ze heeft toch nog eene veel wijdere strekking. Zij ^ is niet het privaat eigendom der kerk, maar is J ook een boek voor de menschheid, voor huisge- ^ zin en maatschappij, voor wetenschap en kunst 5 Zij is geen boek der religie en der moraal alleen, $ maar ze is norma en richtsnoer, geneesmiddelen $ correctief voor alle wetenschappen. Zij is altijd J en overal een lamp voor den voet en een licht 5 op het pad. En daarom hebben alle weten- $ schappen de Heilige Schrift noodig en dus ook $ de voorlichting der theologie.

Daarbij komt, dat alle wetenschap, ook die der 5 theologie, opkomt uit de den mensch ingeschapen 5 aandrift naar kennis, uit den hem eigen drang ^ naar weten. De kennisse Gods was oorspron- J kelijk niet, gelijk Rome leert, een bovennatuurlijke 5 gave, maar behoorde tot het beeld Gods en tot $ het wezen van den mensch. En wel is die ken- $ nis door de zonde verduisterd gewordtn, evenals J alle andere kennis door haar is bedorven; en 5 wel is ze thans alleen langs bnitengewonen weg, $ door revelatie en illuminatie, in den mensch $ hersteld. Maar toch is er ook in den toestand J der zonde, dank zij de algemeene genade, een 5 drang naar weten overgebleven, die, mits door ^ de verlichting des Heiligen Geestes in het rechte J spoor geleid, der gansche wetenschap het aanzijn § geven kan, en ook zoekt door te dringen tot de 5 kennisse Gods. Er is dus, voor den Christen, $ die alle wetenschap aldus opvat, principeel geen $ tegenstelling tusschen de theologie en de andere $ wetenschappen. Zij vormen voor hem samen S één organisch geheel. De mensch is er oorspron- J kelijk en door de verlichting des Heiligen Geestes $ ook thans weer toe bekwaamd, om God in alle $ dingen en alle dingen in God te zien en te kennen, 5 Hij rust niet, vóór hij eenheid in zijn denken en $ harmonie, systeem, in al zijne kennis heeft ge- $ bracht. $

De geschiedenis leert dan ook, dat deze we- $ tenschappelijke beoefening der theologie (van de $ formuleering der Godskennisse door de kerken, $ wel te onderscheiden) niet uit de zichtbaar ge- 5 institueerde kerk, maar vrij, als heel de Christe- 5 lijke weienschap, uit den geheiligden drang naar $ kennis bij de Christelijke volken is te voorschijn $ gekomen, en als vanzelf in den kring der weten- $ schappen eene, ja de eerste plaats heeft ingeno- 5 men. De theologie, in dezen zin kan dus ook $ de wetenschappen niet missen. Zij is niet zonder $ haar, maar door hare hulpe ontstaan. Zij onder- 5 stelt veelzijdige literarische en philosophische $ propaedeuse. Zij komt ieder oogenblik met alle $ vakken der wetenschap in aanraking. En deze $ wetenschappen hebben, om zuiver te gaan, de $ leiding der theologie van noode en hare voorlich- 5 ! ting uit de H. Schrift. De wetenschappen liggen $ ■ niet als de vakken van een schaakbord gescheiden $ ' naast elkaar, maar snijden en kruisen elkander $ , ieder oogenblik. DAarom is er een strijd der 5 \ wetenschappen. En juist daardoor is in het Chris- $ telijk Europa ten slotte de idee opgekomen om $ . in de Universiteit de eenheid aller wetenschappen 5 r te zoeken. 5 '

De geïnstitueerde kerken mogen*dus, op zich- $ J zelve beschouwd, aan eene te harer beschikking $ zijnde Theologische school genoeg hebben en J * daarmede tevreden kunnen zijn; de Gereformeerde 5 £ beginselen eischen, dat de theologie als weten- $ 1 schap niet in een seminarie worde opgesloten, $ ! maar ook met alle wetenschappen in organisch 5 verband trede en aan de Universiteit eene eigen $ plaats inneme. Aan die beginselen waren de Ge- 5 reformeerden zeiven te allen tijde getrouw. Zij $ hebben overal bewust en beslist aan eene Uni- 5 versiteit boven eene Theologische school de voor- $ keur gegeven. Waar zij het hoogere konden ^ bereiken, waren zij nimmer met het mindere, ook $ ] voor de opleiding harer Dienaren tevreden. 5

!

VAN SCHELVEN. $\

\l

1

'W

8

2

'*********************************************r*******************

|De Gereformeerde Kerke»!

IN H EDEELAND.

! 1

* Drietal: te ;

$

5 Groningen A, J. van Andel, te Leeuwarden; j } T. do Jager Sz , te Nijega-Opeinde en M. Soliuur- j J man, te Enschedé.

Beroepen: te > ^

J Brouwershaven, G T. I. Engelbrecht, te Andel 5 5 Veenendaal B, H. M. Yan der Vegt, te Heerde. 5 $ Gerkesklooster, H. Siertsema, te Burnm c. a. $ J Rinsumageest c. a., H C. van den Brink, cand. j 5 aan de Vrije Universiteit.

$ Monster, P. A. E. Sillevis Smitt, cand. aan de $ $ Vri^e Universiteit. ^

5 Hoogeveen B, R. J. v. d. Teen, te Bolsward. 5 5 Boseland, J. van Goor, te Harlingen. $

^ Oostwold (Oldambt). E. Prinsen, cand. aan do $ ^ Vrije Universiteit. J

5 Groningen J. van Andel, te Leeuwarden. ^ Aalden, E. Buurma, te Onstweddermidsel. 5 Geest, H. L. Bejer, te De Krim.

S

Aangenomen: naar

s

j 's-Hertogenbosch. J. M. Mulder, te Aalten A. $ j Leeuwarden B, J. J. Impota, te Alphen aan J ! den Rijn.

! 5

Bedankt: voor

! Groninger.i A, C. van Proosdij, te Baarn o. a. j ! Lopik en Kabouw, J. R. Dijkstra, te Jouree, a. J

i * * * Delft. Zondag 16 April had in de Geref. $ i kerk alhier A de bevestiging plaats van Ds. H. A. ^ ! Gezello Meerburg. De bevestiger Ds. L. van der ^ ! Valk had tot tekst genomen Paulus' brief aan 5 ; de Colossensen, het le hoofdstuk, de verzen 28 $ I en 29.

De bevestigde leeraar aanvaardde zijn bediening 5 ! met de woorden uit Handelingen 1, het middelste $ I gedeelte van het 8ste vers: „En gij zult mijne $ | getuigen zijn."

j * # * Oost- en West Souburg. Na des mo'gens J door den consulent, Ds. J. Ilulsebos, van Vlis- 5 singen, tot zijn herdei lijk werk ingeleid te zijn, $ hield Zondagnamiddag Ds. C". B. Schoemakers ^ zijn intrede in de Geref. gemeente alhier, met ^ een rede naar aanleiding van 2 Cor. 5 : 20. De $ bevestiger had tot tekst Hebr. 13: 17.

* * * Botterdam. In den avond van 13 April trad ^ Ds. A. S. Entin;,h voor de Gemeente op om $ zijne veertigjarige Evangeliebediening te her- 5 denken. Tot tekst was gekozen, Hand. 26 : 22 J 23. ZEerw. heeft zeven Gemeenten, en onder J dezen die van Amsterdam gediend.

Ds Klinkert sprak als tolk van Kerkeraad en $ Gemeente een warm woord tot den geliefden J leeraar.

Oppenhuizen c. a- Ook hier kwam de Gere- 5 formeerde kerk weer tot openbaring. Onder voor- ^ zitting van Ds. P. N. Kruyswijk, van Sneek, ^ : werden twee Ouderlingen en twee Diakenen 5 gekozen. ^

i!

* * * Rotterdam. De heer F. A. v. d. Heijden Gzn. $ alhier, cand. aan de Vrije Universiteit, is op % Dinsdag 18 April dcor de classis Rotterdam, $

beroepbaar gesteld bij de Geref. kerken. ^

$

**********************************************r************* \

VOOB, XIHDEBEF | !

Zalig (lie gelooft. $ J

Op zekeren dag trok Frederik II, koning van $ i Pruisen, met zijne troepen ëen berg in Silezië $ over, en ongeduldig wordende over den langzamen 5 1 gang van zijn geschut, sloeg hij te voet een 5 . dwarspad in, vergezeld van den generaal graaf $ Schmettau, een der vroomste officieren van het $ 1 leger. 5 1

Om de verveling over de lengte van den weg $ 1 niet te bemerken, dacht de koning, dat hij met J ] den generaal over diens geloof wel een weinig den 5 spot kon drijven. Zich daarom tot hem wendende, $ zeide hij, zonder iets vooraf te laten gaan: $

| „Welnu, Schmettau! hoe gaat hot? Welknieuws 5 hebt gij van uwen biechtvader uit Berlijn?" J Schmettau antwoordde: „Ik meen wel te weten | wien uwe majesteit hier mede bedoelt: men heeft 5 mij gezegd, dat hij een eerwaardig en zeer be| kwaam man is. Maar ik moet er bijvoegen, J dat ik goene reden heb hem als mijnen biecht5 vader te beschouwen."

5 „Luister eens, Schmettau," hernam de koning J op schertsenden toon, „pas op, dat uw biechtvader ^ niet ontdekt, dat gjj hem voor mij verloochent!" 5 „Ik bid uwe majesteit, overtuigd to zijn, dat j ik niornand verloochen!"

5 De koning liet zich toen in scherpe bewoorj dingen uit, en gebruikte zulk eenen vloed van ! woorden, dat het don generaal onmogelijk was, ! hem met een enkel woord te antwoorden. Eindelijk j toen de koning een oogenblik ophield, maakte ! de generaal er gebruik van om hem op kalmen ! en beslisten toon te zeggen:

! „Uwe majesteit heeft veel meor verstand en | kennis dan ik daarbij zijt gij mijn koning en ik ! moet mij voor u nederbuigen. De strijd tusschen ! ons is dus al te ongelijkmatig, dat ik dien zoude | willen volhouden; gij zult mij echter mijn geloof j niet ontnemen. En ik voeg er bij, dat zoo gij het ongeluk hadt daarin te slagen, gij mij ongetwijfeld onberekenbare schade zoudt aanbreugen; wees echter ook verzekerd, dat gij u zeiven zoudt benadeelen."

Dit woord trof den koning. Plotseling hield hij stil, wendde zich tot don generaal en zeide hem op bitteren toon:

„Wat meent gij, Schmettau? Hoe kan ik mij zeiven schaden door uw geloof te ontnemen? Verklaar mij zulks."

Zonder ontroerd te zijn, antwoordde Schmettau: „Uwe majesteit denkt in mij een goed officier to bebben, en ik hoop dat zij zich niet bedriegt. Maar indien het u ooit gelukte, mij mijn geloof te ontnemen, zoude ik voor u slechts een arm en ellendig schepsel, een door den wind bewogen riet zijn, waarop gij noch in den oorlogsraad, noch in den krijg zoudt kunnon vei trouwen."

Frederik gaf geen antwoord. Gedurende eenige minuten vervolgde hij in stilte zijnen weg, gansch in gedachten verzonken; eindelijk zich opnieuw tot den officier wondende, zeide hij hem op vriendelijken toon:

„Zeg mij toch eens Schmettau, wat is eigenlijk uw geloof?"

„Ik geloof, dat God mij van al mijne zouden verlost heeft," hernam de generaal; „ik geloof in eene Goddelijke voorzienigheid, die al de haren mijns hoofds heeft getelt en in een eeuwig gelukzalig en heerlijk leven na den dood!"

„En gelooft gij zulks wezenlijk met uw gansche hart ?"

„Uwe rnajosteit zij hiervan overtuigd " De koning, daarop de hand van den officier nemende, zeide hem zichtbaar aangedaan:

„Dan zijt gij wel een gelukkig man, generaal." Hij vervolgde zijnen weg, geheel vervuld zijnde mat dit gesprek. Sedert dien tijd, veroorloofde hij zich nooit eenigen scherts omtrent hot geloof van generaal Schmettau.

r*********************************************************ri

Boekaankondiging.

Bij den uitgever Honig te Utrecht verscheen de vertaling van een werk, getiteld: Woorden der wijsheid voor het dagelijksch leven, door C. H. Spurgeon. 't Zijn geen preeken, maar in den gezonden zin van het woord, stichtelijke stukken. Allerlei onderwerpen komen in boute mengeling er in voor. Aanleiding neemt hij of uit een Woord der H Schrift, of uit eene anecdote, of uit een woord van dezen of genen schrijver. De auteur is genoegzaam bekend. Ook hier vinden wij een prettigen vorm, die tot lezen uitlokt, bij een pittigen inhoud, die vruchtbaar is voor het leven. Dit boek zal zijn lezers wel vinden. Ontbreke het ter harte nemen niet! Verspreide het veel zegen! Druk êu uitvoering zijn goed.