de kapitaal macht, hoe langer hoe sterker. Op het gebied van

den arbeid ging heerschen het recht van den sterkste.

* *

*

Ad secundum. Daar stonden nu de zwakkeren, de arbeiders. Wat restte hun ? Het recht van organisatie.

Ja, ze begonnen weer — en dat is hun eere — te spreken van vakorganisatie. Edoch, in toenemende mate werd en wordt dit woord misbruikt.

Wie leegen n.1. valschelijk beslag op den naam van vakorganisatie ? De vakvereenigingen van werklieden, van werklieden op zichzelf.

Dat is de geest der eeuw, die alleen het materieele eert, en daarom, het product opbrengende uit de stof, slechts werklieden kent, en voor hen alleen, als de bezitters der materieele krachten, alles opeischt. Hunner moet de wereld zijn.

Deze geest is in oorlog met het georganiseerde leven. Want daarin is ook het onstoffelijke, het geestelijke werkzaam, staat daarin zelf bovenaan.

Zie hier : Deze valsche geest kent slechts één soort arbeiders. Of ze bekwaam zijn of onbekwaam, vakmannen of geen vakmannen, wat ook de differenties zijn van hun huiselijk leven, een arbeider is een arbeider, de vertegenwoordiger van een hoeveelheid arbeidskracht, en anders niets.

En een hoop van die krachten, die toevallig in een vak samenwerken, vormen dan een vakvereeniging zonder onderscheid of aanzien des persoons. Zulk een dusgenaamde vakvereeniging (die inderdaad evenveel recht op dien naam heeft als uw beenen op de naam van mensch) beslist over die arbeiders, doodt hun vrijheid; matigt zich macht aan over de bijzondeje Bedrijven; stelt het loon vast; bepaalt den arbeidsduur, en dat alles — let hierop wel — zonder eenige verantwoordelijkheid te dragen voor den arbeid.

Bedrijven en eigenlijk gezegd ook vakken kent deze vakorganisatie niet. Slechts arbeid en arbeiders, de som van alle materieele arbeidskracht.

Deze vakorganisatie geeft zich weer gevangen onder een Federatie, een locale, en nationale, o, ware het mogelijk een internationale Federatie van alle arbeidskrachten. Als de»mensch der zonde» zich van deze materieele krachten-federatie meester kan maken, en aan de zaak weet te geven een religieus karakter hebt ge den Anti Christ.

Voor de arbeidersmacht moet alles, alles, religie, staat, alles vallen, omdat zij de macht is.

Er zijn teekenen, dat de leuze : > de macht voor de Arbeiders* ook christen werklieden bekoort.

De werkliedenvereenigingen hebben den plicht de aangevangen machtsstrijd te weerstaan.

Ad tertium. Wat moet hier nu positief voor in de plaats komen ?

Hier hebben de patroons, die het gezag hebben op arbeidsterrein, een roeping, en wel de roeping tot de eenig goede vakorganisatie.

Ze mogen, uit een hooger solidariteitsgevoel, niet dulden dat de arbeid langer uit meikaar wordt gerukt.

Daarom moeten ze:

a. de zoogenaamde vakorganisatie weerstaan ;

b. niet doen aan patroonsfederatie, want dat is huldiging van den klassenstrijd.

c. met de organisatie beginnen in het particulier bedrijf.

Bij de ware organisatie moet de mechanische beschouwing

wijken voor de organische.

Ze kan slechts uit de bedrijven opkomen.

Voorts moet ze letten op het onderscheid tusschen de deelhebbers aan den arbeid. Een bedrijf is niet een som van materieele krachten. In het bedrijf zit het léven der arbeiders zelve.

Er is gezag in het bedrijf. Verschil van rechten en plichten. Daarbuiten kan de arbeid niet bestaan. De arbeid gaat niet van de stof, maar van de geest uit. De geest is het, die de stof beheerscht.

Patroon en arbeiders, die nu eenmaal elkander niet missen kunnen, zijn samen, niet in gemeenschap van eigendom, maar in gemeenschap van arbeid. En die gemeenschap vordert het aanleggen van banden over en weer.

De goede organiseering moet ieder op zijn eigen plaats tot zijn recht doen komen. Zij moet uitgaan van het arbeidscontract. Naar de verschillende contracten moet de organisatie zich richten.

Voor breedere groepen moeten er zijn vertegenwoordigers, die opkomen in het bedrijf voor hun mannen, en bij hun mannen voor het bedrijf.

Voorts noodig: Rechtspraak in de bedrijven, waarbij de vakorganisatie, die opkomt uit de bedrijven, helpen kan.

De vastere werkkrachten moeten inspraak krijgen in de bedrijfsonderneming.

Ideaal: het bedrijf in gemeenschap.

De vakorganisatie, die zich ontwikkelen moet uit de bedrijven, moet, behalve dat zij de scheidsrechterlijke eenheid zal

bevorderen, de vakontwikkeling in de hand werken.

* *

*

Zie hier in korte trekken aangeduid het betoog van Ds.

Sikkel.

Ik ben er van overtuigd dat de juridische studenten der

V. U., die op economisch terrein in dikke duisternis rondtasten, Ds. Sikkel van harte dankbaar zijn.

Wat Patrimonium heeft gedaan, zullen we, naar Ds. Gispens woord, maar met den mantel der liefde bedekken. Het komt ons voor, dat Patrimonium een goeden en welmeenenden vriend een klap in het aangezicht gegeven heeft.

Wat is de verdienste van Ds. Sikkel ? Naar het ons voorkomt, voornamelijk deze: dat hij heeft aangetoond het revolutionaire der tegenwoordige vakorganisatie. Dat de mannen, die in die »vakorganisatie * het nee plus ultra zien daarover zijn boos geworden, verwondert ons niet. Zelden is ook iemand zoo op eens, zonder eenige voorbereiding hoegenaamd, plomp weg met een nieuwe en gewichtige beschouwing voor den dag gekomen als Ds. Sikkel. Zeer ontactisch, want nu heeft hij noodeloos de Christelijke werklieden van zich vervreemd. Maar ten slotte gaat het er voor ons niet om, of hij aanleiding gaf tot zekere geraaktheid, maar of hij de waarheid sprak.

En wat dit betreft gelooven we, dat hij waarheid gesproken

heeft.

Want het is metterdaad waar, dat de tegenwoordige vakorganisatie het vak als zoodanig in zijn gt ledingen en karakter miskent, en slechts rekent met materieele krachten.

Met het wezen van den menschelijken arbeid in zijn geheel en in de vakken, wordt niet gerekend En alle miskenning van natuurlijke en noodzakelijke verhoudingen is revolutionair en loopt uit op verderving. Waarlijk, heel deze organisatie is het stellen van brute kracht tegenover kapitaalmacht, de strijd om het recht van den sterkste

Dat dit verderfelijk is, blijkt hieruit: Velen onzer werklieden waren, vóór de staking, die hen tot nadenken bracht, zoo ongeveer volb'oed socialist. Ze hunkerden om mee te doen in den machtsstrijd, en men hoorde ook bij hen van niets dan van hooger loon en gedwongen lidmaatschap, en van werkstaking als eenig middel ter behoudenis.

Dat vloeit uit het wezen der tegenwoordige vakorganisatie onherroepelijk voort En als het niet verandert, gaan we weer precies den zelfden weg op.

De groote werkstaking heeft hen de verderfelijke consequentie doen zien ; heeft hen doen roepen om Christelijke vakorganisatie. Maar wat zou het baten, als die organisatie slechts den naam had, dat ze Christelijk was. Ze zou toch medegevoerd worden door den geest der eeuw op het terrein van den machtsstrijd.

Dat nu Ds. Sikkel even sterk in het opbouwen is als in het afbreken, schijnt ons helaas niet waar te zijn. Niet dat zijn theorie : de goede vakorganisatie moet van de patroons uit gaan, moet ieder arbeider zetten op zijn eigene plaats en moet ten slotte leiden tot gemeenschap in bedrijf, niet schoon zou zijn. Maar het komt ons voor, dat Ds. Sikkel met de praktijk te weinig rekent.

Kent ge, op eenige uitzondering na, op het gebied van de arbeidsorgamseering een meer inerte massa dan de meeste patroons? Eerst als het water hun tot de lippen komt, beginnen ze iets voor hun arbeiders, en voor de organisatie van hun bedrijf te doen. Ik geloof dat van hen nooit eenig initiatief te verwachten is. En wie moeten het dan doen ? De arbeiders f Maar dan loopt men toch immers weer alle kans, om op het door Ds. Sikkel verderfelijk genoemde spoor te komen. Door tusschenkomst der overheid ? Heel mooi, maar hoe ?

En buitendien, wie is patroon, wie arbeider ? De commissarissen van een vennootschap voor steen fabricage, die van steenbakken net zooveel af weten als een koe van Spaansch ? Of de directeur, die toch ten slotte ook slechts een loondienaar is ? In ieder geval kan men toch die onkundige commissarissen niet in de Bedrijfsvereeniging, die den grond en wet gaan vormen voor de vakvereeniging, cpnemen. En wie moet nu hier het initiatief remen ? De commissarissen? Och, die zullen er, als het niet strikt noodig is, wel niet aan denken. De directeur? Die is weer geheel afhankelijk van de commissarissen en kan buiten hen, zoo ze er niets voor voelen, onmogelijk iets doen.

We hebben hier praktisch ontelbare moeilijkheden. Het ellendige is : De arbeiders willen wel over 't algemeen. Maar de patroons 1

Jawel, zegt Ds. Sikkel, maar laten de arbeiders in hun tegenwoordige organisaties en de patroons in de hunne, naar de oplossing zoeken. Dat is goed gezegd. Maar praktisch is het heelemaal onuitvoerbaar. Om samen te gaan redeneeren kunt ge de menschen op den duur niet bij elkaar krijgen. Daar moet praktisch resultaat zijn. En als deze weg, door Ds. Sikkel aangewezen, wordt ingeslagen, dan blijft vooreerst dat resultaat uit, omdat de arbeidswereld eer.'t voor dit idee gewonnen moet worden, wat lang duren kan ; en dan gaan de bestaande organisaties aan bloedarmoede dood.

Het komt ons voor dat Ds Sikkel, toornend tegen het revolutionaire, zelf ook een beetje revolutionair is, en zich te weinig aanpast aan de tegenwoordige »vakorganisaties, die nu toch eenmaal bestaat. De kunst is niet slechts om idealiter een goede vakorganisatie te beschrijven (hoe verdienstelijk het ook zij); maar ook om den weg te wijzen die er heenleidt.

Dat heeft Ds. Sikkel al .te veel verzuimd. Men krijgt ook zoo'n idee, dat het hem niet veel schelen kan, dat ze 't nu voorts zelf maar uit moeten zoeken. Of ook, dat hij 't zelf niet recht weet. Want van deze, practisch alles beheerschende kwestie, maakt hij zich eventjes met deze woorden af:

iDeze organiseering kan, waar eenmaal de Christelijke