onderwerp op deze landbomvweek te laten behandelen Ónmogelijk is het echter dit ineen kort tijdsbestek volledig te doen. Ik zal mij dan ook bepalen tot het geven vaneen aantal voorbeelden. Direct wil ik er op wijzen, dat het nemen van maatregelen ter voorkoming van ziekten en beschadigingen slechts één der middelen is m den strijd tegen plantenziekten. Het is uitgesloten te achten dat deze werkwijze de toepassing van direct werkende bestrijdingsmiddelen overbodig zal maken. Men zal zich steeds er van bewust moeten zijn, dat de gewassen op het vrije veld moeten groeien, dus onder alle weersomstandigheden, iets waarop de verbouwer geen invloed kan uitoefenen. Hierdoor zullen de middelen ter voorkoming van plantenziekten meermalen in hun werking onzeker worden. Het zijn echter niet alleen de weersomstandigheden, die de boer niet kan regelen. Menigmaal wordt hij ook door omstandigheden van oeconomischen aard gedwongen te°en beter weten in zijn bedrijf uitte oefenen. Maar al te vaak moet de boer van den nood een deugd maken en zeker inde crisisjaren met teeltbeperking enz. Naast de middelen ter voorkoming heeft de verbouwer ook de bestrijdingsmiddelen van noode. Onverantwoordelijk zou het zijn zich al te veel op de voorbehoedmiddelen te verlaten. Degene, die zich bezig wil houden met het vraagstuk van de plantenhygiëne, zal niet alleen kennis moeten bezitten van de ziekten en beschadigingen, die moeten worden tegengegaan. Het is ook noodig, dat hij voldoende op de hoogte is met de cultuur der gewassen. Bovendien zal hij ook inzicht moeten hebben in het geheele landbouwbedrijf. De maatregelen ter voorkoming van plantenziekten en beschadigingen kunnen elk op zich zelf volkomen goed zijn, maar zij moeten ook uitvoerbaar zijn, zij moeten passen m het bedrijf en de rentabiliteit moet vast staan. Bij het geven van adviezen moet er daarom voor gewaakt worden, dat de verbouwer niet kopschuw gemaakt wordt, wat gemakkelijk kan geschieden, wanneer nl. de aangegeven maatregelen niet uitroeibaar blijken te zijn, of niet tot het gewenschte doel leiden. Daar het nemen van voorzorgsmaatregelen in zeer veel gevallen ten nauwste samenhangt met de cultuur der gewassen acht ik ket voor den plantenziektekundige, die zich met de bestudeerinovan deze maatregelen wil bezig houden en zeker, wanneer hij ook adviezen wil geven, beslist noodzakelijk, dat hij niet alleen vertrouwd is met de phytopathologische, maar ook met de landbouwkundige zijde van het vraagstuk. Anderzijds zal de landbouwkundige voorlichter niet vreemd mogen staan tegenover de phyto-Pathologie, Door samenwerking van landbouwkundige en phytopatholoog zullen echter de leemten, die bij beiden onvermijdelijk testaan, vaak kunnen worden aangevuld. .In ,dlt rband w.y's ik er °P. dat het thans mogelijk is, dat landbouwkundige ingenieurs, waarvan velen geroepen zijn den landbouw 7NtA°0lh-C rmR te d]ei]en’ dus °ok op het gebied van plantenj eXs I’Jduig. aan de Landbouwhoogeschool kunnen afsturen, zonder dat zij ook maar iets van phytopathologie weten vernldnngenfdl noodiS’ dat de Phytopathologie onder de luu i lte o^amenvakken wordt opgenomen. Gezien de groote eteekems der plantenziekten bij den land-, tuin- en boschbouw et naar mijn meemng niet verantwoord, dat aan de toekom-

5