pelde wegen van onderzoek, de statistische en de analytische, ivat de bakkzvalifeit van de tarwe betreft. Voor de oogsten van 1935 en 1936 maakten wij uitgebreide kaarten van de kwaliteit der tarwe. Interregionaal opgezette veldproeven dienden ter aanvulling. lets nieuws zijn deze kaarten, behalve dan voor Nederland, niet. In vrijwel alle landen, waar de tarwecultuur van groote beteekenis is, worden zij gemaakt. Op de Nederlandsche kaarten komen groote verschillen in tarwekwaliteit voor inde diverse gebieden. Deze verschillen worden verderop nog behandeld. Ter verklaring van de optredende verschillen heeft de Technische Tarwe Commissie stikstof bemestingsp roevenzaaitijdproeven, waaronder op naast elkander liggende verschillende grondsoorten, beide gecombineerd met jarowisatieproeven, die in samenwerking met het Rijkslandbouwproefstation te Groningen worden genomen; voorts proeven in kassen, waarbij de tarwe gedurende de laatste twee maanden voor de oogst aan hittegolven van korter of langer duur werd blootgesteld.

De ontwikkeling der tarwe loopt overeen aantal zichtbare stadia; 1. Zaai tot ontkiemen; hoeveel planten komen er per oppervlakte-eenheid boven den grond? Deze periode wordt veelal een zeer critische geacht. 2. Kiemen tot uitgestoeld zijn. 3. Schieten; evenals het vorige stadium gevoelig voor vochttekorten geacht. 4. In aar komen. 5. Bloei; evenals het vorige stadium gevoelig voor hooge temperatuur en voor vochttekorten geacht. 6. Rijping der korrel, die nog in twee stadia is uiteen te leggen en wel het stadium vóór en dat na de melkrijpheid, waarvan de eerste periode als de gevoeligste wordt beschouwd. Hoewel de oogstanalyse 29) een onduidelijke uitdrukking is van hetgeen de plant in zijn ontwikkeling meemaakt, is de oogstanalyse, hoewel tijdroovend, wel één der eerste middelen, die men bij de studie van de invloed van het milieu op de ontwikkeling van de tarwe moet ter hand nemen. Het is het vermelden waard, dat men naast de voorstanders van de oogstanalyse o.a. met het oog op het selecteeren van tarwe op eiwitgehalte (Schwanits en Schwarze 30) ook inde literatuur geringe waardeering ontmoet, o.a. van Papadakis. De Technische Tarwe Commissie heeft het vraagstuk der oogstanalyse sedert 2 jaar in studie. De tarweplant passeert, gedurende de ontwikkeling der bovengenoemde stadia, wat ons klimaat betreft een aantal perioden: a. Een koude periode; herfst, winter en vroege voorjaar, waarin de ontwikkelingsstadia 1 en 2 inden regel vallen. b. Een warme periode; voorjaar tot nazomer, waarin de rest der ontwdkkeling valt. Ten slotte staat het rijpe product nog eenige tijd te velde bloot aan het wisselvallige weer, waarvan schot, blauwpuntigheid, broei, dus opbrengst- en kwaliteitsverlies het gevolg kunnen zijn. De plant heeft, om het eenvoudig uitte drukken behoefte de perioden door te maken; heeft er echter ook steeds gevaren te duchten. Wij zullen nu trachten na te gaan hoe deze behoefte en het

129