Doch dit schrikt niet af, integendeel, het spoort te meer aan om te worstelen om de begeerde synthese eindelijk te vinden. Zulke ervaringen stemmen tot ootmoed en tot verdraagzaamheid en ware, broederlijke liefde tegelijk. En daarin niet het minst ligt het hooge nut van dergelijke vergaderingen. Waar in onze offieieele, kerkelijke vergaderingen juist de toetsing aan Gods Woord maar al te vaak ontbreekt, omdat „de mond der Kerk" in menig opzicht gesloten is, nu ,,de rechtskracht van Gods Woord" tot nog toe tezeer wordt gemist, zijn dergelijke samenkomsten des te meer nuttig en noodig.

Vooral wie tracht aan te werken op reorganisatie, zal daarom het belang van zulke samenkomsten bij wijze van voorbereiding levendig gevoelen. Ei' was dan ook een kennelijk streven — en dit was wel het meest verblijdend in deze vergadering om elkander te mogen verstaan en naar den geest te ontmoeten. En de vrucht daarvan was dan ook telkens merkbaar.

Ds. Dijkstra begon met in zijn inleidend WooKd al aanstonds te wijzen op „de verlegenheden", waarvoor de orthodoxie komt te staan bij de bepaling van wat eigenlijk „orthodox" is. Sommigen willen hooren „naar het veelstemmig koor der Christenheid", doch dan wordt de Christen in plaats van den Christus geschoven. Daartegenover werd gesteld de „zekerheden", die wij hebben in het Woord. De orthodoxie ,,laat zich het Woord zeggen", zij vraagt: „Spreek, Heere, want uw knecht hoort." ""

Ds. Woelderink gaf vervolgens een zeer doorwrocht referaat over „geloof en bevinding", waarbij de spreker als pleitbezorger van de „bevinding" wilde optreden, tegenover de vele vooroordeelen in dit opzicht. Immers, het gaat hierbij om het ware, levende geloof. Het gaat om het zelf „bevinden", dat het Schriftwoord Gods Woord is. Geloof is niet de psychische actie, die de waarheid werkelijkheid doet worden. Daarom moet nadruk erop gelegd, dat het geloof „een gave Gods" is- Goed verstaan, zijn geloof en „bevinding één. Wel dieigt „bevinding" haar oorspronkelijke beteekenis te verliezen en dan komt men tot vei keerdheden als men b.v. van de „bevinding" overgaat op den bevindelijken Christen. Ook werd zeer scherp/innig aangewezen, hoe bij de ethischen vaak het „bevindelijke" (psychologische) overslaat in zuiver intellectualisme. Een belangrijke discussie ontspon zich over de vraag naar de verhouding van het passieve (receptieve) en actieve element bij het zaligmakend geloof, ook in verband met de „algemeene roeping", die tot „zondaren" uitgaat.

Ds. Willemze gaf ten slotte een heldere en

belangwekkende verhandeling over „rechtvaardigmaking en heiligmaking", waarin vooral veel exegetische stof was verwerkt en gewezen werd op het niet geheel juiste van onze vertaling „heiligmaking", waarvoor beter „heiliging" in de plaats gesteld kon worden (evenals ook „rechtvaardiging ) alsook op de Schriftuurlijke gedachte, dat „onze oude mensch is gedood , niet wordt gedood. Onze heiliging is dan ook even goed als d,e rechtvaardiging Qeloofszaak. ..In Christus alleen kunt gij der

zonde dood zijn," zegt Paulus, „Houdt het daarvoor" (Rom. 6). Het verschil ligt hier, dat het bij de rechtvaardiging gaat om de schuld, bij de heiliging over de macM der zonde. Bij de discussie kwam vooral de vraag naar voren, in hoeverre de „wedergeboorte" beteekent een werkelijke verandering van den mensch en in welken zin men niet de Dordtsche leerregels mag spreken van „ingestorte hebbelijkheden". Zoowel het eershe, als het tweede referaat „riep" als het ware om nieuwe referaten, b.v. over „uitverkiezing en algemeene roeping" en„de oude en de nieuwe mensch", waarvan wij hopen, dat ze een volgend jaar zullen gehouden worden. Het verlangen werd uitgesproken, dat beide referaten in Onder eigen Vaandel zouden worden opgenomen.

De vergadering was er blijkbaar geheel „m en de tijd was verstreken, eer men het wist. Moge de ernstige samenspreking leiden tot al dieper en veelzijdiger onderzoek van Gods Woord, dat „zeer wijd" is, en moge zij ook nog menige vrucht afwerpen voor onze prediking en gemeentearbeid.

P. J. Kromsigt.

ALLERLEI OVER ONS BLAD.

Zoo juist ontving ik een kort overzicht over den toestand van ons blad gedurende anderhalf jaar. Daaruit blijkt, dat het abonnementental gestadig toeneemt, zoodat het 1 Juli 1927 (verder gaat het verlag nog niet) aanzienlijk hooger was dan 1 October '25.

Dat is verblijdend.

« ^ V V Wüi. .

Dat is verblijdend.

Blijkbaar zit er gezonde groei in ons blad.

Opmerkzame lezers zullen ook wel hebben opgemerkt, dat de inhoud vermeerderd is door een zooveel mogelijk benutten van de plaatsruimte en het drukken van sommige gedeelten met kleiner letter, waardoor ons blad meer inhoud heeft dan vele andere van grooter formaat. Er was, dank zij trouwe medewerking, nooit gebrek aan copie, soms eer het tegenovergestelde, waarom nog wel eens artikelen, leestafel, ook ingezonden stukken moesten overstaan.

Over den inhoud kan de redactie zelf niet wel spreken. Toch mogen we wel zeggen, dat we telkens verblijd werden door waardeerende brieven. Heel dikwijls juist op een oogenblik, dat we daaraan bijzonder behoefte hadden. Want alles is hier op aarde een strijd, ook de uitgave van een blad, bijzonder een van ons beginsel, en een kleine bemoediging zoo nu en dan is geen overtollige weelde.

Er is allerlei tegenstand. Kritiek is altijd zoo goedkoop en gemakkelijk. Des te meer wordt men dan door waardeering verkwikt. Aan allen, die waardeering lieten blijken, daarvoor door deze onzen vriendelijke n dank.

We mogen hier toch ook wel aan halen, wat Ds. Bakker over den inhoud van ons blad in het jaarverslag schreef. „Mij dunkt, een geregeld lezer heeft den levendigen indruk gekregen bij de lezing van de Gereformeerde Kerk, dat ieder van de schrijvers daarin bet beste, wat hij geven kan, geeft, en vooral dat dit aan het groote beginsel onzer vereeniging beantwoordt, het herstel en den welstand onzer Ned. Hervormde, onzer nationaal Gereformeerde Kerk. Vorderde in den loop der jaren, ook van L925, de zaak der reorganisatie zóó traag, dat ons de moed in de schoenen zinken zou, dan lag dat geenszins aan onzen eindredacteur en zijn staf. Maar wie breekt ijzer met handen • En wie verhaast den tijd des Heeren? '

Opmerkelijk, dat nu juist in zake reorganisatie een bijzonder feit zich heeft voorgedaan, waar de laatst gehouden Synode heeft besloten tot benoeming eener reorganisatiecommissie overeenkomstig den wensch door onze vereeniging in haar missive geuit en in ons blad gedurig bepleit.

We weten niet, wat dit geven zal. Voor overspannen verwachtingen moeten wij op onze hoede zijn. Maar we mogen ook niet ontevreden en achterdochtig zijn.

Hierover later nog wel iets.

Wat verder de inhoud Van ons blad betreft, die werd tot voldoening van vele lezers naar we hoorden, van allen gelijk we mogen veronderstellen, verrijkt met de opneming der Pastorale schetsen van J. S. Spencer, en nu sinds kort met de plaatsing van Provinciale brieven, die in de pers reeds de aandacht trokken, 't Ligt in onze bedoeling, zoo mogelijk uit alle provincies zulke brieven te plaatsen. Dat behoort in een blad, dat opkomt voor „heel de Kerk en heel het Volk", 't Is ook zoo noodig en verruimend voor den blik, eens kennis te nemen van de zeer verschillende kerkelijke toestanden, de groote verscheidenheid op geestelijk gebied in onze „Groote Kerk '. Dan blijkt het tevens, hoe de naam „Neder-

_ -1 1 1 _ J_ ' „ r» 1 Anfnln ï' _

landsch Hervormd , nawun^i meerd, een zeer rijken inhoud heeft, en hoe heerlijk het moet zijn, als onze Kerk met is een huis tegen zichzelf verdeeld, maar een huis des Heeren, in Hem één, zoodat zij die rijkdom in zijn Naam kan beheeren, eheerschen, gebruiken, tot heil van ons volk, waar ze dan al meer put uit den rijkdom Zijns Woords en in prediking en belijdenis

die rijkdom uitdraagt.

Dat laatste is het ideaal dat ons geboeid houdt, dat we niet laten kunnen> m ons reorganisatiestreven na te jagen ook

Van dat ideaal gaat bezieling uit. Och of al onze leden daardoor werden bezield Helaas, er zijn eenigen, bij wie dat met het geval is. Zonder kracht en moed, wijl zonder ideaal. Sommige, die niet eens de moeite en de kosten ervoor over hebben om t zij alleen, 't zij met anderen de Gereformeerde Kerk en onze andere organen en uitgaven te lezen. Maar er zijn er ook anderen, gelijk uit het al trouwer wordend bezoek onzer i aar vergaderingen blijkt. En wat we van sommige leden der C. V. ook mogen zegsen onze lezers zijn over 't algemeen bijzonder trouw. Hieronder halen we nog een treffend staaltje daarvan aan. Trouwe lezers ook geestdriftige leden! Ja, er zijn er, die niet alleen zelf geestdriftig zijn, maar 't vermogen hebben anderen in geestdrift te ontsteken.

En voor die geesdrift is reden, want ons iJmo] linnrf on hp.erliik. Ook is er be-

XV-I^CWCVJL XO "V/Vg, VM ** U

hoefte aan. Juist, omdat in dezen tijd ons zeer bijzondere kansen worden geboden. Hoe is 't mogelijk, vraag ik mij gedurig af, dat sommige onzer geestverwanten daar

blind voor kunnen zijn! Hoe onverantwoordelijk zou het zijn, om door blindheid en laksheid zich zulke kansen te laten ontglippen! En zelfs al waren er geen kansen, de roeping is er heden dringender dan ooit, om tegenover alle loochening en tegenspraak ons den naam onzes Heeren niet te schamen, maar individueel en gemeenschappelijk, mocht het zijn als kerk, dien naam als de alleenzaligmakende beslist te belijden.

We hebben allerlei goede plannen voor ons blad, behalve wat ik reeds zeide van de provinciale brieven ook nog dit plan: Mijn broeder, Dr. P. J. Kromsigt van Amsterdam, hoopt eenige artikelen te geven over gewichtige hoofdstukken der Geloofsleer b.v. over algemeene en bijzondere openbaring, 't Is waarlijk ook zeer noodig in onzen tijd, waarin zooveel wind van leer waait, in de geloofsleer meer te worden gefundeerd en we weten, dat hij van fundeeren houdt en daartoe bekwaam is.

Behalve, dat er met de ruimte in ons blad gewoekerd wordt, bestaat ook het plan enkele malen in het jaar een bijblad te geven. Daarin zouden o.a. deze genoemde artikelen worden opgenomen. Reeds verscheen dit jaar een bijblad, dat veel succes had, waar het aanzijn gaf aan een brochure, waarvan reeds de tweede druk verscheen. Maar zoo'n uitgave is vrij kostbaar. Daarom richtten we op een Bijbladfonds. 'lc Hoop, dat allen die gaarne bijbladen zien verschijnen ons willen steunen door bijdragen te zenden. Telkens als er genoeg is verschijnt er dan een bijblad. De gaven zullen in ons blad verantwoord worden. Tegelijk komen er dan over onze plannen en 't geen daartoe meer precies noodig is nadere mededeelingen. De gaven s.v.p. te zenden aan mij (Gironummer 95950) of aan den penningmeester der redactie Ds. Groot Enzerink te Leiden.

'k Deelde een en ander mee om voor U, onze zeer gewaardeerde lezers, onder wie wij vele menschen van invloed hebben in onze kerk of in eigen gemeente, het meeleven in onzen strijd, onze zorg en onze hoop gemakkelijker te maken.

'k Geloof toch, dat allen gaarne meeleven en dat ook velen wel gaarne een blijk van meeleven zouden geven.

Welnu, dit laatste kan gemakkelijk geschieden. Lezers kunnen heel veel voor het blad doen. De een kan zoo'n gave zenden, waarover we spraken. De ander een abonnó voor ons blad winnen. Zoo licht heeft men gelegenheid het bij anderen aan te bevelen. Te meer waar ons blad onder de kerkelijke bladen een zeer bijzondere plaats inneemt en een zeer bijzondere roeping vervult. Als ieder lezer eens een abonné won, of ook een paar, die samen of ieder afzon derlij keen abonnement namen, wat zou dat een reuzensteun voor ons blad zijn! Wat konden we dan gemakkelijk de genoemde plannen en nog vele andere uitvoeren! En voor velen was zoo'n steun maar een peulschilletje! Met b.v. 270 nieuwe abonné's waren we al veel

gebaat. ..

Waarde lezer, die dit nu leest, zoudt gij wellicht ons met zoo'n blijk van meeleven kunnen en willen verblijden? Misschien komt u al dadelijk iemand, die zich abonneeren kon, in de gedachten of iets anders dat ge doen kunt.

'k Hoop, dat velen ons zullen verblijden met opgave van abonné's en met opgave van adressen voor proefnummers om dan ook te pogen door persoonlijke verzoek de opgegevenen te winnen. Lezers kunnen zoo iets beter doen dan wij, wijl 't bij ons schijnt pleitea voor eigen zaak.

Ook kan het zijn, dat iemand een plaats weet, waar met iioop op goed gevolg door onzen colporteur (D. A. van der San den, Amsterdam, Bilderdijkstraat 1 38ii) kan gewerkt, terwijl hij hem daarbij eenige vingerwijzingen geeft. Ook kan men misschien br. Schalekamp helpen aan een propagandabeurt.

Juist nu is er daarvoor de geschikte tijd.

'k Hoop, dat velen zoo'n blijk van meeleven zullen geven aan de uitgevers of aan den ondergéteekende.

Oostwold (Old.). J. Ch. Kromsigt.

Bemoediging.

Hierboven sprak ik van bemoediging door blijken van meeleven en bewijzen van trouw onzer lezers, die wij als ie-

^a.nfio cj/~vw-»ci -mnnron ontiv3>i12fgil. dcl&rtog

reken ik, om eens een sympathiek voorbeeld van een mij geheel onbekende te noemen, o.a. een ingezonden stuk, dat ik begin dezes jaars aantrof in het Hervormd Zondagsblad voor Friesland, k Neem het hier in hoofdzaak over:

„Als men zoo nu en dan eens spreekt niet leden van

onze Herv. Kerk over reorganisatie, dan kan men soms nog al wat te hooren krijgen dienaangaande. Ondergeteekende is dit al meermalen wedervaren. Niet, dat men dan het goede voor de kerk niet wenscht,

maar tegen de reorganisatie heeft men zeer vele bezwaren, die schijnbaar zoo zwaar zijn, dat we het best doen daar maar spoedig van af te zien. Dit betreur ik ten zeerste. Waarom, wil ik met weinige woorden zeggen:

In mijn 15e jaar las ik reeds zoo nu en dan ook het blad „De Ge.rej. Kerk". En dan, kan ik me nog herinneren, gold het de kerk met al haar gebreken toch lief te hebben, en Gods tijd af te wachten om tot kerkherstel te komen. Dan dacht ik bij mij zelf: ja dat klinkt schoon, maar de kerk te herstellen, daar komt toch niets van, die wantoestanden zijn zoo groot, dat komt nooit in orde, dat geloof ik niet. Dat kwam misschien ook al, omdat van andere kerken geprobeerd wordt de gedachte ingang te doen vinden, om die Herv Kerk maar los te laten, omdat het toch een Babel is. En bovendien is het genoeg geprobeerd om de kerk te herstellen, zegt men en toen zijn de menschen er uitgezet.

Zoo wordt men in de ieugd heen en weer geslingerd ook aangaande de kerk. Toen had ik ook nog geen geloof, dat God eens redding zou geven, maar op gezag van onze voormannen nam ik dan toch maar aan, dat we Gods tijd hadden af te wachten. Nu echter, na ruim 20 jaar, denk ik: het begint te ritselen in onze kerk. 'k Bedoel aangaande de reorganisatie der kerk, en het comité dat zich daarvoor inspant.

God lof! er komt beweging op een bijzondere wijze, zonder te kort te doen aan wat er in de voorbij gevlogen jaren gedaan is.

Nu ben ik een leek, en toch is er een sterk verlangen in mij, dat de reorganisatiegedachte maar meer veld moge winnen. De een zegt: moeten de modernen er uit? Een ander: moeten de ethischen dan ook weer een eigen kerkje hebben? Weer een ander zegt in beeldspraak: niet aan de grasscheutjes trekken, dan belemmert men den groei. Nu kan ik me zulks niet begrijpen, hoewel ik er niet aan twijfel dat zulke leden ook het goede voor de kerk willen. Maar ik zou willen zeggen met het oog op de reorganisatie: wij hebben Gode meer gehoorzaam te zijn dan de menschen. Wij die Christus belijden, moeten ons toch inspannen, dat de kerk dit als kerk ook doe. Wij leven vee! te ver af als eenvoudige belijders van de reorganisatiebeweging; dat ons dit toch naderbij gebracht worde (door kennis te nemen van al wat dienaangaande gezegd en gedaan wordt), opdat het voor ons als leden van die kerk ook worde een zaak des gebeds. Alle lijdelijkheid is toch zonde, ook waar het geldt de kerk. Gods tijd afwachten, ja, maar dat ontslaat ons niet om te doen wat onze hand vindt om te doen. De uitkomst kunnen we dan gerust aan den Koning der kerk overlaten.

Zie, geachte Redacteur! deze gedachten moest ik eens uiten, al is het op een eenvoudige manier. S. S. J."

FONDS VOOR KERKELIJKE EN KERKRECHTELIJKE GESCHRIFTEN.

Alsnog ontving ik voor dit fonds met veel dank: Van Ds. W. J. Roscam Abbing, Eindhoven f 2.50, Ds. J. G. de Bel, Slicdrecht f 2.-50, Ds. P. de Bruyn, Driebergen, uit catech bus f 5.—. Men ziet het, de nagiften zijn niet de minste. Ik hoop intusschen hartelijk, dat nog velen volgen zul len, want ik ben nog niet geheel toe aan het bedrag, dat ik gaarne wilde hebben met het oog op de ruime verspreiding van de twee referaten der reorganisatievergadering van Ds. H. O. Roscam Abbing van Arnhem en mij. Komt, vrienden, kijkt uw kas en anders uw „bus" of een ander „fonds ter vrije beschikking" nog eens na. En mag ik ook nog eens wat giften melden van niet-predikanten? De reorganisatiezaak is toch immers geen domineeszaak ? Dat zou geen goed teeken zijn. Moge zij waarlijk wortelen in de gemeente.

Amsterdam, Giro 21587. P. J. Kromsigt.

Keizersgracht 437.

KERKNIEUWS.

Ned. Herv. Kerk.

Drietal te: Scheveningen (vacature H. J. de Zwart): J. H. Grolle te Hillegom; Dr. W. Lodder te Doorn en G. B. Westenburg te Fevenoord. Hilversum (vacature v. Leeuwen): H. W. J. C. Hanselaar te Zevenbergen; J. J. C. Karres te Oosthem (Fr.) en W. J. van Lokhorst te Delfshaven; Amsterdam (vac. Ds. Hunningher): T. G. v. Reeuwijk te Hillegersberg; Joh. Stehouwer te Weesp en J. C. H. Romijn te Workum.

Beroepen te: Angerlo (bij Doesburg): Th. J. H. Israël te Gramsbergen (Ov.); Dinteloord: C. J. van der Graaf te Ameide en Tienhoven; Usquert (Gron.): H. de Groot te Emmen (Dr.); Loon op Zand: J. H. Koster te Montfoort; Seherpenzeel: E. Warmolts te Heerde; Giethoorn: (toez.): L. J. Cazemier te Gieterveen; Krimpen a. d. IJssel (toez.): J. G. L. Brouwer te De Meern (U.); Hoorn: N. Zwierp te Oostzaan; Made en Oud- Drimmelen: J. Steenhuizen, cand. te Utrecht; Nijkerk : W. J. van Lokhorst te Delfshaven; Oene: C. J. v. d. Graaf te Ameide; Wilsum: W. Wesseldijk te Wouterswoude.

Aangenomen naar: Pingjum c.a. (Pr.); E. van Ruytenberg te Oostburg; Helder : J. D. van der Veen te Purmerend; Delft: H. P. Brandt te Lage Zwaluwe; Vriezenveen (toez.): O. Groenewoud te Parrega.

Bedankt voor: Metslawier (toez.): J. R. Stratingh te Hoogebeintum; Lage Vuursche: B. Batelaan te Utrecht; Sommelsdijk: J. H. Th. Rappard te Barneveld; Zunderdorp (toez.): H. Guittart te Oosterhaule; Alblasserdam en Friezenveen: H. P. Brandt te Lage Zwaluwe; Surhuizum: O. Groenewoud te Parrega.

Geref. Kerken.

Tweetal te: Opende (Gr.): P. Melles, cand. te Groningen en M. Zijlema te Ten Post; Schoonrewoerd: P. Boes, cand. te Beetgum en D. Bremmer te Bruinisse-Oosterland; Katwijk aan Zee: W. E. Gerritsma te Oudega en D. B. Hagenbeek te Vlaardingen.

Beroepen te: Ternaard en te O. Nijkerk (Fr.):