Literatuur-Overzicht over Plantenteelt. door

Ir. H. VAN REES. ALGEMEEN. WIRTH, H. Leistungsfdhigkeit der Kulturpflansen im Licht der Statistik. Mitt. ƒ. d. Landwirtschaft, Jhrg. 52, W-.. s°ó ( 37)' Uitgaande van de stelling, dat het gewenscht is voor Duitschland om onafhankelijk te zijn van het buitenland wat betreft de voeding van mensch en dier, is het noodzakelijk die gewassen te verbouwen, die het meest kunnen presteeren. Hier worden de gemiddelde opbrengsten per ha van de granen vergeleken. Wintergerst blijkt het hoogst te komen met 24.4 q. per ha, gevolgd door wintertarwe met 21.7 q. per ha. Uitbreiding der gerstcultuur acht men daarom in onderscheidene deelen van Duitschland gewenscht en ook landbouwtechnisch mogelijk. Rogge als het minst productief kan ingekrompen worden tot zooveel als voor menschelijke consumptie en zaaizaad noodig is. Haver en zomergerst geven elkaar weinig toe, zoodat een verandering in die verhouding weinig zin heeft. Wel meent de S., dat haver als veevoeder voor de helft vervangen kan worden door aardappelen en suikerbieten, die beiden veel productiever zijn. Op de lichtere gronden zou haver vervangen kunnen worden door aardappelen, °P. zwaardere door suikerbieten. Landbouwtechnisch acht de S, deze wijziging in het bouwplan niet alleen mogelijk, maar in verband met de vruchtwisseling gewenscht. Een gewas, dat zoowel haver als gerst in productiviteit verre overtreft, is de korrelmaïs, waarvan de oppervlakte in Duitschland de laatste jaren met sprongen vooruit gaat. Deze wijzigingen in het bouwplan tezamen met de ontginning en verbetering van verschillende gronden zijn volgens den S. ruimschoots voldoende om het invoeroverschot aan granen weg te werken. RASSEN-ONDERZOEK, SPENNEMAN, F. Die Sortenversuche des Reichsndhrstandes. Der Forschungsdienst Bnd. 4. 529—539 (’37)- De „Reichsnahrstand” is thans o.a. belast met het opmaken vaneen rassenlijst voor Duitschland. Als basis hiervoor dienen voorbeeldig georganiseerde rassenproeven, waarvan hier een uitvoerig verslag. Er wordt onderscheid gemaakt in 4 groepen van rassenproeven: 1. „Stammesprüfungen”, 2. Vorprüfungen, 3. Landessortenversuche en 4. Schauversuche. De rassen in groep 1 en 2 worden zeer serieus aan de tand gevoeld, door middel vaneen minstens zesvoudige herhaling, nauwkeurige waarnemingen tijdens de groei, opbrengst- en kwaliteitsbepaling. Voor het aanleggen van zulke nauwkeurige proeven zijn eigenlijk alleen landbouwkundige instituten en de „Landesbauernschaften” geschikt. Bij de verdeeling van deze proefvelden over het rijk wordt er rekening mee gehouden, dat nieuwe selecties onder zooveel mogelijk uiteenloopende omstandigheden worden beproefd. Inde „Stammesprüfungen” worden eventueele nieuwe selecties der kweekers onder nummer beproefd, in vergelijking met twee, zelden een, (bekend(e) ras(sen). Dit onderzoek duurt twee jaar en aan het eind van het laatste jaar wordt beslist of het ras inde „Vorprüfungen” zal worden opgenomen of niet. De kweeker krijgt slechts de resultaten van eigen nummers in vergelijking met die der bekende rassen en kan uit eigen beweging zijn selectie weer terugnemen. In twijfelachtige gevallen kan het ras nog één jaar inde „Stammesprüfungen” opgenomen blijven. Gelijktijdig of reeds daarvóór, heeft vergelijking met de reeds opgenomen rassen uit de rassenlijst plaats, teneinde eventueele identiteit met één dier rassen te kunnen vaststellen. In het geval de selectie nog zeer heterogeen blijkt te zijn, zoodat deze moeilijk te beoordeelen is, wordt zij uitgesloten van verder onderzoek. Voor dit onderzoek evenals voor de „Vorprüfungen” is de kweeker verplicht het zaaizaad kosteloos ter beschikking te stellen en tevens moet hij een bepaald bedrag betalen voor iedere selectie, die onderzocht wordt. Dit bedrag wordt per eenheid hooger naarmate meer selecties van éen gewas per kweeker en per jaar worden onderzocht. De proefnemer krijgt een zekere vergoeding voor zijn werk, die varieert met het gewas. De. „Vorprüfungen” onderscheiden zich in technisch opzicht slechts zeer weinig van de „Stammesprüfungen”. Zij worden uitgevoerd op een grooter aantal proefvelden. Na weer twee jaren van onderzoek wordt een beslissing genomen of het ras al dan niet opgenomen inde Rassenlijst, dan wel nader onderzocht zal worden.

262