de eerste plaats gelet op hooge suiker opbrengsten met een zoo hoog mogelijk suikergehalte. Verder is gestreefd naar verbetering van het rendement, vermindering van de schietervorming en verhooging van de resistentie tegen ziekten. Gaat men echter de voederwaarde van de rassen vergelijken, dan is het noodzakelijk, dat men het drogestof-gehalte van wortel en loof bepaalt, en de loofopbrengst vaststelt, wat vroeger niet werd gedaan. Wat het drogestofgehalte van de wortel betreft, dit blijkt vrijwel parallel met het suikergehalte te loopem In verband hiermede zal dus een E-biet, welke hooger suikeropbrengst geeft, ook een hooger drogestofopbrengst geven dan de Z-biet. Waar verder in ’t algemeen wortel en bladopbrengst een zeer nauw verband toonen, zal ook in dit opzicht de E-biet een zekere voorsprong behouden, mits ook hier het drogestofgehalte van het loof niet relatief lager is dan van de Z-biet. Inde Strube G K-suikerbiet meent men een biet te hebben gevonden, die vooral voor voederdoeleinden is te gebruiken, daar deze dooreen veel grooter bladorgaan de voorkeur verdient boven gewone voederbieten, die slechts weinig loof produceeren. d. H. 69. NOELDECHEN. Versuche sur Amvendung des Fangstreifen- Verfahrens hei der Bekampfung der Rühenwanse. Centralbl. f. d. Zuckerind. Nr. si, bis. 694—696, Cs/)- Het gebruik maken van vangstrepen bij de bestrijding van de bietenbladwants gaat gepaard met een sterk verlate uitzaai van het bietenzaad. Er werd nagegaan hoeveel schade in wortelopbrengst en suikergehalte werd verkregen door de latere uitzaai. Vergeleken werden de zaaitijden 18 April en 26 Mei. De wortelopbrengst bleek door de late uitzaai met 25 % te verminderen, het suikergehalte daalde met 1.5 %, waardoor men een verlies van 30 % aan suikeropbrengst verkreeg. Om een snelle kieming van het zaad te verkrijgen, kan bij late uitzaai geschild zaad worden gebruikt. Het verschil in opbrengst was echter vooral bij late zaai gering. Wil men de schade van het late zaaien zoo veel mogelijk beperken, dan dient men zoo laat mogelijk te rooien, daar de laat gezaaide bieten in October sneller groeien dan de op normale tijd gezaaide bieten. Het gewone verschil tusschen E en Z bieten wordt door late zaai of verlate oogst slechts onbeduidend veranderd. De hoeveelheid blad is zoowel relatief als absoluut bij de late zaai belangrijk grooter. De reinheid van deze onrijpe bieten bleek echter slechts 1.5 % lager te zijn. Ondanks deze groote verliezen door de late zaai bleek toch de vangstreepmethode van voordeel, daar anders de verliezen door de wants veroorzaakt nog belangrijk grooter zijn. d. H. 70. SMIDT, E. W. en KIRCHHOFF, H. Chlorophyllstudien an Zuckerund Futterrüben. Ztschr. d. Wirtschaftsgr. Zuckerind. Öctobcr-Flejt, bis. 557 ' ('ST)■ Vergeleken werden het chlorophylgehalte van kiembladeren of wel van het eerste loofblad van verschillende bietenrassen en van voederbieten. Hierbij bleek dat het ras KL Wanzleben E, dat meer suiker opbrengt dan KL Wanzleben ZZ, duidelijk minder chlorophyl bevatte, berekend per cm2 bladoppervlakte. KL Wanzleben E levert echter weer belangrijk meer blad dan KL Wanzleben ZZ, waardoor de hoogere suikerproductie is te verklaren. Het verschil in suikerproductie is echter relatief kleiner dan het verschil in loofopbrengst, zoodat het dus zeer waarschijnlijk is, dat dit veroorzaakt wordt door het lagere gehalte aan chlorophyl van de bladeren van KL Wanzleben E. Het chlorophylgehalte houdt dus verband met de productiviteit. De suikerbiet KL Wanzleben E bevatte per gram weer meer chlorophyl dan een paar voerbietenrassen. Het chlorophylgehalte liep dus eenigszins parallel met het suikergehalte. Het chlorophylgehalte van mozaiekzieke planten was geringer dan dat van gezonde planten, wat ook door de lichtere kleur waste verwachten. Het chorophylgehalte van planten, welke door de krulziekte, veroorzaakt door de bietenbladwants, waren aangetast, was eveneens lager dan dat van gezonde planten. Hier was op het oog geen verschil in kleur waar te nemen. Inde meeste gevallen werd ook het carotinegehalte bepaald, dit liep parallel met het chorophylgehalte. d. H.

261