Ze hield een winkel, waarin ze verfwaren ' verkocht, want er wordt gezegd, dat ze een | purperverkoopster was; wat natuurlijk niet } zeggen wil, dat ze enkel purper verkocht. ! Gelijk wij spreken van een kruidenier, al i vei koopt die niet enkel kruiden, maar ook 5 suiker, zout, zeep en zooveel meer, zoo ook ! heette zij een purperverkoopster, al verkocht j ze in haar winkel ook velerlei andere waar. ; Ook was ze volstrekt niet klein behuisd, want ! ze had in haar woning de gelegenheid, om ; Paulus en Silas, en wie hem verder verzelden, j te herbergen. |

Of ze van Joodsche herkomst was staat | er niet bij, maar in elk geval was ze tot den j God Israëls bekeerd, want op den Sabbath § vinden we haar met andere Joodsche vrouwen ; op de plaats van de samenkomst. ! ]

Niet in de Synagoge, want die was er ' ] blijkbaar destijds in Philippi niet; en in zulke ! 1 plaatsen zonder Synagoge, hadden de Joden | c de gewoonte, op den Sabbath ergens buiten de ! 1 stad, op een stuk weiland, of onder geboomte i 1 saam te komen, niet om er den gewonen dienst ! ( te doen, maar om er saam te bidden, J 2

Te Philippi deed daarvoor een beschaduwd ( open plein bij de rivier dienst; die rivier i hopt thans de Maritza, en geeft nog door ! ^ het eilandje, dat haar in twee armen deelt, ! aan de thans nog aanzienlijke stad een aan- j b

lokkend voorkomen. !

>

De plaats waar toen de Joden hun gebed i k deden, wijst men er nog aan, ook al kan i al men in zulk een traditie geen onbepaald ! b' vertrouwen stellen. | el

Maar geheel de toedracht der zaak kan | w men zich daarom nog levendig voorstellen, en $ zich even indenken, hoe die Joodsche vrouwen $ ' daar gehurkt aan de rivier nederzaten, en S w hoe Paulus met Silas zich daarheen begaf, om i »het den vrouwen aan te zeggen, dat de Messias i m waarop ze hoopten, in Jezus van Nazareth s ze verschenen was. I le'

| nc

Veel gehoor schijnt Paulus echter bij die j sn vrouwen niet gevonden te hebben. Althans, § zo het staat van Lydia als een exceptie opge- | H< teekend, dat zij het woord aannam; wat $ bij ons denken doet, dat de meeste anderen het i Mf verwierpen. | zo(

Blijkbaar was Paulus zoo pas in Philippi | aangekomen. Hij was er pas enkele dagen, i vrc En nog altoos had zich geen gelegenheid | die voorgedaan, om aansluiting aan het volk en ^ ooi gehoor te vinden. Hij had daarom gewacht $ wo op den Sabbath. Natuurlijk had ook Lydia ^ baar winkel op den Sabbath gesloten. En ! teli ging ze, door haar God geleid, naar de plaatse $ kw les gebeds. | ge]

W ant dat niet Paulus prediking haar kon $ Ly

wederbaren, spreekt van zelf. De uitwendige roeping kan het nooit doen, zoo de inwendige roeping niet vooruit gaat en het woord verzelt.

Lr staat dan ook van Lydia expresselijlc bij, dat y>de Heere haar hart qeopend had".

Waarom Lydia's hart wel, en van die anderen niet ? Wie zal hierop antwoorden ? De Heere is vrijmachtig. Hij kiest. Kiest uit naar vrije genade. En ook nu nog, als de zendeling uitgaat, kan die zendeling niemand tot leven \ brengen, zoo God niet onder die Heidenen, j of Turken of Joden zijn uitverkorenen heeft, i Zoo de Heere niet voorgaat, is al de arbeid j van den zendeling zonder vrucht en doelloos. j Maar Lydia was een verkorene des Heeren. § Hij was met overwinnende genade in haar § hart binnengedrongen. Hij had haar omgezet ; En daarom boeit die Paulus haar. Wat ze ^ hoort, gaat er bij haar in. Zij verstaat, waar $ die anderen slechts klanken hoor en, of Paulus ^ misschien uitlachen. Er gaat een licht in I baar ziel op. Ze strekt de hand naar den ! Christus uit, dien Paulus haar predikt, en ja ^ ze gelooft.

Maar nu dringt dan ook heur hart haar, $

s

èn om meer te hooren, èn om aan deze ! dienstknechten des Heeren haar bulpe te ! bieden.

Ze waren in eene gemeene herberg inge- ï keerd, en dit kon in die dagen hun niet $ anders dan tegenstaan, toen deze soort her- $ bergen nog zoo ellendig ingericht en meestal $ enkel door min gezocht gezelschap bevolkt $

waren. 5

5

En daarom staat haar besluit dadelijk vast'. i I aulus en Silas moeten bij haar komen in- 5

wonen. !

( -

Wel was ze blijkbaar een ongehuwde vrouw, $ misschien een weduwe, maar juist doordat $ ze een winkel dreef en meer aan het publieke $ < leven gewend was, overwint ze haar schroom, en S ' noodigt deze gezanten des Heeren bij zich. | (

Ze bood dit aan, niet als een dienst, maar ^ smeekte er om als een gunst: »Indien gij", ^ , zoo sprak ze, »mij een ware belijderesse des ^ 1 Heeren vindt, komt dan in mijn huis, en blijft ^ 1 bij mij". En wel aarzelde Paulus een oogenblik. $ Maar zij hield aan, en Paulus gaf toe. Of | ^ zooals er letterlijk staat: zij dwong hem. \ d Ook schijnen haar liuisgenooten met haar ^ i vromelijk in de verwachting van den Messias 5 die komen zou, geleefd te hebben. Want | k ook die huisgenooten belijden den Messias, en | ^ worden met haar gedoopt. 5 a

En zoo heeft zij dan eenige dagen de apos- ® v telen des Heeren geherbergd; tot de storing 5 a kwam, toen Paulus en Silas gevangen werden $ ^ genomen. Dag van doodelijken angst voor | w Lydia, toen Paulus niet terugkeerde, en het >

e ; gerucht haar berichtte, hoe ze in den kerker e 5 waren gezet.

i ^ Ge kunt u dan ook voorstellen, hoe Lydia, ^ die uren lang, telkens met haar huisgenooten k ; voor Paulus in gebed en smeeking ging. En

• ^ ook de andere bekeerlingen uit Philippi schijnen 1 j zich bij haar aan huis in het gebed vereenigd s | te hebben.

^ En zoo bleven ze in angstige verwachting ^ beiden, tot eindelijk aan de deur werd ge1 $ klopt, en Paulus, met Silas, door Gods won^ derdaad uit den kerker verlost, weer voor hen

• ? stonden.

S

I ^ En toen, zoo lezen we, gingen Paulus en ^ Silas weer binnen, en genoten voor het laatst 5 Lydia's milde gastvrijheid.

^ Er werd gedankt.

^ Paulus vermaande de broederen, met het ^ oog op de vervolgingen, die ook hen boven | het hoofd hingen.

| En nu scheidde hij van deze vrome vrouw, ^ in wie God zijn genade verheerlijkt had, en | die door wat ze aan Paulus deed, ook nog | na achttien eeuwen leeft in de dankbre her| iunering van Gods volk.

KUYPER

S

Amsterdam, 23 Juli 1893. j Diakoniën van kleinere kerken kunnen soms J plotseling in groote moeielijkheden geraken J bij de verzorging hunner armen. | De verpleging van een krankzinnige of j idioot vereischt hooge bedragen; vooral wanJ neer, zooals nog vaak schijnt te geschieden, j de overheid weigerachtig is hare medewerking $ te verleenen, zoo men de patienten wil ver$ zenden naar Veldwijk of Bloemendaal, of naar $ 's Heeren Loo.

| Moeielijk valt het soms voor een groot getal j weezen plaatsen te vinden, wanneer de eigen | familie ontbreekt of onmachtig is; en dus de ! diakonie voor alles moet zorgen.

; Voor dergelijke gevallen bestaat tot op dit : oogenblik nog geen uitweg; en wij weten | dat het reeds voorgekomen is, dat zulk eene i diakonie letterlijk geen raad wist, en ook weinig afdoenden raad krijgen kon.

Geen wonder, dat ten gevolge daarvan de gedachte is gerezen om door samenwerking van verschillende diakoniën in dergelijke nooden voorziening te erlangen.

Die gedachte is gezond; zij ligt geheel op de lijn van de praktijk der Gereformeerde kerken op ander gebied; b. v. hulp aan kerken, die niet bij machte zijn zelve geheel te voorzien in de behoeften van den kerkedienst.

Wèl is die collecte voor hulpbehoevende kerken nog niet overal even goed bedacht; wèl wordt ook bij het beheer van deze penningen nog niet altijd de rechte gezindheid gevonden; zoo lazen wij bij b. v. nog niet van ééne Provinciale Synode, die ook iets afzonderde voor de algemeene kas van hulpbehoevende kerken; maar de weg geteekend; en op den duur zal ook dat wel beter worden.

Zoo doet men ook bij de verzorging van