de consciëntie veruakkerd en de wil ten goede gesterkt wordt.

4. In overeenstemming met dit haar karakter stelt zich uasde Geref Jongelings-Vereeniging ten doel ontwikkeling en karaktervorming door onderlinge oefening en kameraadschappelijk verkeer en dit tot voorbereiding voor de roeping, die hare leden eerlang wacht als mondige lidmaten der Geref. Kerk, als burgers van den Neder landschen Staat en als leden eener Maatschappij, die worstelt om te ontkomen aan de doodelijke omklemming van het kapitalisme en tegelijk b'-dreigd tvordt door de opwakkerende furie der anarchie.

5. De Geref Jongelings-Vereeniging treedt hiertoe op het terrein van den Kerkelijken en philantropischen arbeid en mede op dat van den politieken en socialen strijd, echter niet om aan dezen arbeid deel te nemen, en zich ■in den strijd te mengen, maar om kennis te vergaderen bij het licht van Gods Woord — en ook van de historie — van de beginselen, die dezen arbeid en strijd beheerschen en van hetgeen uit of tegen deze beginselen geschiedt, opdat hare leden, die straks den mannelijken leeftijd ingetreden, de vereeniging verlaten, met te beter oordeel des onderscheids en met eenige beschikking over de hun geschonken gaven en krachten, Kerk, Vaderland en Maatschappij kunnen dienen.

6. Niemand mag aan Christen-Jongelingen het recht ontzeggen een behulpzame hand te bieden bij den arbeid, bv. der diaconie en der zending, der traciaatverspreiding en der Zondagsschool, der philantropie en der ontuchtbestrijding, der anti-revolutionaire Kiesvereenigingen en van Patrimonium — maar deze arbeid dient uit te gaan deels van de geïnstitueerde Kerken, deels van mannen en vrouwen van positie en ervaring. De Christelijke Jongelings-Vereeniging als zoodanig, heeft hiertoe geen roepinge Gods.

7. De Geref. Jongelings-Vereenigingen moeten zoowel door haar gezamentlijk en afzonderlijk optreden, als door den geest, die geku-eekt wordt op hare vergaderingen en niet minder

1 ook door den reinen wandel en ernstigen arbeid harer leden een goede reuke Christi en een getuige wezen voor de waarheid dienaar de Godzaligheid is.

VOOK KINDEREN.

De Hervormer Melanehthon en de kinderen.

In het jaar 1530 werd de rijksdag te Augsburg gehouden, bij welken Keizer Karei Y zelf tegenwoordig was. Melanchthon werd belast met de zwaarwichtige taak, welke hij, uit gevoel van zijne zwakheid en tekortkoming, niet dan onder vele gebeden en tranen volbracht, om de geloofs-arti1 elen der Protestanten in een uitgewerkt stuk op te stellen, ten einde dit bij den rijksdag in te leveren, en zoo ontstond de beroemde Augburgsche Confessie, welke hij later daarenboven door een verweerschrift verdedigde.

Gedurende den tij l dat die rijksdag gehouden werd, had Melanchthon eene veel grooter vastheid van geest betoond, dan men, uithoofde van zijn karakter, verwacht had; maar na den afloop werd hij zeer neerslachtig. Terwjjl hij in dezen bedrukten toestand verkeerde, en met Luther en andere Godgeleerden eene vergadering hield, om te beraadslagen over hetgene hun in hunnen nood te doen stond, en God om hulp en wijsheid te smeeken, werd hij eensklaps buiten het vertrek geroepen, hetwelk hij met een treurig gelaat verliet.

Gedurende zijne afwezigheid uit de vergadering, ontmoette hij eenige ouderlingen en leden der Protestautsche Kerk met hun huisgezinnen; hij zag vele kinderen, waarvan sommige nog zuigelingen, maar die eeu weinig ouder waren vond hij biddende.

Dit treffend schouwspel bracht hom de taal van den psalmist te binnen; „Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wille; om den vijand en de wraakgierigen te doen ophouden;" en daarop keerde hij met een blijmoedig gelaat in de vergadering terug.

Luther, over deze plotselinge verandering verwonderd, zei ie: „Hoe nu, wat is u bejegend, Philippus! dat gjj er zoo welgemoed uitziet ?"

„O, mijn heeren!" hernam Melanchthon, „laat oris den moed niet verliezen; want ik heb onze edele beschermers gezien; ja beschermers! welke

! ik durf zeggen dat onoverwinnelijk zijn ook voor ! de ergste vijanden,"

5 „Maar eilieve," vraagde Luther op niouw, op^ springende van blijdschap en verbazing, „wie en ! waar zijn deze machtige helden?"

j „O," zeide Melanchthon, „het zijn de vrouwen J van onze geloofsgenooten met haar kleine kin! deren. Ik ben zoo even getuige geweest van hun ! gebeden; en ik durf vastelijk vertrouwen, dat | God die gebeden verhooren zal; want daar onze ! Hemelsche Yader, de Yader van onzen Heer Jezus i Christus, onze smeekgebeden nimmer veracht of ; onverhoord gelaten heeft, mogen wij met grond ! vertrouwen dat Hij zulks ook in onzen tegen: woordigen nood niet doen zal"

; Gij ziet, vrienden, deze kinderen baden en dat ! bemoedigde den grooten man, den Hervormer, al i was hij ook nog zoo wijs en geleerd

Om te bidden, iu waarheid te bidden behoeft men trouwens niet geleerd en voovnaam te zijn, maar door des Heeren geest geleid te worden. Dat nu kan ook bij kinderen, bij heu die dit leest zoo zijn. Bidden wil eigenlijk zeggen: vragen, gelijk men het dan ook, zooals de Heere Jezus ons zegt aan een mensch kan doen; het wil dan zeggen: om iets te verzoeken. Het bidden tot den Heere God is ook danken; wij lezen dan ook van iemand in de Schrift, „die de dankzegging, begon in het gebed." Weet gij die beide Bijbel, plaatsen, welke ik bedoel, wol aan te wijzen?

De hoofdtaak is, dat wij recht bidden, niet maar gedachteloos woorden uitspreken maar tot den Heere gaan met al onze ellenden, onze nooden en behoeften. Die hebben kinderen zoo goed als groote menschen. En daarom is het dan ook zoo goed en noodig, dat de kinderen b:dden tot en spreken met Hem die hen lief heeft, en uit hun mond zijn lof wil bereiden. En heerlijk is het, dat voor kinderen en volwassenen zonder onder scheid geschreven staat :

Opent uwen mond,

Eischt van Mij vrijmoedig,

Op Mijn trouwverbond;

Al wat u ontbreekt Schenk Ik, zoo gij H smeekt,

Mild en overvloedig!

Ps. 81: 12.

Advertentiën.

De Advertentiën maken geen deel uit van het officieel orgaan.

Ondertrouwd:

W. HERMANS,

1 Wednr van Mevr. a.M Dinkelman en

E. B. COUPRIE, Wed van den Heer C. Strik. Eenige algemeene Kennisgeving.

Geen receptie. (.1588) Nieuwer-Amstel,l Mei lgg4 Amsterdam, \

Ondertrouwd:

REINHARDUS JOHANNES

ROSCHER en

CATHARINA VAN HOEK. Amüerd , 24 Mei 1894. (1622)

Ondertrouwd:

PIETER LAMERI8 Wzn.

en

ANNA GEERTRUIDA ENGELS. Amsterd., 24 Mei 1894.

Receptie 29 Mei 2 tot 4 uur. Heerengracht 539. (1627)

Getrouwd:

JOHANNES JACOBUS SWAGERMAN

en

JOHANNA CATHARINA ROBINA OGHTMAN

Tienhoven, 24 Mei 1894. (1577)

Door Gods goedheid voorspoedig bevallen vaneen welgeschapen ZOON JOHANNA GEERTRUIDA, geb. wlllemsen. Geliefde Echtgenoote van

G. H. BOESE Nieuwer- Amstel, 23 Mei 1894.(1586)

Door Gods goedheid werd ons oen welgeschapen DOCHTER geboren. JOH. DE RIDDER. F. DE RIDDER-Plank. Amsterdam, 21 Mei 1894. (1612)

Door 's Heeren goedheid werden wij heden verblijd met de geboorte van een flinken ZOON-

H v. d GRAMPEL. M. v. d. GRAMPEL — Pronk.

Amsterd, 24 Mei 1894. (1619)

Op den 30sten Mei hopen, zoo de Heere wil, onze geliefde Ouders, WILHELM JOHANNES MENNES en

AAFJE ADRIANA YAN DEN HOEK,

hunne

12l/3-japlge Echtvereeniging

te herdenken

Hunne dankbare Kinderen, JOHAN, AAFJE. JEANETTE, WILLEM. DINA, NKLLIE.

(1584) JOHANNA, MARIE.

Zoo de Heere wil hoopt onze geachte Directeur, de Heer W. J. MENNES en zijne Echtgenoote, op 30 Mti a. s. hunne

1272-jarige Echtvereniging

te herdenken.

De leden van het Zangkoor

(1615) „UALLELCJAU."

Zoo de Heere wil, hopen ^ 4j3 onze geliefde Ouders: g*-

Hf HERMAN ENGELS

en

Op den 8sten Juni a.s. hopen, zoo de Heero wil, onze geliefde Pleegouders,

WILLEM FREDRIK YAN DE YEER en

ELISABETH ZEEDER,

5 hunne

135-JARIGE ECHTVERENIGING

5 te herdenken.

Hunne dankbare Pleegzoon mok Echtgenoote en Kinderen. Amst., 25 Mei 1894. (1623)

3 JANNETJE ESSENBURG,

2 Jum a, s. hunne

z ü uui a, s. nunne $

125-jarige Echtvereeniging §.: j

y fo o-orlonUAri

■s _ _* ,, _ . gr

Hunne dankbare dochter, jö*~ A. G. ENGELS

en a.s. schoonzoon

P. LAMERIS Wzn.

E

Receptie: 29 Mei 2 tot 4

--•j, uur. Heorengracht 5d9. g*13; Eenige kennisgeving. (1626)

-^a)Toj.o.:9. om 7 ortojtojreatoxojmo;.;

*TTTTTT"TT

5 Bij mijn vertrek naar Ned. Indië, 5 5 roep ik aan Familie, Yrienden en 5 | Bekenden een hartelijk YAAR- 5 5 WEL toe 5

M. J. MADARASZ— $ 5 Jepkes. 5

5 Amsterdam, 23 Mei 1894. (1576) $

Heden overleed in de hone des

eeuwigen levens, onze geliefde Yader, Behuwd- en Grootvader, de Heer

JACOBUS BERNARDUS STALLER,

Weduwnaar van Mejuffrouw M. A. ockeloen, in den ouderdom van bijna 81 jaren.

Namens de Kinderen,

Wed. J. OMSEHN—Stallek.

Wed J.HDREWES—Stallek.

F. E. STALLER.

G. J. STALLER—Spieker.

A. GOOS.

K. J. GOOS—Staller.

Wed. H. VAN CITTERT— Staller.

Wed. A.C. STALLER—Götte. Amsterdam, 22 Mei 1894. (1595)