ning te krijgen, b.v. de oprichting eener Regelingscommissie voor het Landbouwproefveldwezen. Een tweede door de historie verleende karaktertrek van ons landbouwkundig onderzoek is, dat het in groote hoofdzaak als Rij lesonderzoek kan worden gekenmerkt, beoefend en geleid door Rijksambtenaren. Groot is hier het contrast b.v. met de industrie, die talrijke eigen laboratoria heeft gesticht en zich van talrijke eigen experts bedient. Ik weet wel, dat dit contrast zich gemakkelijk laat verklaren, eenerzijds uit de kleinheid der landbouwbedrijven, anderzijds doordat de landbouwwetenschapsbeoefening en de landbouwvoorlichting inde vorige crisis aan den Landbouw gegeven zijn als redmiddel om uit de misère te komen, waarna men op den eenmaal mgeslagen weg is voortgegaan. Teddy Roosevelt heeft eens gezegd: help nooit iemand zoo, dat hij verleert zichzelf te helpen. Ik geloof, dat dit wijze woord nog te weinig tot ons is doorgedrongen. Wat er ook gebeuren moet; veelal draait het er op uit, dat de Regeering wordt verzocht de zorg op zich te nemen of althans door subsidie te maken, dat anderen het kunnen doen. De portie, die de boerenstand uit eigen middelen bij draagt om onderzoek en voorlichting tot stand te brengen is, vergeleken met het aandeel van den Staat, slechts zeer bescheiden. Aan dezen toestand kleven m.i. enkele groote bezwaren. Ten eeiste zijn onderzoek en voorlichting slechts te motiveeren door de vruchten, die ze afwerpen. Er is geen scherper controle op de doelmatigheid van dergelijke instellingen dan die van de contribueerende belanghebbenden zelf. Ontbreekt die, dan kan het eind van het lied m.i. niet anders zijn dan een toomlooze ambtenarij. Zeer zeker zal de Staat deze tegengaan, maar ook overigens zal hij grenzen stellen aan de uitdijing van zijn landbouwkundig apparaat. Financieele grenzen. In crisistijd is dat reeds duidelijk merkbaar. De bezuinigingsschroef wordt aangedraaid waar ook maar kans is. Doch dit leidt niet zoozeer tot radicalen opsnoei van het apparaat, tot reconstructie met het doel grooter nuttig effect te bereiken, dan wel tot uitmergeling van alle bestaande instellingen en diensten, die ieder voor zich met hand en tand blijven strijden voor het behoud van eenmaal verkregen omvang en waar mogelijk voor verwezenlijking van onder hoogconjunctuur ontworpen werk- en uitbreidmgsprogramma’s. In zooverre is ambtelijk Landbouw Nederland m de laatste jaren een groot drama geweest, waarin veel verdriet en teleurstelling is verwerkt. Maar oök als de tijden beter worden, is niet te verwachten, dat de Staat onbegrensd zal bijdragen inde kosten van het onderzoek en zekei niet in het tempo, waarin dit door de belanghebbenden wordt gewenscht. M.i. zal de boerenstand er meer en meer toe moeten overgaan het benoodigd onderzoek zelf te bekostigen en te leiden. En dit kan, omdat het onderzoek, voorzoover het direct op de practijk georiënteerd is, rendeert. Waar men met iets dergehjks begonnen is, betaalt men dan ook met liefde. ledere suikerbietenverbouwer brengt omstreeks ƒ i.— per jaar per ha op om het Instituut voor Suikerbietenteelt te bekostigen. Ik heb tot dusverre geen oppositie vernomen. Op iedere kilo melk die naar de fabrieken stroomt drukt een minitieus bedrag ten bate van onderzoek, dat door zuivelbonden e.d. wordt verricht. Men zou het niet

178