbestuurder, met bevoegd¬

heden, die zijn eigen gemeente te buiten gaan, rechtstreeks den geest der Schrift weerspreekt. Noch Christus zelf, noch Zijne Apostelen willen iets weten van een man, die aanspraak maakt op een voorrang boven zijn medebisschoppen en die bijzondere volmachten bezit. Voor een Kerk, die in Jezus Christus haar Hoofd en Koning heeft, is een bisschop, die een plaats inneemt boven de opzieners der afzonderlijke gemeenten een onding. Volkomen in overeenstemming met het N. Testament hebben Luther en de leerlingen van Calvijn aan iedere hiërarchie in de Kerk van Christus den oorlog verklaard. Het is in de Gereformeerde Kerk steeds een met klem gehandhaafde overtuiging, dat noch onder de gemeenten noch onder de ambtsdragers een wettig onderscheid of een bevoorrechting behoort te zijn van den een boven den ander. De invoering van het bisschopsambt, zooals het den episcopalisten voor den geest staat, zou een heele stap zijn in verkeerde richting.

De Anglicaansche bisschoppen met hun hofhouding en hun rijkdommen mogen strekken tot een afschrikwekkend voor¬

beeld, waartoe het komt, wanneer men Rome gaat imiteeren. Die bisschoppen, die voor alles representatieve figuren zijn, hebben op hun gemeenten en predikanten zoo weinig invloed, dat zij tegen de invoering van het meest verdwaasd en ergerlijk bijgeloof in den Anglicaanschen eeredienst niets anders konden plaatsen dan looze protesten, die niets uitwerkten. En dan schrijft men nog aan de Anglicaansche bisschoppen, volgens de „apostolische successie" een bijzondere ambtswaardigheid toe, waardoor zij met oplegging deihanden die waardigheid kunnen overdragen op toekomstige opvolgers, iets wat wel heel sterk heenwijst in de richting van Rome. In dien geest verwachtten sommigen ook in Duitschland nu ook al dat een „gewijde" buitenlandsche bisschop deze ambtswaardigheid zou kunnen overdragen op bisschoppen, zooals men zich die wenscht. Het is te hopen dat de aanstaande Generale Synode van de Pruisische Landskerk met de uitspraak der Prov. kerkeraden rekening zal houden; en niet de eenheid der Landskerk in gevaar zal brengen. Een bisschop zonder den Roomsch-dogmatischen grondslag van zijn positie, is feitelijk geen bis¬

schop. Aizoo van twee en een: oi uien uuige voor het Roomsche dogma óf men hou de op te spelen met bisschoppelijke kerkorganisatie !

Engeland. Verlaten kerken. Hetzelfde verschijnsel, dat ook in onze vaderlandsche groote steden valt waar te nemen, doet zich voor te Londen. De binnenstad, de City, wordt als woonplaats meer en meer ontvolkt; men vestigt zich daar buiten. Vandaar dat, evenals ten onzent een steeds toenemende behoefte bestaat aan den

bouw van kerken in de aangroeiende gedeelten, terwijl er in de City zelf een teveel is van kerken, die bovendien vaak dicht bij elkander zijn gelegen. Sommige City-kerken hebben hare gemeente verloren; degenen, die haar voorheen bevolkten, zijn naar de buitenzijde en voorsteden verhuisd. Voorstellen om bedoelde kerken te verkoopen, stuitten aanvankelijk af op verschillende bezwaren, hoewel de bedoeling om zoodoende uit de opbrengst de voorsteden beter te verzorgen, van meet af veel aantrekkelijks had. Een plan in dergelijken geest wordt den laatsten tijd ook te Amsterdam ernstig overwogen.

Te Londen scheen de zaak verleden jaar een heel eind gevorderd. Zóóver zelfs dat

het Hoogerhuis, zijn goedkeuring aan het, plan had gehecht. De uitkomst echter heeft er niet aan beantwoord. W ant het Lagerhuis heeft het den 25sten November 1.1. na levendige debatten verworpen. Opmerkelijk daarbij was dat de arbeiderspartij stemde voor behoud der kerken. Alzoo blijft de tegenwoordige toestand gehandhaafd, dat n.1. voor de 12000 bewoners derCity, 47 kerken en gemeenten blijven bestaan, terwijl de groote voorsteden in nood ver keer en. Terwijl het getij is verloopen

heeft men den stap niet aangedurfd, de

bakens te verzetten.

's-Gr. d. B.

VRAGENBUS.

Vragen omtrent den Kinderdoop. ,,Gods volk smart aandoen."

De Heer L. te P- zond ons de vraag: ln welke Schriftuurplaats wordt het bevel gevonden de kleine kinderen te doopen?

Antwoord. Achter deze Vraag ligt de onderstelling, dat de Bijbel is een Wetboek, waarin al wat wij hebben te gelooven of te doen ons in één of meer artikelen nauwkeurig staat voorgeschreven. Zoo is het echter niet! Let maar eens op hoe de Heiland het oude Testament gebruikte, toen de Sadduceeën hem kwamen ondervragen