Invloed van het klimaat op de groei en de kwaliteit van tarwe

door Dr. Ir. W. FEEKES, Landbouwkundige der Technische Tarwe Commissie. Voordracht, gehouden op den Kweekersdag van den Kweekersbond tijdens de Bste Ned. Landbouwweek op 30 Sept. 1937. De invloed van het klimaat zon, temperatuur, water, wind, enz. op de opbrengst en de kwaliteit der landbouwgewassen is buiten twijfel groot. Hiervoor getuigen de verschillen in opbrengst van de gewassen van jaar tot jaar, die vaak de verschillen als gevolg van de bemestings- en cultuurmaatregelen (onder de huidige omstandigheden) aanzienlijk overtreffen. Heeft voorts niet iedere boer voor het weer een groot interesse? Het zou een onjuiste beperking zijn van dit toch al gecompliceerde probleem om de invloed van het klimaat alleen op het gewas te bestudeeren. Hoewel de begrippen gescheiden dienen te worden gehouden, kan men zich ten opzichte van het gewas het klimaat moeilijk onafhankelijk denken van bodem en bemesting. Men dient de afhankelijkheid van de gewassen van het ~milieu” te leeren kennen. De geschriften, die het probleem als geheel behandelen, zijn zeldzaam. Wijlen de phaenoloog Dr. H. Bos 1) schreef vóór eenige jaren er vast van overtuigd te zijn, dat men „na geruimen tijd zich zal verwonderen hoe het zoo lang heeft moeten duren, voor men van wetenschappelijke landbouwkundige zijde (in Nederland) met eenig vertrouwen aan de phaenologie (inden ruimsten zin bedoeld) als hulpwetenschap zijn plaats aanwees”. Is het dan juist, dat ten onzent de landbouwklimatologie heden nog verre achterstaat bij de kennis van de grond en zijn bemesting, zijn bekwame vertegenwoordigers heeft deze wetenschap bij ons zeker reeds gehad. Inde eerste plaats wijdde wijlen Prof. Dr Van Gulik er in zijn leerboek over meteorologie 2) een hoofdstuk aan. Dan is wel het statistisch suikerbietenonderzoek van Dr. H. J. Frankena 3) te noemen; voorts het phaenologisch onderzoek van Ir. J. D. Koeslag 4), dat inde laatste jaren, wat de tarwe betreft, in samenwerking met de Technische Tarwe Commissie wordt uitgevoerd. Persberichten maken melding van voorbereidende studies over Nederlandsche landbouw-weervoorspellingen. Ook onder de zuivere physiologische onderzoekingen is melding te maken van studies, die met het landbouwklimaatsprobleem ten nauwste samenhangen of er van groote beteekenis voor zijn. Ik bedoel de onderzoekingen van Dr. A. E. H. R. Boonstra 5), die de invloed van diverse deelen van de tarweplant op de korrelvorming naging en de onderzoekingen van Prof. Dr. H. L. van de Sande Bakhuysen 6), die o.a. een monografische bewerking gaf van de groei van tarwe in constant milieu. Het ligt geheel inde lijn van het kwaliteitsonderzoek van de

125