De Plagen van de Dennenbladwesp, Diprion (Lophyrus) Pini L.

door Ir. J. J. FRANSEN, Li. Die von Kiefernbuschhornblattwespen verursachten Seuchen. Zusammenfassung s. S. 248. Het is alweer geruimen tijd geleden, dat in dit tijdschrift het ontstaan van insectenplagen ter sprake kwam. De Fluiter wijdde daaraan in het Oct.no. van 1933 een artikel van algemeene strekking, waarin hij de invloeden besprak, die van beteekenis zijn voor net ontstaan er van, alsmede de wijze, waarop de werking dezer invloeden tot uiting komt. Een bespreking van de beginselen, waarop moderne studie der insectenplagen berust en hoe deze wordt uitgevoerd, kan hier dan ook gevoegelijk achterwege blijven; daarvoor zij verwezen naar bovengenoemd artikel. Door de toepassing van deze beginselen op laboratorium- en veldwaarnemingen in het buitenland in Nederland vond deze nieuwe richting welbeschouwd nog geen ingang is inde laatste jaren onze kennis omtrent het ontstaan van de insectenplagen dusdanig verbeterd en verruimd, dat het reeds mogelijk is te vóórspellen, of er en zoo ja, wanneer en waar schade door sommige insecten veroorzaakt, te duchten is. Zoover is men echter wat betreft U 1 pr 1 o n p 1 n i L. nog in geenen deele gevorderd, hoewel het aan pogingen daartoe met heeft ontbroken. Het optreden van ent insect— wij weten dit ook maar al te goed uit eigen ervaringen m Nederland is onregelmatig en, alle theorie en berekening ten spijt, onverwacht. b Over de dennenbladwesp zelve, haar uiterlijk, levensgewoonten en parasieten zal ik met uitvoerig schrijven. Inde desbetreffende Mn11’;11” |IS ,daa”)ver het uoodige te vinden en niet het minst inde Nederlandsche Onze landgenoot de Fluiter schreef er een geheele reeks voortreffelijke artikelen over, terwijl Houtzagers in het Tijdschrift der Nederl, Heide Mij. er een samenvattend artikel van geeft dat uitmunt door overzichtelijkheid en op aanvraag bij de (Erectie te Arnhem belangstellenden gratis wordt verstrekt. Voor de buitenlandsche publicaties zij verwezen naar de literatuurlijst aan het einde van dit geschrift. Hoe komt het nu, dat dit insect, ondanks de grondige studie, die men er van maakte, ons nog telkens voor zulke verrassingen plaatst? n dit artikel zal ik trachten het antwoord op die vraag te verstrekken m de hoop daarmede tevens de basis te leggen, waarop bij veidere studie van de Dipnonplagen kan worden voortgebouwd De ter sprake komende gegevens kon ik, daartoe op de meest voorkomende wijze door de Directie van de Nederlandsche Heide Mij en den beheerder van het landgoed „De Hooge Veluwe”, den heer J.D Memeimk.m de gelegenheid gesteld, dezen zomer vergaren en pubhceeren. Bovendien verzorgde de Nederl. Heide-Mij het teekenwerk dezer publicatie en stelde de Redactie van dit Tijdschrift ! ter beschikking voor de verluchting er van. Ook op deze 1 aats bieng ik haar daarvoor gaarne een woord van dank.

224