Referaten en Mededeelingen.

Bodemkunde – Bemesting. ZWAVELBEPALING. 44. BALKS, R. u. WEHRMANN, O. Bodenk. u. Pflansenern. Bd. 6 (1/2) p. 48 C 37); BLANCK, E., MELVILLE, R. u. SACHSE, J., ibid. p. 56: RIPPER, A. u. NABEL, K., ibid. pp. 64; STOTZ, H., ibid. p. óp (’37). Zooals bekend, zijn er door den Forschungsdienst in Duitschland Arbeitskreise ingesteld voor speciale, waaronder ook analytische, onderwerpen. Kort geleden berichtten wij over de colorimetrische P-bepaling; de hier vermelde artikelen, waarvan de drie eerste van medewerkers aan zulk een Arbeitskreis stammen, behandelen de zwavelbepaling in plantaardige en chemische producten, die in verband met nieuwere biochemische onderzoekingen over de zwavelstofwisseling van belang is. Alle auteurs bevestigen de ervaring, dat verassching van het materiaal zonder toevoeging van alkalische stoffen steeds te lage cijfers wegens vervluchtiging van de zwavel geeft. Het bezwaar tegen alkalische verassching is vooral, dat sommig materiaal met vluchtige allylverbindingen bij het drogen voor de verassching reeds verliezen kan geven. De voorschriften, die tenslotte bij de individueele onderzoekers goede resultaten hebben gegeven, zijn in volgorde van de artikelen: 1. destructie met rookend salpeterzuur en overchloorzuur na voorbehandeling met natronloog en perhydrol; 2. alkalische verassching, of destructie met rookend salpeterzuur of koningswater met kaliumchloraat, of behandeling met natronloog, peroxyd en broom inde koude; 3- destructie met rookend salpeterzuur gevolgd dooreen kalismelt; 4. verwarming met kaliloog en permanganaat gevolgd door verassching. Het feit, dat naast deze methoden nog een aantal andere met meer of minder succes geprobeerd zijn, wijst er wel op, dat de beste en meest practische methode voor zwavelbepaling in plantenmateriaal nog niet is vastgesteld. In dit opzicht is er dus nog een verdere taak voor de Arbeitskreis. Tenslotte vindt men in verschillende van deze artikelen nadere aanwijzingen over de sulfaatbepaling o.a. door twee keer precipiteeren en volgens een maatanalytische methode, terwijl de laatste verhandeling gegevens over organische en anorganische zwavel in verschillend plantenmateriaal bevat. T. v. I, VOEDSEL-OPNEMING. 45. JACOB, A. Frage des optimalen Nahrstoffverhdltnisses in der Diingung, Bodenk. u. Pfl. |m- Bd. 5 (5/6) p. 334, (’37)- Aanknoopend aan verhandelingen van Opits, Rathsack en Morgenroth en van Mitscherlich, v. Boguslawski en Gutmann over onderzoekingen betreffende de verhouding der plantenvoedingsstoffen bij wisselende bemesting, wijst Schr. er op, dat dein Potproeven gevonden gunstigste verhoudingen in geenen deele op omstandigheden te velde overgedragen kunnen worden. Eenerzijds door niet juist vast te stellen reeds aanwezigen opneembaren voorraad inden grond, anderzijds door uitspoelen, omzetting of vastlegging vaneen deel der gegeven bemesting inden grond te velde, krijgt men te veel onzekere factoren °m met eenige zekerheid in analogie met potproeven algemeene regels omtrent de verhouding, waarin de meststoffen te velde gegeven moeten worden, te kunnen vaststellen. Wil men de werking vaneen bepaalde meststofveruouding, zooals die bij gebruik van mengmeststoffen optreedt, te velde nagaan, dan moet men dit meteen door het nemen van veldproeven doen, eu niet door overdragen van de resultaten verkregen bij potproeven met abnormaal hooge meststofgiften en eveneens abnormaal hooge opbrengsten. T. v. I. IDEM-VLAS. 46. GIESECKE, F„ SCHMALFUSS, K. en GERDUM, E. r . Experimentelle Studiën sur Physologie und Ernahrung des etns ]m Hinblick auf die Ausbildung von F aser und Oei; II Teil: Feldersuche. Bodenk. u. Pfl. Ent., Bd. 4. H. 5/6, p. 340 C 37). Evenals in het g|Ste deel van deze studie [zelfde tijdschr. Bd. 1, p. I ('36), ref. Lbk, T. , 5; 4°, p. 827 ('36)], dat de resultaten van potproeven behandelt, wordt er verband gelegd tusschen de bemesting van vlas en de kwaliteit der

165