zich een weg te banen naar het begeerde doel, want in die weg zal dat doel steeds verder terugwijken, hoe feller we onze handen er naar uitsteken.

En dit is de vloek die op Europa rust.

H. L. v. Br.

Boekbespreking.

Bij de uitgeverij „De Nieuwe Koers", Bierhaven 25, Rotterdam, verscheen een brochure van 20 blz., getiteld : „De Dienstweigeringswet, haar toepassing en gevolgen", door J. H. Frangois, secr. der commissie van voorlichting aan gewetensbezwaarden tegen de militaire dienst.

In een inleiding bespreekt de zeer deskundige schrijver het feit, dat er de eeuwen door mensen zijn geweest die oorlogsdienst weigerden, vooral uit godsdienstige of etische motieven, de korte geschiedenis over het ontstaan der wet ten onzent en het bestaan van overeenkomstige bepalingen in andere landen. Vervolgens worden de voornaamste artikelen (1 tot en met 4) besproken en toegelicht, de gang der procedure meegedeeld, de regelingen omtrent het „werkkamp" vermeld, de werking der wet in de practijk en de taak der commissie van voorlichting besproken. Eindelijk zijn de volledige tekst der wet en een model-request opgenomen.

Prettig doet aan de sympathieke wijze waarop gesproken wordt over de officiële commissie die den Minister heeft te adviseren omtrent den gewetensbezwaarde, die een beroep op de wet deed. Een andere maal wordt met lof gewag gemaakt van de welwillendheid van de commissie, en vooral van haar secretaris, ten gunste van den verhoorde.

Eén citaat veroorloven we ons af te schrijven :

„Naast dit voornaamste deel van haar taak: het verstrekken van inlichtingen heeft de commissie (van voorlichting, d. G ) ook nog een ander doel, n.l. het geven van meer bekendheid aan de wet. Hiermede wordt natuurlijk niet bedoeld het maken van propaganda voor dienstweigering, want hiervan onthoudt de commissie zich angstvallig. Gewetensbezwaren komen voort uit het gemoed. (Wij zouden hier ietwat anders omschrijven, d. G.) Men moet daar zelf mee worstelen. Anderen — hier de commissie — kunnen hoogstens wijzen op de mogelijkheid voor iemand, die in dit opzicht met zichzelf tot klaarheid is gekomen, om door een beroep op de wet te trachten voor vervangende burgerdienst in aanmerking te komen. Het werk van de commissie is dus louter informatorisch" (blz. 15 en 16).

De beide laatste citaten bevelen we hartelijk ter overweging aan aan bepaalde publieke voorlichters, die ten dezen blijk geven van minder gezond oordeel !

We weerhouden ons nauwelijks meerdere citaten te geven uit deze zeer instructieve brochure en bevelen aanschaffing zeer dringend aan. De luttele prijs vanlOct. kan voor niemand een bezwaar zijn.

Hinderlijk was voor ons bij de lezing Boeddha en Christus (blz. 1), Jezus, Tolstoi en Gandhi (blz. 5) als godsd.enstleraren, mensen met eenzelfde „standpunt", naast elkaar geplaatst te zien.

Ook hindert 't ons, maar dan in gans andere zin, te moeten lezen: „Vooral de Christen heeft er allerlei op bedacht om aan het dwingende gebod onze naasten lief te hebben als onszelf, te ontkomen en de oorlog, dat is het op grote schaal en op de meest schandelijke manieren doden van die naaste, goed te praten." Hoe zouden we wensen dit op goede gronden te kunnen tegenspreken!

H- d. G.

Jan, een vriend var* den Vredemaker". Geschreven door J. D. letswaart, uitgave A. Voorhoeve, v.h. Bredee's Uitgeversmij N.V., Rotterdam. Gecartonneerd 50 ct.

Gaarne bevelen we dit boekje in onze kringen van harte aan. Het verhaal is vlot geschreven en verlucht met

plaatjes: omvang ongeveer 130 pagina's. Het is een uitgaaf in de trant van de bekende boekjes, die op Kerstfeestvieringen van Zondagsscholen worden uitgereikt. Onder dergelijke uitgaven is veel lectuur voor de jeugd, die ons maar matig kan bekoren. Dit boekje maakt daarop een grote uitzondering.

De sfeer is echt-christelijk en door heel het verhaal loopt de gedachte dat geweld niet persé vanzelf spreejjt, ook niet in het leven van onze jeugd. Het kant zich bovendien tegen de gruwel van de oorlog en probeert de jeugd bij te brengen dat het slagveld geen „veld van eer is. Trouwens het boekje is door een geestverwant geschreven.

Daarom, koopt dit boekje en geeft het aan uw kinderen, of aan kinderen van uw naaste verwanten.

Gij doet dan een zeer goed werk.

H. L. v. Br.

Ds. Hugenholtz gedagvaard.

Ds. Hugenholtz, de Secretaris van „Kerk en Vrede", had zich op 1 Dec. 1939 voor de Rechtbank te verantwoorden, wegens belediging van het openbaar gezag.

Het „V. P. B." meldt, dat Ds. H. die zichzelf verdedigde (de behandeling geschiedde met gesloten deuren) heeft aangevoerd zich niet bewust te zijn, zich opzettelijk in beledigende vorm te hebben uitgelaten over het openbaar gezag, waarmede hier blijkbaar de Nederlandse Staat moet zijn bedoeld. De strijd van Kerk en Vrede en haar medestanders is er een van beginselen, niet tegen mensen, ook niet tegen regeringspersonen: in de bewuste brochure komt dit duidelijk naar voren. Spr. richtte zich uitsluitend tegen de oorlogstoerusting, welke stelselmatig in de kazerne en de militaire opleiding in het algemeen wordt onderwezen en geoefend, en welke hij krachtens zijn christelijke overtuiging als zondig moet veroordelen en qualificeren. Deze oorlogsmethoden ging spr. uitvoerig na, zoals de voorschriften over het bajonetvechten of geweervechten, zoals deze zijn uitgegeven bij de Kon. Mil. Academie; de opzettelijk gemene verwonding, die het bajonetwapen het slachtoffer toebrengt, waarbij hij een medische verklaring overlegde; het leggen van land- en zeemijnen; het duikbootwapen en het bombardementsvliegtuig. Samenvattend zeide hij: „De genoemde methoden mogen voldoende zijn om de oefening van onze jongens van pas 19 jaar tot dit bedrijf, waarbij de legerleiding zelfs legerpredikanten en aalmoezeniers inschakelt, waardoor soldaten geestelijk immuun worden gemaakt tegen eventuele christelijke gewetensbezwaren, te bestempelen als „gemeenste moordmethoden '. „Immers hier is alle militaire romantiek van een ridderlijk oorlogvoeren zoek"... „Het is mij bekend, dat zeer velen, die van overtuiging zijn het oorlogsapparaat nog niet los te kunnen en te mogen laten, wijl bittere noodzaak hen daartoe dwingt, aan het systeem der militaire landsverdediging met alles wat daaraan verbonden is, vasthouden, zij het ook met een bloedend hart. Ik zeg, met een bloedend hart, omdat zij min of meer vermoeden, dat dit systeem in flagrante strijd is met de beginselen van het Evangelie. Zij zullen dan ook allerminst ontkennen, dat de methoden die worden toegepast, voor het merendeel tot de gemeenste behoren. Wij staan voor een kentering der geesten. Gelukkig begint in kerkelijke kringen het besef door te dringen, dat het met de oorlog in het licht van het christelijk geweten niet in orde is. Niemand minder dan Jhr. Mr. D. J. de Geer schreef in het tijdschrift „Stemmen des Tijds" van April 1935, handelende over „Van Oorlog en Vrede" (p. 331): „Is oorlogvoeren zonde? Wanneer wij de granaatscherven en de torpedo's, de bommen en de gifgassen, hun vreselijk werk zien doen, dan wordt dit door weinigen betwijfeld. Dan is integendeel de grote meerderheid geneigd — de oorlogvoerenden zelf wel in de eerste plaats — te beamen, dat dit een hemeltergende gruwel is, een zonde