gehalte van de lucht; veronachtzaming hiervan kan merkbare pH-verschillen tengevolge hebben. Er worden aanwijzingen verkregen, dat bij de hoogere kalkgiften kalk in niet uitwisselbare vorm wordt vastgelegd. Na de derde oogst (kasproeven) werd het gehalte aan gemakkelijk oplosbaar fosforzuur (0.002 n zwavelzuur) bepaald. Deze cijfers stijgen bij stijgend kalkgehalte. Na de derde oogst werd tevens het gehalte aan uitwisselbare kali bepaald (ineen ammoniumacetaat oplossing). Deze hoeveelheid neemt af' bij toenemende koolzure kalkgiften; bij de Ca-Mg-objecten wordt een flinke toename gevonden. Het totaal basenbindend vermogen stijgt met stijgend V-cijfer. Dit wordt toegeschreven aan de toename van de organische stof tengevolge vaneen versterkte wortelgroei. P. B. 49. HARTMAN, F. K. en MEYER, F. O. W. Die Korngrössengruppe des Rohtons und die Basenaustauschscheinungen im Znsammenhang mit Salssanreaussügcn von Boden. Bodenk. und Pfl. Ern. 3 (48). p. 284—308 C 37). De hoeveelheid aan in heet sterk zoutzuur oplosbare bestanddeel en neemt toe met stijgend gehalte van de grond aan colloidale deden. Bij gronden, die minder dan 10 % aan deeltjes kleiner dan 2 micron bevatten, kan deze oplosbare hoeveelheid meer bedragen dan de totale hoeveelheid der kleideeltjes. Dit wijst er reeds op, dat ook minerale deeltjes, welke grooter zijn dan 2 micron, worden aangetast. Bij zwaardere gronden gaat er steeds minder in oplossing dan het gehalte van de grond aan kleideeltjes bedraagt. Door bepaling van de granulaire samenstelling van de grond vóór en na de behandeling van de grond met zoutzuur wordt echter aangetoond, dat weliswaar een groot gedeelte der oplosbare bestanddeelen afkomstig is van deeltjes kleiner dan 2 micron, maar toch lang niet de geheele hoeveelheid. Er bestaat ook een gedeelte der kleideeltjes, dat onoplosbaar is in zoutzuur. De mineralogische samenstelling schijnt dus terdege een rol te spelen. In koud sterk zoutzuur gaan gemiddeld 3.2 maal (varieerend van 1.3 tot 8.8) zooveel basen in oplossing, als de hoeveelheid aan uitwisselbare basen bedraagt. Voor heet sterk zoutzuur is deze verhouding gemiddeld 6.4 (varieerend van 3.1 tot 12.2). Het totaal basenbindend vermogen van gronden stijgt in het algemeen met het gehalte dier gronden aan deeltjes kleiner dan 2 micron, hoewel zeer belangrijke uitzonderingen op deze regel kunnen voorkomen. In dit verband wordt gewezen op het groote verschil in basenbindend vermogen tusschen mineralen als kaolien en montmorilloniet. Het totaal basenbindend vermogen der minerale deelen wordt lang niet te niet gedaan door behandeling van de grond met zoutzuur en daaropvolgende NaOH-behandeling. Na deze behandeling is nog de helft van het basenverbindend vermogen blijven bestaan. De behandeling met NaOH doet het basenverbindend vermogen van de rest, die na de zoutzuur-behandeling overblijft, nog belangrijk dalen. Schr. achten het zeer onwaarschijnlijk, dat WÜ hier met een nieuwvorming van basenbindend materiaal te maken hebben. Het onderzoek wordt voortgezet in mineralogische richting. P.B. 50. HARTMANN, F. K., MEYER, F. O. W. Ueber die Einwirkung v°n Salssdure auf den Boden nnter verschiedenen Bedingtingen. Bodenk. und Pfl. Ern. 3 (48), p. 267—284 C 37). De hoeveelheid aan in sterk zoutzuur oplosbare stoffen neemt met de temperatuur toe. De bij kamertemperatuur resp. kooktemperatuur verkregen cijfers worden in dit opzicht vergeleken. Deze toename is bij de verschillende gronden echter geenszins in dezelfde verhouding; bij ijzer en fosforzuur is de verhouding nog het meest constant. Dit verschillend gedrag wijst op een verschillende chemische samenstelling her onderzochte gronden. De opgeloste hoeveelheid neemt zoowel bij kamertemperatuur als bij kooktemperatuur toe met het gehalte aan colloidale deelen. Bij kooktemperatuur neemt zoowel het gehalte aan oplosbaar SiO,. als het gehalte aan oplosbaar AhOs toe, laatstgenoemd bestanddeel echter in geringere mate dan eerstgenoemde verbinding; de moleculaire verhouding tusschen beide bestanddeelen in oplossing stijgt dientengevolge van 0.35 tot 4-88, Bij kamertemperatuur wordt bij stijgend gehalte aan kolloidale deelen °ok een stijgende hoeveelheid aan oplosbaar SiOa gevonden; de stijging is echter geringer dan bij kooktemperatuur. De oplosbaarheid van AUOa geeft echter bij dezelfde volgorde der gronden een daling te zien. De moleculaire verhoudingen varieeren bij kamertemperatuur op dezelfde wijze als bij kooktemperatuur. Er wordt bij deze bepalingen de indruk verkregen, dat SiOs joch als een huidje om de minerale deeltjes afzet en verdere inwerking van “et zuur op de grond belemmert. De invloed van de temperatuur op de oplosbaarheid der verschillende bestanddeelen treedt het sterkst naar voren

167