3e Jaarg. 5 SEPT. 1933

<fi?EFORMEEI?D

^2 VREDEIORGMN

MAANDBLAD VAN DE GEPEF. VEREEN

VOOR DAADWERKELIJKE VREDEfACTI ■

(GROEP VAN INTERKERKELIJK-GEREFORMEERDE ANTI-MILITARISTEN)

Adres van de Commissie van Redactie: H. L. van Bruggen, Waterweg 173, De Bilt; Adres voor abonnementen, tevens adres van den penningmeester: D. Fokkema Sr., Heeckerenlaan 66, Zutphen, Girorekening 79406. Abonnementsprijs f 1,— per jaar. Vereenigingsadres: O. W. de Graaf, Schoolstraat 369, Bergum, secretaris. Voor advertenties wende men zich tot Schermer's Drukkerij en Uitgeverij, Bolsward, Telefoon 40.

Zoo gij wilt volmaakt zijn !

(Matth. 19 : 21.)

Neem eens aan, dat ge Gods Woord nog nooit eerder zoudt hebben gezien of gelezen. Dat ge er volkomen vreemd aan waart. En dat ge dan voor 't eerst den Bijbel zoudt openslaan en lezen de woorden van Jezus Christus. Zouden de Evangeliën niet een verpletterenden indruk op U maken? Zouden we niet allen tot de conclusie moeten komen: wat staat ons leven toch practisch ver en ver buiten de sfeer, die onze Heiland heeft aangewezen als de sfeer waarin allen hebben te verkeeren, die Hem willen navolgen? We hebben toch feitelijk niet Gods Woord, Jezus' woord, gemaakt tot wat het bedoelt en behoort te zijn: den regel waarnaar we ons leven hebben in te richten. Is het niet de groote fout van het Christendom, dat 't veel meer Gods Woord heeft „aangepast" dan dat 't het leven aanpaste aan Gods Woord? We hebben vooral de woorden van onzen Zaligmaker „gerubriceerd". Dat woord moeten we zóó niet opvatten; een ander woord heeft alleen betrekking op de dingen van het Koninkrijk Gods; weer een ander woord moeten we zien als beeldspraak.

Ja, wat nemen we nu feitelijk letterlijk uit de lessen die Jezus ons gaf? Is het Christendom niet bezig te verstikken in de draden van een zeer kunstig ontworpen net van spitsvondigheden en eigen bedenkselen, waarin 't zichzelf hopeloos heeft vastgewerkt?

Daar somt een jongeling tot Jezus; die jongeling heeft voor zich het prettige gevoel, dat hij alle geboden der wet heeft vervuld. Heere wat ontbreekt mij nog? Wat U ontbreekt? Verkoop alles wat gij

hebt, geef het den armen, volg mij na zoo gij

wilt volmaakt zijn! Neen, dat kon die jongeling niet. Vermoedelijk is hij alleszins godsdienstig gebleven. Maar dat woord van Jezus heeft hij toch genegeerd. Dat was te veel. Misschien heeft hij zijn verontruste ziel weer rust gegeven door dat woord van Jezus te interpreteeren. Och, dat moest men zoo letterlijk niet nemen. Misschien is hij wel veel meer dan anders aan de armen gaan geven. Zoo zou Jezus 't ook wel bedoeld hebben. Maar alles weggeven, zélf arm worden, dat kan Jezus niet gemeend hebben. Dat zou toch beteekenen zelfvernietiging. Dat kan niet, neen

dat niet. En de jongeling zag niet, dat in dit sterven aan alles, het leven lag, het ware leven dicht bij Jezus. Zoo gij wilt volmaakt zijn!

Doen wij niet allemaal zoo? Geeft Jezus ons geen leering voor onze verhouding tot de naasten? Tot onze vijanden? Ja, maar doe nu eens als Jezus zegt! Dat beteekent toch, dat ge heelemaal onder komt te liggen. Dat beteekent vernietiging. Dat kan Jezus niet bedoeld hebben. En we zoeken naar een interpretatie, die onze ontruste ziel weer rust geeft. We „rubriceeren" het woord van Jezus. En we gaan voort ons leven zoo te leven als wy meenen, dat 't toch moet. Zoo gaan we als Christenen mee met degenen die zelfhandhaving als levensprincipe hebben gekozen. We gaan als vrome Christenen zelfs zoo ver, dat we ons voorhouden het recht te hebben ten koste van wat dan ook, voor ons leven en bezit te vechten. De keuze der wapenen waarmede we ons zullen verdedigen, stellen we afhankelijk van die onzer vijanden. We doen mee aan de bewapeningsjacht, aan het grijpen naar steeds geraffineerder middelen, omdat we niet willen ondergaan.

Hoever staat in dit alles Jezus van ons af? Kunnen we Hem nog zien, Die het woord sprak: zoo gij wilt volmaakt zijn? En vergeten we niet: Jezus vraagt wel veel, zoo niet alles, maar Hij gééft ook

veel. Zoo gij wilt volmaakt zijn en gij zult een

schat hebben in den Hemel!

Willen we dien schat hebben? Denkend aan al het genot, dat dit leven nog geven kan, en ziende op die we lief hebben, willen we dien schat in den Hemel? Niet maar, als we oud zijn geworden en onze dagen op aarde zat; maar nu, in dit eigen oogenblik, willen we alles loslaten?

Mijne vrienden, of ge 't nu op 't punt van den oorlog met ons eens zijt of niet, is er voor ons allen geen aanleiding ons leven te herzien, als 't ware opnieuw te beginnen, en zullen we dan niet wat minder gaan aanpassen? 't „Aanpassen" laten we dan aan God over, die ons in dien weg, door smart en moeite heen, want God kan ons zeer doen, zal brengen tot de hoogte, dat we inderdaad volmaakt willen zijn, en de menschelijk-dwaze consequenties van Jezus' woord durven aanvaarden!

H. L. v. BR.