Geref. Vereeniging voor Daadwerkelijke

Secretariaat-: O. W. DE GRAAF, Stationsplein 18, Heerenveen

VredesacHe

©ETUIGEN IS

Aan de Christelijke Kerken in alle landen

Broeders en Zusters!

De Gereformeerde Vereeniging voor Daadwerkelijke Vredesactie voelt zich gedrongen tot U te komen met een getuigenis, zijnde tevens een opwekking tot een getuigenis inzake het probleem van den oorlog. ^ Het is volgens de publieke opinie een niet te loochenen feit, dat de leuze van „nationale ontwapening in discrediet is; dat de zaak van de nationale ontwapening hopeloos staat. Wij zijn geneigd dat te ^ ï schrijven, wanneer wij een oogenblik alle hoogere leiding uit het leven wegdenken. Dan is het inderdaad zoo, dat de nationale ontwapening een hopelooze zaak is geworden. Doch wij kunnen ons onmogelijk vanwege dat feit verblijd gevoelen, noch komen in een stemming van triomfantelijkheid. Integendeel, wij meenen, dat met groote schaamte en verslagenheid moet worden erkend, dat geen volk bereid is den eisen van nationale ontwapening voor zich te aanvaarden, om dien eisch daarna met te meer klem aan de andere volken als plicht te kunnen voorhouden. Dat de algemeene mentaliteit wordt getypeerd door de opvatting, dat men het verkeerde pas zal laten varen, indien een ander dat ook en gelijktijdig doet, is, menschelijk bezien, eer aanleiding tot groote verslagenheid dan tot zekere welvoldaanheid. , , ,

Naast den onwil om nationale ontwapening te aanvaarden, moet voorts geconstateerd worden, dat de leiders en machthebbers der volken onmachtig blijken te zijn (kwade trouw zij uitgeschakeld) om m ernationale ontwapening door te voeren. Zoodra men over dit punt gaat onderhandelen, openbaart zich een weergalooze spraakverwarring. Geen conferentie is dan ook zóó roemloos aan haar einde gekomen, a s e groote wereld-ontwapeningsconferentie, welke onder plechtige bedediensten in alle kerken haar arbeid m Februari 1932 aanving. In ernstige bewoordingen heeft men bij den aanvang der conferentie elkander bezworen, dat deze conferentie moest slagen, zou de wereld niet met ontzaglijke snelheid een nieuwe ooi ogs catastrophe tegemoet snellen, en de bewapeningswedloop (hèt groote gevaar voor den vrede) niet opnieuw beginnen. Welnu, als 't ware ongemerkt is deze conferentie verloopen; gesloten is ze nog nimmer, maar de bewapeningswedloop is hèt groote, beangstigende feit van den dag. _

Wie in deze dagen zijn hoop op menschen, op prinsen, heeft gebouwd, ziet alle verwachting de joctem ingeslagen. Van den mensch is geen heil te verwachten. Voor wat den mensch aangaat is de zaak van den vrede hopeloos verknoeid. We werken samen de plannen uit van den nieuwen oorlog, die onvermijdelij v

komen moet. We kunnen ook niet anders! . ,

Toch, er is nog één lichtpunt, één mogelijkheid. Als degenen, die Jezus Christus^ belijden als hu Heiland en Zaligmaker, als Eedder der wereld, die wereld welke God zóó liefheeft, dat Hij ter harer redding Zijn lieven Zoon niet gespaard heeft; — als de leden der Christelijke Kerken zich hun roeping bewust worden en gemeenschappelijk aan volken en overheden in den naam des Heeren toeroepen. „Houc op. , dan is er nog redding van het gevaar, dat ons leven in gelijke mate bedreigt.

Om de Kerken tot dezen roep over de wereld op te wekken, richten wij dit getuigenis tot de KerK van Jezus Christus in haar verschillende openbaringsvormen. Maar dan sta ook onmiddellijk \ oorop, a dit getuigenis niet geboren is uit den zucht tot vermaning en bestraffing, doch alleen uit de oprechte Begeerte, dat de Gemeente van Jezus Christus thans doen zal, wat alleen zij kan doen m gehoorzaamheid aan haar Koning: de wereld helpen, redden uit de klauwen van het gruwelijk oorlogsgeweld, dat het leven der

menschheid omknelt. ,, iic.

Dit getuigenis richten wij tot de Kerken in het onwankelbare geloof, dat we een zijn m Jezus Christus; dat niets ons van Hem, en niets ons van elkander, die toch tezamen het ééne lichaam vormen, scheiden kan. In het zeker weten ook, dat Jezus Christus door en in Zijn Gemeente tot het woeden van golven en orkanen Zijn koninklijk Woord wil spreken, dat de stormen doet bedaren. , , ,

Dit getuigenis richten wij tenslotte tot de Kerken, gedreven door de liefde tot de Kerken, en o a degenen, die met ons den Heere Jezus Christus hartelijk liefhebben. Ty j

Mogen wij gelooven, dat dit woord ter inleiding in staat zal zijn ons getuigenis tot u een goe e ingang te verzekeren, het zij ons vervolgens vergund op te merken, dat ons getuigenis in de eers e p aa s behoort te zijn een belijdenis van groote schuld en zonde. Wij weten dat heel de wereld schuldig s aa vooi God, en de oordeelen Gods over de wereld ook hieruit zeer zeker zijn te verklaren. Maar wij weten me even groote stelligheid, dat er niet alleen een oordeel Gods is, doch ook een rijke genade Gods m Jezus Ohristus, die heel de wereld omvat. Die genade behoort ook tot openbaring te komen m de uiterlijke verschijning