. Als mijn oordeel over het referaten-deel van het L.T. dan nog niet gunstig is, dan steunt dat op de vergelijking met wat dat deel zou moeten zijn. Het zou zoo moeten zijn, wil het volledig aan zijn bedoeling beantwoorden, dat daarin kort, critisch, samenvattend en overzichtelijk alles voorkomt, wat van belang kan worden geacht voor de afgestudeerden, voorlichters, en andere belanghebbenden. De vraag, die dadelijk opkomt is deze, of dat bereikbaar is, binnen het raam van het tijdschrift, dus van zijn financiëele draagkracht. Het antwoord is ontkennend, want de omvang zou dan zeker wor- die van het tweevoud van het thans bestaande volledige tijdschrift, en de geldmiddelen laten dat niet toe. Er wordt dus geschipperd, en hoe dat gebeurt doet er op ’t oogenblik weinig toe. Ik noemde reeds de medewerking op bodemkundig gebied en wat daaraan annex is; het alleszins te waardeeren werk o.a. inde rubriek Plantenteelt, Weidebouw, Plantenziekten en Insecten en Zuivelbereiding dient gememoreerd te worden; volledig is de ref. afdeeling niet, en kan dat niet zijn. Zij is een eerste stap, maar vele stappen moeten nog volgen, en of die stappen tenslotte buiten het Landbk. tijdschrift zullen voeren, teneinde de doorgeving en verspreiding van gegevens en resultaten volkomener en geheel bevredigend te maken, is een zaak, die ik hier niet kan aanroeren. Maar wel is zeker, dat die bevrediging er komen moet. Ik moet in dit verband wijzen op een belangrijk punt, en wel op het groote belang van goede literatuur-overzichten, zoo mogelijk overeen afgesloten gebied. Of, als het niet afgesloten is, wat meestal het geval is, op het belang van literatuur-overzichten of verzamelreferaten, die het den geïnteresseerden mogelijk maken, door aansluitende aanvullingen, om een voortschrijdend onderzoek gemakkelijk te volgen. Om die overzichten echter te krijgen, onder volledige waardeering van wat er reeds is, is uiterst moeilijk. Begrijpelijk overigens, want ineen dergelijk overzicht ligt een aanzienlijke hoeveelheid werk besloten. Toch vormen zij, naar mijn meening, waardevoller steun dan de afzonderlijke referaten, omdat zij, mits geregeld verschijnend, sj-’stematischer dan de referaten, beknopter en overzichtelijker, de vorderingen der wetenschappen kunnen verspreiden. Ik noemde U reeds enkele rubrieken waarin die literatuuroverzichten verschijnen, maar zij zijn te gering in aantal. Het is tucrop, dat ik doelde, toen ik de organisatie nog onvoldoende achtte. Het is op dit gebied, dat zij, die een onderdeel beheerschen, de afgestudeerden en voorlichters aan zich kunnen verplichten, dat met name ook de Hoogleeraren der L.H.S. een grooten dienst kunnen bewijzen aan ons agr, publ.-wezen, alsmede aan hun leerlingen, aan de voorlichting en aan de producenten. Het onderwerp, dat ik bij LI inleid, dwingt tot keuze uit, en tot beperking van, de te bespreken stof, en ik kan alleen de groote lijnen voor U trekken. Ik stap daarom nu over naar de volgende etappe die der vakbladen, grootendeels weekbladen. Hun aantal voor ons kleine land is relatief zeer groot, meer dan 120. Zeer verschillend m omvang, zeer uiteenloopend in oplage, verschillend naar lezerskring en bedoeling, algemeen van inhoud of ook gespecialiseerd. Ook verschillend 111 gehalte, maar het streven bestaat, ook door het groote aantal, en omdat bij de redacteuren het besef aanwezig- is om hun lezers, op ieders terrein, het beste te geven wat te geven is

218