Met het fundeeren van al het landbouwkundig onderzoek op klinischen grondslag en een systematische toepassing van profielonderzoek door hierin ervaren krachten, heeft dit echter naar ons gevoelen nog weinig gemeen.

Uit de tot heden verschenen publicaties blijkt dan ook niet, dat de klinische werkwijze tot dusverre een merkbaren invloed op de inzichten van het R.L. Proefstation heeft gehad. Aangezien nu vooral de heeren Visser en Meyers enkele aan de onze tegengestelde uitspraken ineen zeer positieven vorm hebben gegoten, die alleen verantwoord zou zijn, indien de door hun bedoelde onderzoekingen door voldoende in het profielonderzoek doorkneede medewerkers waren geschied, iets waaromtrent wij onvoldoende zekerheid hebben, wordt de discussie extra bemoeilijkt. Wij beginnen dan met de vragen van Dr. Gerretsen over bacteriewerking en organische bemesting en verbinden hieraan de vraag van Ir, Meyers over de structuur opgewekt door mechanische middelen. Daarna bespreken wijde opmerking van Dr. Goedewaagen over het vermogen der wortels om te boren, dan die van Ir. Visser over de Hooghalensche ziekte en tenslotte die van Ir. Meyers en Ir. Visser over de Cercosporella. Ten aanzien van de opmerkingen van Dr. Gerretsen moeten wij vooropstellen, dat wij aan citaten van in algemeenen zin erkende deskundigen op dit speciale en nieuwe terrein geen waarde kunnen toekennen. De controle in het veld leert al te spoedig, dat ook zij zich hebben vergist, omdat zij nog niet beschikten over de juiste werkwijze om dergelijke vraagstukken te kunnen benaderen. Geleid door dezelfde algemeen gehuldigde inzichten hebben wij immers allen op dit gebied gedwaald. Eerst Görbing heeft den vinger gelegd op de zwakke plekken in onze fundamenteele kennis omtrent het wezen van den bouwgrond. Men kan erkennen, dat alles wat door deze nieuwe werkwijze ineen beperkt aantal jaren aan het licht is gebracht en waarover nog veel te weinig is gepubliceerd, voor een groot deel niet streng wetenschappelijk verklaard kan worden. Dit zal misschien overeen eeuw nog niet gelukt zijn. Dat de op grond van klinische onderzoekingen gedane uitspraken echter wetenschappelijk niet verantwoord zouden zijn, moeten wij volstrekt tegenspreken. Aan deze uitspraken ligt ten grondslag een ervaring van Görbing over 20 jaren en verzameld op meer dan 40.000 perceelen en die van ons over 15 jaren, waarvan 6 met systematisch profielonderzoek van eveneens verscheidene duizenden gevallen. Wij zouden wellicht met meer recht kunnen vaststellen, dat veel, dat wetenschappelijk werd vastgesteld met behulp van methoden, die dikwijls zoo geheel vreemd staan tegenover de natuur, blijkt den toets van het klinisch onderzoek niet te kunnen doorstaan. Óns geheele betoog vormt daarvan feitelijk een doorloopend bewijs, terwijl in het bijzonder ook de opmerkingen van Dr. Gerretsen daarvoor nieuw materiaal leveren. Het is inderdaad een bekend feit, dat, zooals de schrijver opmerkt, de structuur van oudere zware kleigronden aanmerkelijk verbeterd kan worden enkel en alleen door bekalking. Dit heeft echter in eerste instantie nog niets met den werkzamen bouwgrond te maken. Men

54