heid beroofd en op onmenselijke, op satanisch-wrede wijze hun heerschappij in koloniën gevestigd.

Christen-volken hebben zoveel eeuwen oorlog gevoerd. Die van 1914-18 was de laatste, en telde zijn slachtoffers bij millioenen.

Maar de oorlog van nu is heus niet de allerlaatste, want de waanzin zal ons van ramp tot ramp voeren, tot de maat vol is, en er niet meer bij kan, omdat we kapot zijn en verslagen neer liggen.

Tenzij Uw genade, o Kind Jezus, ingrijpt.

Eens zal Uw Geest deze wereld doorgloeien en louteren.

Daarom heffen we in deze ure onze handen tot U op.

Zie, heel mijn hart staat voor U open!

Laat ons Uw getrouwe getuigen zijn ook tegen deze oorlog zogenaamd in dienst van de vrede van Europa!

Deze oorlog is uit den duivel zelf.

Doe Gij ons triomferen door Uw vrede.

Triomferen ook over onze zwakheid, als we zo vaak geneigd zijn uit pure zucht tot zelfbehoud toch het veroordeelde middel aan te grijpen. Want ook dan zullen we diep in ons gevoelen: het zal een daad van zonde zijn!

Maak ons getrouw op elk terrein des levens, ook op dit van de strijd tegen de oorlog, die doodgewone moordin-perfectie is;

geef ons getrouwheid om het de wereld te zeggen, dat ze in de weg van oorlog te gronde gaat, en alleen in de weg van Kerstnacht gered kan worden;

geef ons getrouwheid om als leden van onze Geref. Vredesactie de banier van het Evangelie des Vredes voort te dragen, dwars door deze woeste orkaan heen, en al zien we nü door stof en duisternis die banier niet altijd, zij zal nog wapperen boven onze hoofden, als het laatste rumoer van de oorlog is verklonken !

Want het Koninkrijk komt, het Koninkrijk van vrede en gerechtigheid, als er geen onrecht meer zal zijn, en geen gekrijt van kinderen die ellendig omkomen in de lagen die mens-duivels elkander leggen.

Ja, het Koninkrijk komt!

En U is dat Koninkrijk,

En de kracht,

En de heerlijkheid,

Tot in der eeuwigheid. Amen!

H. L. v. Br.

„Daarom week Israël van hem af."

(Num. 20 : 21b)

Veertig jaar omzwerven in de woestijn zijn ten einde gespoed. Het oude geslacht van Israël, dat op het ongeloof van zijn spionnen meer vertrouwen had gesteld dan in de beloften Gods, is gestorven en heeft zijn rustplaats gevonden in de woestenijen vóór de poorten van het land der beloften ! . . . .

Het jonge geslacht zal nu ingaan !

Aan het vreselijke dolen door de dorre zandvlakte komt een einde.

Naar Kanaan !

En op de weg naar Kanaan zal Israël stuiten op vele volken, heidense volken, die dit mysterieuze trekkersvolk en deszelfs God haten en in de weg zullen treden.

Maar Israël zal op Gods bevel deze heidense volken aanvatten en verslaan.

Hier is de strijd van de wereld tegen Gods volk, dat is: de strijd van Satan tegen God.

De inzet van die strijd is de komst van den Messias, die de gevallen mens zal oprichten uit het eeuwig verderf.

God voert Zijn volk langs afgebakende wegen naar dat grote doel.

De Satan poogt de redding van den gevallen mens te voorkomen. Hij treedt op Gods wegen zijn volk tegemoet en zoekt het op de dwaalweg te leiden.

Maar God is sterker dan Satan. Hij slaat door Zijn volk Israël de benden van den duivel neer.

Zo blijft de weg naar het Land der Belofte open.

Het eerste volk, dat Israël op zijn weg naar het beloofde land vindt, is het volk van Edom.

Maar dat is geen vreemd volk!

Edom, dat is het broedervolk. Ook dat is uit het geslacht van Abraham, Izaak en Jacob!

En, zie nu op het verschil in optreden van Israël tegen Edom. Nu is er geen sprake van eisen, van strijden, van vernietigen.

Wat doet Mozes?

Hij richt een vriendelijk verzoek tot den Koning van Edom:

Alzó zegt uw broeder Israël!.. ..

En dan volgt een gemotiveerd verzoek om doortocht, met de stellige belofte dat Israël alleen de koninklijke weg zal gaan en generlei schade zal aanrichten.

Maar de Koning van Edom weigert.

Dan volgt een nog stelliger belofte van Mozes: tot het water toe dat wij en ons vee op de doortocht mochten gebruiken, zullen wij u betalen. Wij zullen de gebaande weg gaan!....

Maar de Koning van Edom weigert wederom, en niet gerust, trekt hij met een leger naar de grenzen om Israël desnoods met wapengeweld tegen te houden.

En wat gebeurt er dan?

Gebiedt Mozes in de naam des Heren zijn volk het onwelwillende Edom aan te vallen en te vernietigen?

Neen !

Numeri 20 : 21 zegt: daarom week Israël van hem af.

Mozes leidt het volk terug. Hij zal een andere doortocht zoeken naar het Land der Belofte.

Op de weg naar het Beloofde Land trekt hij het zwaard niet tegen zijn broeder Edom. God wil het niet! God verbiedt het!

Hoe zondig de houding van dien broeder ook zij, het is de broeder. Het is niet een vreemd volk.

Israël en Edom zijn uit het geslacht van Abraham.

Er zijn Christenen, die zich ter rechtvaardiging van de tegenwoordige oorlogen, beroepen op de oorlogen van Israël. Zij maken de principiële fout de gans eigenaardige en uitzonderlijke positie van Israël in de wereld uit het oog te verliezen. Israël is niet alleen een volk, het is Gods volk. De andere volken zijn maar niet slechts „volken", ze zijn de wereld, ze zijn Satan, die strijdt tegen de Kerk Gods op aarde, om de Paradijsbelofte voor eeuwig van haar vervulling verre te houden.

Wij, christen-antimilitairisten zeggen, dat de oorlog zonde is, óók omdat deze oorlog moord betekent jegens broeders.

De volken van Europa zijn broeder-volken in velerlei opzicht. En oorlog betekent nü dat kinderen van één Vader, dat leden van het lichaam Jezus Christus elkander zullen vernietigen. Want de grens van Gods volk loopt nü niet meer parallel met enig aards volk. De grenzen van Gods volk doorbreken alle landsgrenzen.

Indien de volkeren geschillen hebben, zo zij de beslissing niet aan het geweld en aan het ultimatum, maar aan het overredend ,,zo zegt uw broeder...."

En wanneer dit beroep op de broederschap faalt, dan blijve het zwaard in de schede. Dan worde geen grensincident geforceerd om de oorlog te kunnen ontketenen.

Dan zij het ook nu: „daarom week Israël af".

Liever van zijn recht afzien, dan den broeder doden.

Dit is Gods weg.

Het is de weg van zonde en ongeloof, op den broeder in te slaan en hem te doden.

Hoort dit, Europa, dat op de rand van de afgrond toe-raast.

Hoort dit, volk Gods door gans de wereld !

Vervloekt zij de oorlog! om Christus' wil.

Het is beter terug te trekken, dat is onrecht en schade lijden, dan door het bloed van den broeder te vergieten