j. Dalgrond.

Proeven, eertijds door het Rijkslandbouwproefstation met tricalciumfosfaat genomen (4). hebben aangetoond, dat dit laatste op dalgrond een behoorlijk werkende fosfaatmeststof is. Het is eveneens bekend, dat ruwe algiersfosfaten inde Veenkoloniën veelvuldig met succes worden toegepast (4). Pfoewel direct vergelijkende proeven met dicalciumfosfaat , op één uitzondering na, niet zijn genomen, mag het vermoeden uitgesproken worden, dat dicalciumfosfaat op deze grondsoort als meststof zal voldoen. Het proefveld ZGr 45 op de Proefboerderij te Borgercompagnie is het eenige, dat een vergelijking inhoudt tusschen dicalciumfosfaat, superfosfaat, slakkenmeel en algiersfosfaat. De verslaggever van deze proef blijkt inde Verslagen van de Proefboerderij te Borgercompagnie en te Emmerscompascuum (6) van oordeel, dat dicalciumfosfaat minder goed voldoet. Met zijn conclusie kunnen wij ons in zooverre niet vereenigen, als onzes inziens in aanmerking genomen dient te worden, dat één der veldjes van het in drievoud aangelegde object met dicalciumfosfaat (een hoekveldje met belangrijk hooger humusgehalte dan de rest van het proefveld) alle jaren een belangrijke opbrengstdepressie vertoonde. Bij uitschakeling van dit veldje blijkt dicalciumfosfaat niet zoo sterk voor de andere fosfaten onder te doen (zie tabel 4). TABEL 4. De werking van dicalciumfosfaat op Veenkoloniale grond (ZGr 45) in vergelijking met die van andere fosfaten. Wirkung verschiedener Phosphate auf altem moorkolonialem Boden bei Kartoffeln (1934 nnd 1936) und Weisen (iQ3S) (alg = Rohphosphat). Pars. 5a scigte immer eine geringere Bodcnfrnchtbarkeit; nach Ausschaltung dieser Parselle sind die Èrgebnisse mit Dikalsiumphosphat mehr im Einklang mit den übrigen. aardappelen I tarwe aardappelen 1934 | 193 5 '936 Meststof i dcf zonder | dcf zonder dcf zonder gem’ veldje Sa j S | veldje 5a g ' veldje Sa dcf 403 408 30-4 32-3 344 353 alg. 4!8 3t-9 353 slak 414 33-8 369 super 419 33-i 300 geen P 406 3JJ El – 4. Kleigrond. Overeenkomstige proeven als op zandgrond (Pr 280 en 374) zijn op zware kleigrond, oude Dollardklei, welke nog 0,4% CaCOg bevat, met een pH 7,9, uitgevoerd (Pr 298 en 373). In plaats van met slakkenmeel werd hier met superfosfaat vergeleken. In het eerste jaar werd haver, in het tweede wintergerst verbouwd. De verschillen in stand tusschen de met verschillende hoeveelheden fosforzuur bemeste veldjes waren beide malen zeer groot, doch eenig verschil tusschen dicalciumfosfaat en de óverige fosfaten was afwezig. De onder fosforzuurgebrek lijdende haver haalde later in, zoodat er geen groote opbrengstverschillen waren. Bij de gerst gebeurde het-

98