wereld, dan bedoel ik dit: strijd is botsing; door de zonde is ons leven vol van botsingen, van strijd. Dat hebben wij te aanvaarden; wij moeten dat wel aanvaarden. Zoo hebben wij allerlei strijd in ons leven: tegen de zonde in en om ons; die strijd is geen zonde, is veelal goed en Christenplicht, maar met dat al is die strijd toch kenmerk van de zondige wereld waarin wij leven. Zonder zonde is er geen strijd, geen botsing. Dan harmonieert Gods schepping, dan harmonieert de mensch met God, de mensch met den mensch. Zonder dus zelf zonde te zijn, is strijd toch het kenmerk van de zondige wereld, en als we ons als Christen in den strijd werpen, dan is dat geen zonde, maar eisch van Gods woord, dan is dat naar den wil van Jezus, die ook den strijd met de zonde aanbond, en van Hem kan toch zeker niet gevraagd worden, of dit strijden voortkwam uit zondigen aanleg.

Je bent 't intusschen niet met me eens, dat strijd 't kenmerk van de zondige wereld is. Je schrijft nog, om die meening te staven: „En om je een eenvoudig „voorbeeld te geven van den strijd in de harmonie „der dingen, wijs ik je op het spel, waarin strij„dend wordt gestreefd naar de overwinning. Of dacht „je, dat die dingen specifiek tot de zondige wereld „behooren?"

Laat ik daartegen opmerken, dat de wedstrijd toch feitelijk het kenmerk van het eigenlijke begrip „strijd" mist. Want, en dat zie je voorbij, strijd is ernst, en wedstrijd is spel, blijft spel, al wordt dat spel met nog zooveel hardnekkigheid gespeeld, 't Is geen werkelijke strijd, die ons wordt opgelegd om deizonde wil! En een wedstrijd is iets wat we zelf maar organiseeren. Een spelletje dammen of schaken heeft niets met deze zaak te maken. Dat spelen we uit tijdverdrijf of als volkomen geoorloofd vermaak, als ontspanning.

Ja, waarde vriend, met voorbeelden te werk gaan, dat is lang niet ongevaarlijk. In ons plaatselijk blad hebben we nu al weken achtereen een debat tusschen voor- en tegenstanders van fascisme. Eén der tegenstanders had er op gewezen dat Hitier alles beloofde, maar zijn beloften vergat na te komen. De schrijver wees op de warenhuizen, die zouden verdwijnen, maar met dat al in den nat.-soc. heilstaat vrijwel ongemoeid worden gelaten. En wat denk je dat 't fascistische antwoord was? Dit: Je moet Hitier den tijd laten, dan gebeurt 't wel. Je schoonmoeder ben je ook niet één-twee-drie kwijt! Prosit, 't Ziet er voor verschillende categorieën onder ons slecht uit als Mussert de baas wordt! De schoonmoeders hebben reden te over ook het ergste te vreezen.

Maar in ernst en om op ons terrein te blijven: Ds. •B. v. d. Werft' schreef eens in het Kerkblad van Amsterdam-West, dat Christus vrede brengt; Satan brengt oorlog. Ik vroeg den predikant of deze woorden niet een consequentie voor ons inhielden. Het antwoord was: elke oorlog is daarom nog niet te veroordeelen. Klei-aardappelen zijn aardappelen, doch daarom zijn alle aardappelen nog geen kleiaardappelen !

Nog zoo'n geval. De Geref. Predikant alhier heeft eens in een predikatie, waarin hij den oorlog noemde: het meest ontaarde bedrijf, dat zich denken laat, en de ten top gevoerde bestialiteit, niettemin gezegd: Toch is de Christen geen anti-militarist.

Op het minder-consequente van deze beide uitspraken, hoe beide verklaringen met elkander zijn te rijmen, kreeg ik geen antwoord. De uitdrukking, dat de Christen geen anti-militarist is, had ik intusschen aangevoeld als het scheppen van een besliste tegenstelling tusschen Christendom en anti-militarisme, zoodat de conclusie van het omgekeerde hier wel

degelijk opging, dat dus de anti-militarist geen Christen is. Ik heb den Kerkeraad laten weten, dat men mij dan niet langer ongemoeid moest laten en mij behoorde te censureeren. Daarop kreeg ik kerkeraads-bezoek, dominé zelf en een ouderling. Mijn redeneering heette in strijd met de logica. Broeder ouderling was bereid dit met voorbeelden te bewijzen. Wanneer ik zeg, aldus de ouderling — iemand met den „Mr."-titel voor den naam —: een Christen is geen dronkaard, dan mag U 't niet omkeeren en zeggen, dat een dronkaard geen Christen is! Mijn bescheid was: dat mag ik wel. Een dronkaard, dus niet iemand die wel eens drinkt, maar een dronkaard, die zijn eigen lichaam vergiftigt, die zijn gezin ruïneert en als een zwabber in de goten ligt, kan geen Christen zijn! Dat was niet waar, meende br. ouderling. Dominé zei niets, lachte een beetje. Dan een ander voorbeeld: De Christen is geen gierigaard. Maar daar mag men niet van maken: De gierigaard is geen Christen. Mijn bescheid was weer: Zeker mag men dat, men moet 't zelfs! Iemand, die zijn gansche leven als een vrek leeft en iedereen te kort doet, die is geen Christen! Voorbeelden kwamen er toen maar niet meer. 't Werd een oogenblik een dwaas duel van „ja" en „neen". De dominé had weer niets gezegd, alleen maar wat gelachen. Hij redde voor br. ouderling de situatie door op te merken, dat men met voorbeelden niet alles kon bewijzen. Ik beaamde dit, er echter op wijzende, dat niet ik met de voorbeelden was begonnen, mij intusschen voor de handhaving van mijn bezwaar tegen dominé's preekcoupure refereerende aan de voorbeelden van br. ouderling. Die weer beslist ontkende. En toch had ik hem, zoo de tekst mij maar tijdig te binnen was gekomen, het woord kunnen voorhouden: dat geen gierigaards, geen dronkaards het Koninkrijk Gods zullen beërven (1 Cor. 6 :10).

Dat men in de leidende kerkelijke kringen de consequentie niet aandurft, dat de anti-militarist geen Christen is, is een verheugend bewijs, dat men van het dogma: de Christen is geen anti-militarist, allesbehalve zeker is!

Met vriendelijke groeten,

H. L. v. Br.

Van een gezang.

Ach, daar onrecht en geweld

Ook den besten (!) krijg verzelt,

Wie, o God! wie siddert niet,

Als hij aan all' oorden ziet,

Dat ook ware heldenmoed

Slechts uit heete wraakzucht woedt!

Wat vergiet hij? BROEDERBLOED !

Uit een zangbundel van ontwapenaars, zeker? Mis. Gezang 176 vers 3.

Alweer een bewijs tegen het gebruik van Gezangen. Neen, een pleidooi er vóór. D. F. Z.

„De Standaard".

„De Standaard" van 19 Januari gaf de volgende driestar:

* * In het revolutionaire slop.

*

De actie van „Kerk en Vrede" raakt al meer in het revolutionaire slop. Dat ligt ook voor de hand.

Een onzer lezers noemt enkele feiten. In no. 12 van het orgaan der vereeniging, van 15 Nov. '33, vindt men advertenties van: „De Wapens Neder" en „Bevrijding". Deze beide bladen worden uitgegeven door