as

Openbare

Kerstgetulgenis-Samenkomst.

D.V. te houden op Vrijdag 21 December 1934 in de grote zaal van het gebouw „De Vereeniging", Groen van Prinstererweg 17, De Bilt.

Aanvang 8 uur n.m. Toegang vrij.

Sprekers:

Mr. K. P. van Westen van Amsterdam en

H. S. van Houten, van Groningen.

Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Oorlogsgruwel — Zonde.

Wanneer we in ons orgaan gewagen van de oorlogsgruwel, dan is dat niet omdat we zonder meer weerzin willen wekken jegens een bedrijf, dat niet strookt met onze opvattingen omtrent beschaving of hoe we het anders willen zeggen. We wijzen op de verschrikkingen van de oorlog, omdat zij betekenen: zonde jegens God. Oorlog is een hels misdrijf; oorlog betekent schennis van al Gods ordinanties voor ons mensenleven.

Een gewezen Duits frontstrijder vertelt in ons orgaan van hetgeen hij' heeft medegemaakt. Hij belicht zijn belevenissen van uit het Goddelijk gebod der Zondagsheiliging. Onder ons, Gereformeerden, heersen min of meer strenge opvattingen inzake de Zondagsrust. Welnu, de schrijver vraagt U het probleem van de oorlog ook te benaderen van uit het principe, dat aan de Zondagsheiliging ten grondslag ligt. Gij, die gelooft, dat de Zondag de dag des Heeren is, die ge op bijzondere wijze aan den Heere wilt wijden, zegt het U niets, dat in de oorlog Zondagsheiliging een onmogelijkheid is, en het moorden en doden óók aan de orde van de dag des Heeren is?

De schrijver vertelt van de Sommeslag op Zondag 24 Sept. 1916 en van zijn aandeel in die slag. Wij lieten hem achter in de late nacht voorafgaande aan die Zondag, in een kelder van een huis in één der dorpen, welke in de vuurlinie lagen.

Een korte onrustige slaap, een verschrikt ontwaken door plotseling bombardement en dan zet de dag des Heeren in.

Hoe, dat kunt ge in het volgende artikel lezen.

H. L. v. Br.

Gedenkt de Sabbatdag —

Somme-Slag, 24 September 1916.

De kelder waarin we onderdak hebben gevonden, is nu door twee carbidlampen hel verlicht. Hoe die lampen hier zijn gekomen, weet ik niet. Het is tegen vier uur in de morgen.

De aarde beeft en dreunt van het inslaan der granaten, want het dorp wordt door granaten van alle kalibers bedolven, en het barsten er van wordt begeleid door het langgerekte gedonder der ineenstortende huizen.

Een geweldig schudden, een oorverdovend lawaai boven ons, dat als naalden door het hele lichaam tot in het merg dringt. Door de luchtdruk zijn de lampen uitgeblazen en we zitten in volslagen duisternis.

Een voltreffer; twee andere volgen en het huis boven ons ligt nu wel in puin en bedekt onze kelder. Bij het weer opflikkerende licht ontdekken we verscheidene diepe scheuren in het muurwerk. Veel kan het niet meer hebben. Alles is in beweging.

„De kelder is dicht", schreeuwt iemand van de trap. In een oogwenk hebben twintig handen het puin voor de uitgang verwijderd. *Doffe detonaties dringen tot ons door. Gas! We merken het reeds en als op kommando vliegen de gasmaskers voor het gezicht.

Dekens worden voor de uitgang gehangen. De meeste kameraden hurken nu weer op de grond of op hun ransels of leunen tegen de muur.

Wat nu? Wachten, wachten, o, dat vreselijke wachten, tot onledigheid gedoemd, dat zitten broeden met

je gedachten, hoe wij dat haten.

* *

*

Het vuur heeft middelerwijl kolossale vormen aangenomen. Elkaar verstaan kan men alleen nog maar door schreeuwen.

Wij verlaten nu de kelder en komen op de hoofdweg. Hier ligt het vuur het sterkst. Wat een warboel. Ellende. Paarden- en mensenlijken tussen kapotgeschoten voertuigen, bedekt door puin. Granaten razen daartussen en malen hout, stenen, vlees, ijzer nog eens dooreen. Exploderende amunitieAvagens helpen ten overvloede mee het vernietigingswerk te voltooien. Wij zijn nu op het punt gekomen, waar we niet meer helpen kunnen, daar we nauwelijks onszelf weten te redden.

Mijn blik gaat langs het front. Honderden witte lichtkogels, meest Duitse, zweven boven de stellingen; daartussen enkele gekleurde. Binnen enkele oogenblikken hebben de gekleurde de overhand en aan onze blikken vertoont zich een grandioos vuurwerk.

„Ze komen, Gustav; voor wordt spervuur gevraagd", en reeds horen wij onze granaten sissend naar de Franse stellingen huilen om een afsluiting voor ons prikkeldraad in Niemandsland te leggen, en daartussen het vijandelijk vuur, nu nog slechts in hoge fluittonen.

Wij rennen dwars door de huizenruïne en verdwijnen in een keldergewelf.

Ziezo, hier wachten we af; in een uur zal het voorbij zijn. Met z'n vijven gaan we hier zitten en liggen. Het is zes uur in de morgen. Vóór acht of negen uur zullen we wel geen koffie krijgen. Langzaam begint de nieuwe dag. Goddank, want de duisternis maakt alles nog verschrikkelijker.

Een uur gaat die hel zoo door. Dan plotseling, als met een schok, verflauwt het vuren.

De dienst begint. Alles wat tegen de avond naar voren moet wordt in ontvangst genomen. Brood, boter, broodjes met ham, kaas, worst. Vóór alles ook handgranaten, sprengkapsels en patronen. De handgranaten worden scherp gemaakt, in zandzakken gepakt en verdeeld.

Twee-en-vijftig man worden voor vanavond bij de troep ingedeeld, de rest blijft achter.

Andere kameraden zoeken onder het puin naar gewonden. Een verschrikkelijk werk is het opruimen van de opmarsweg, die voor al wat volgt beslist moet worden vrij gemaakt. Het puin, bespat met bloed, met klompen vlees, ingewanden van mens en dier, wordt opzij gelegd. Daarbij eist de voortdurende beschieting altijd nieuwe offers.

Gewonden van voren vertellen ons, dat de aanval over een breed front hedenmorgen onder vreselijke verliezen is afgeslagen. Slechts een paar honderd meter trechterstelling is genomen. Doch ook onze verliezen zijn enorm en volgens de beschrijving moet het er voor vreselijk uitzien.

De erwtensoep is genuttigd en tegen één uur 's middags staat onze troep gereed voor de afmars, onder kommando van een sergeant-majoor. Op iedere schouder hangen twee aanelkaar-gebonden zandzakken met victualiën of amunitie. Ik heb vier zakken met handgranaten, Gustav en Hermann elk vier zakken met brood of broodjes. Van tijd tot tijd moet omgewisseld worden.

In looppas nemen we verspreid de opmarsweg en bereiken zonder bizondere ongevallen de uitgang van