Maar op den langen duur veranderden deze ! toetredingen van karakter; twee groepen j vormden zich onderscheiden van elkander; 5 bewust of onbewust had elk voor zich eene $ keuze gedaan; naast hen die met de banier ^ van Gods Woord in 't midden, als kerk i wensehten te leven, stonden zij die met den ; reglementenbundel tot 'accoord van gemeen- ^ schap als onderdeel van het Genootschap zich 5 constitueerden. 5

Daartoe moest het komen; het oogenblik ^ moest aanbreken, waarop dat onderscheid als J voldoend vaststaande kon worden geconsta- ^ teerd; van dat oogenblik af was de formule ^ medegacm met de reformatie der lterlv on- J bruikbaar geworden, tenzij men aan klanken j hangen bleef. 5

Door die overtuiging geleid had de kerke- ^ raad reeds vroeger wijziging aangebracht in ^ de manier, waarop gehandeld werd met de- $ zulken, die zich bij hem aandienden om de 5 gemeenschap der kerk te genieten; maar J dusver had hij nog geaarzeld ook met die ^ formule te breken. $

Naar de overweging des voorstellers heeft J evenwel de kerkeraad geoordeeld, dat nu na $ acht jaren genoegzaam gebleken was, wie al ^ en wie niet de diensten der bedienaren des $ Woords, der ouderlingen en der diakenen had ^ erkend; en wie hen had verworpen om tot $ een ander genootschap over ie gaan.

Daarom besloot hij niet meer van een ^ medegaan met de reformatie maar van een J zich aansluiten bij de kerk te spreken.

Op die jaren terugziende danken wij onzen 5 God, dat Hij zoo rijken zegen ons schonk; $ dat Hij onder zijn volk zoovelen ver wakkerde > om voor de eere zijns Naams te staan; ook J dat Hij in dien weg het pad weêr ontsloot, $ waarin lang gescheiden broeders en zusters $ weêr tot eenheid des kerkelijken levens kwamen. ^ Met schaamte zal misschien hier en daar v in de binnenkamer moeten beleden persoon- | lijke schuld over een woord of een daad, ! waardoor althans eene verontschuldiging aan ; de hand werd gedaan aan een onwillige om ; met ons het pad der reformatie te betreden. !

En al wordt de formule medegaan met de \ reformatie der lerl als zinledig geworden j nu losgelaten, de bede verstomme daarom 1 niet in ons hart en op onze lippen: breng, ; Heere, al uw gevangenen tveder!

VAN SCHELVEN

De Gereformeerde Kerken in Nederland.

Tweetal: te Monnikendam: J. D. te Winkel, te Etburg, en J. E. Yonkenberg, cand te Amsterdam

Oostburg: A Steijling en J. E Vonkenberg, candidaten aan de V. U.

Breukelen: W. Ringnalda, te Groningen, en H. M. v. d. Vegt, te Heerde

Hendrik-Mo- Ambacht: P. Zijlmans, te Rozenburg en A. den Hartog, te Heerjansdam. Beroepen te:

Voorthuigen J. E. Yonkenberg, cand. te Amsterdam.

Serooskerke (Walch.), J E. Yonkenberg, cand. te Amsterdam.

Schoonhoven B, J. E. Yonkenberg, cand, te Amsterda n.

Nunspeet, H M. van der Vegt, te Heerde. Emmen, H. A. Dijkstra, te Diever.

Nieuwdorp, J. Gideonse, te Broek-op-Langondijk,

!

Bedankt: voor Hoofddorp (Haarl meer), S Oudkerk, te Zalk c.a. $ Lutten, F. G Putersen, te Mildam.

Steenwijk, C. H Th. Ifrohue, te Zoutkamp. ^

VOOR KINDEREN.

$

De Uitredding.

Gezegend is de man, die op den J Heere vertrouwt \

Jer, 17: 7.

Er zaten op een avond van een harden winter ^ in een onzer dorpen eenige vrienden bijeen, en ^ vertelden van Gods wonderbare leidingen, van ^ zijne hulp en genade, rn de een wist er nog 5 meer van te vertellen dan de ander. Een hunner. J die zeker gaarne langer zou gebleven zijn, moest ^ echter nog- een verren weg naar huis maken, on J ging daarom vroeger heen dan de anderen. Daar ^ buiten bindt hij zijn schaatsen onder en begeeft J zich op hei spiegelgladde ijs, waar hij als een ^ pijl overheen vliegt. Maar onderweg springt ^ hem aan de eene schaats een band stuk, en nu ^ kan hij niet verder voort. ^

Daar ziet hij aan den dijk in de nabjjheid een 5 huisje, en bemerkt dat daar nog licht inbrandt. ^ Hij begeeft zich derwaarts om een band te vragen, ^ en klopt aan de gesloten deur. Eene vrouw ^ opent, ziet naar buiten en roept luide achter ^ zich om:

„Daar komt nu de Heere!"

De binnentredende vraagt zeer verwonderd,wat v dit woord beduidt. 5

Daarop antwoordt de vrouw: „Daar ligt mijn | man en heeft sinds lang niets kunnen^verdienen. 5 Wij zjjn daardoor in grooten nood; en hij wil $ maar niet golooven, dat de Heere toch nog goeder- J tieren is. Gisterenavond bad ik den Heere, dat ; Hij zich over onB wilde ontfermen en oqs in ons ! lij den zijn hulp toonen. En zie, Hij heeft het ! | ook gedaan: Hij zond ons door oen lieven vriend J I een stuk geld. Nu heb ik heden avond weder ! \ om hulp gebeden, en dat het ongeloof van mijn ! i man mocht beschaamd gemaakt worden; en zie, j i daar komt gij nu. — Waarlijk, de Heere heeft ; ; u gezonden, en ik weet, God zal nu ook mijn man 1 ! geloof schenken." j

i Zoo sprak de vrouw. Na wat verder met hen S gesproken te hebben, zegt de gast: „Ik kom ! terug," verzoekt om een stuk band, maakt zijn S schaatsen weder vast en ijlt op denzelfden weg $ naar het gezelschap terug.

5 Aan de vrienden die nog bij elkander waren, $ verhaalt bij zijn ontmoeting, den nood van het $ arme gezin en het blijmoedig geloof van de vrouw, ^ en spreekt nog een en ander met hen af. Nu ^ kwamen den anderen ochtend van vele kanten $ allerlei levensmiddelen in overvloed in de hut der J arme familie. De nood was weggenomeD, het ï ongeloof van den man beschaamd, het gebed der ; vrouw boven bidden en denken verhoord. $ Zijn machtige arm beschermt de vromen,

Eu redt hun zielen van den dor«d. $ Hij zal hen nimmer om doen komen,

In duren tijd of hongersnood.

In de grootste smarten,

Blijven onze harten,

In den Heer geruBt;

'k Zal Hem nooit vergeten,

Hem mijn helper heeten,

Al mijn hoop en lust.

5 Dat heeft reeds de psalmdichter voor zoo veel $ eeuwen gezongen en het blijft waar, gelijk alle 5 Woord des Heeren. „Roep Mij aan in din dag $ der benauwdheid", zegt Hij, „Ik zal er u uithel$ pen, en gij zult Mij eeren."

| INGEZONDEN STUKKEN.

^ (buiten verantivoordeli/hheid der redactie.)

T

Aan Dr. Ph. J. Hoedemaker.

„Na den val van onze Universiteit is die van de Christelijke School en met haar hel verlies van burgerlijke en godsdienstige vrijheid, slechts een kwestie van tijd.'

Dr. Ph. J. Hoedemaker

„Maar nu komen wij uit naam van Koning Jezus „op, tegen het anti-Christelijk beginsel, dat zich „in de wet op het Hooger Onderwijs openbaart, „en wij zullen en moeten dit doen, zoolang onze „vrijheid, in strijd met de waarborgen van de „Grondwet, hetzij door de Overheid, hetzij door „hare handlangster, in de Kerk tot eene illusie „en bespotting wordt gemaakt." 1)

SfZoo luidde uw programma in November 18S5. Wanneer ik nu onder „de handlangster der overheid" de Haagsche Synode versta dan ben ik zeker niet zoo ver mis.

Op 2 Maart 1836 was het u duidelijk, „dat er „toch wel eenige waarheid is in de bewering, dat „de Vrije Universiteit medeplichtig moet worden „geacht, ik zeg niet aan het Amsterdamsche „conflict, maar aan de Kerkelijke beweging waarin „het een belangrijk incident vormt."

„Zij (de Universiteit) is eene kracht en daarom „mag en moet zij den tegenstand opwekken van „ieder, die haar beginsel niet deelt en haar doel „niet wil. 2)

Was het nu wonder, dat die lcracht tot eiken prijs moest worden gefnuikt?

Was de prijs die er voor besteed werd, wel te zwaar.

Is het niet zoo, dat op haar het tweede beginsel, door u als onzedelijk gebrandmerkt, moest worden toegepast: „Het is nut, dat deze sterve, opdat niet onze kerk (de handlangster der overheid) verloren ga?

Ach, dat gij het niet zoo goed wist!

Het kerkelijk conflict om de Vrije Universiteit, wie zou het tegenspreken?

Als de kerk, n.1. onze kerk, maar niet verloren gaat, laat dan sterven wat'wil; zeg zelf, kendet gij een betere leuze voor de handeling van het classicaal bestuur doende enz.? Niet weinig, bijna alles van dit inzicht ben ik aan u verplicht.

„In den krijgsraad der liberalisten is reeds het „denkbeeld geopperd, om deze veste voor het „oogenblik om te trekken.

„Maar juist daarom is het noodig te herinneren, „dat de sleutel èn van deze positie èn van onze

i „staatkunde, gelegen is, in dezen vooruitgeschoven

i „post: 3) het Hooger Onderwijs, de Vrije Um| „versiteit."

! Zouden 'de liberalisten het toen reeds geweten i hebben dat de handlangster der overheid (de ! Herv. Kerk) dit zaakje wel op zou knappen ? \ In ieder geval wisten zij, dat dit Genootschap < het eerst met de voorhoede van „dezen vooruiti geschoven post", de theologie, in aanraking ! komen zou.

ï De wijze van handelen door Directeuren der 5 V. U, droeg uwe goedkeuring niet weg. S „Te Kootwijk, onzaliger gedachtenis! door de $ „motie van Schelven op de jaarvergadering te $ „Utrecht, en door het antwoord van HH. Gireer 5 „teuren op het „Ist zoo" bekende protest van Dr. ï „is het onder.-cheid tusschen Kerk en School uit$ „gewischt en de school voor heel de Kerken \ "heel het volk geworden, de twistappel enz. enz." 4) 5 Ik ontken volstrekt niet dat mij dit onbekend 5 was; ik weet dat dit is geschied in 1884; en beI drieg ik mij niet, dan vroeg Dr. Hoedemaker m $ 1887 ontslag als Hoogleeraar.

5 Zijn liefde voor de school, voor den „sleutel 5 der positie" was te sterk om haar te verlaten, 5 totdat het „ten volle besloten scheen ' dat deze 5 school moest sterven, al zou het moeten ver$ kregen worden tot den prijs van „gemeenheden 5 en „laagheden."

$ De school stierf niet; hare tegenstandster sleepte $ ook het bestaan voort; en Dr. Hoedemaker, voor 5 de keuze geplaatst öf de een óf de ander te ï dienen, koos „zonder gebonden te zijn aan eemg $ antecedent" het laatste.

$ Zal ik zeggen dat hij den sleutel het varen 5 voor de positie?

! Beter vind ik het om te constateeren, dat Dr. 5 Hoedemaker „het fort" verliet om zich te midden 5 van de vijanden dood te vechten.

5 Dat was — ik geloof het stellig — uw plani $ „Geen staats-theologie met een slippendraagster" 5 zoo riep Dr. Doedes uit, alsof door zulk een uit$ roep de zaak veranderd werd.

5 Hij bleef; van Oosterzee bleef; zij allen bleven,