OVER WETENSCHAPPELUKEN LANDBODW.

verbouwing van bijkans alle vruchten geschikt maken, terwijl integendeel de kleigronden zoowel als de zandgronden slechts ter verbouwing van sommige gewassen recht geschikt zijn en andere geheel of gedeeltelijk uitsluiten. Buiten en behalve namelijk, dat een grond om voor den groei der planten geschikt te zijn al de aschbestanddeeleu der planten en eene ruime hoeveelheid stikstof bevatten moet, welke de scheikundige eigenschappen genoemd worden en waarop wij later terugkomen, zoo moet hij tevens vooral ook zekere, zoogenaamde physische of natuurkundige eigenschappen bezitten. Deze onderscheiden zich van de scheikundige daardoor, dat zij door de zintuigen waargenomen kunnen worden, terwijl men de eerste slechts langs scheikundigen weg of ook en nog beter door het wel of kwalijk slagen der verbouwde gewassen kan leeren kennen. Tot deze physische eigenschappen behoort inde eerste plaats een zekere mate van zamenhang. Deze kenmerkt zich daardoor, dat de grond na de bewerking met ploeg of spade tot kluiten opdroogt, maar ’t geen niet verder behoort te gaan, dan dat deze zich bij de verdere bewerking gemakkelijk tot kleinere kluitjes of kruimeltjes laten verdeelen, en hiermede staan andere eigenschappen, als vochthoudendheid, het vermogen om vocht en andere bestanddeelen der lucht aan te trekken, om zich te verwarmen en de warmte korter of langer vast te houden enz. in rechtstreeks verband. (Wordt vervolgd.) j;. Q_ E. DE KOÏÏIBPLANT [Coffea Arabica. I.) Koffie is tegenwoordig een handels-artikel van den eersten rang. Vroeger werd ze niet alleen spaarzaam gebruikt, maar koffiedrinkers stonden zelfs aan vervolging bloot. Sultan Achmed Ghan. legde hun, om het ergste maarte noemen, de doodstraf op. Thans drinkt de geheele beschaafde wereld koffie. In Nederland begon men op het einde der 17d° eeuw koffie te drinken en tegenwoordig heeft men het reeds zóóver gebracht, dat het jaarlijksch verbruik eenige millioeneu ned. ponden bedraagt. Het vaderland der koffieplant is het Abyssiuisch landschap „Caffa,” waar ze in het wild geheele wouden vormt. Van hier is ze naar Arabië overgebracht in het laatst der 15de eeuw, in welk land, en wel bepaaldelijk inde provincie Yemen met de stad Mokka, de plant het eerst in cultuur is gekomen.

138