GERAADPLEEGDE LITERATUUR: Indo-vraagstnk.

Verslag der Pauperisme commissie 1872. Onze Indische financiën, door E. dc Waal, 1876. Verslag der Pauperisme commissie 1902. Prof. Dr. J. H. Boeke: Indianisation. Kol. Studiën, 1932. Dr. W. M. T. Mansrelt: De positie der Indo-Europeanen. Kol. Studiën, '32. H. C. Zentgraaf: De Indo-landsdienaar, Kol. Studiën, 1932. Aanteekeningen over Indianisatie. iDe Stuw, 1932. C. E. Barre: De Indo-Europeaan inde branding. Ver. Indië—Nederland, 17 April 1937. Indo-grondrecht en. Het rapport der Commissie Spit 1936. (Conclusies opgenomen in Kol, Studiën, Febr. 1937). Prof. Dr. J. H. A. Logeman: Aanteekening bij de voorstellen nopens het grondbezit. Ind. Tijdschrift v/h Recht, dl. 145, Afd. 3. Zie ook Kol. Studiën, Febr. 1937. Dito. ïechn. mededeelingen Vereeniging voor Locale Belangen, No, 8. Mr. S. Jaarsma: Grond voor den Nederlander, 1936. Besproken in het Rechtsgeleerd Magazijn, 1937, afl. 5 door Prof. Kleintjes en in het Ind. Tijdschrift v/h Recht vnd. blz. 457 doof Mr. W. F. C. van Hatuum, Mr. J. Adolfs: Indië wil een landbouwmiddenstand. Locomotief van 1 Maart 1937. Mr. W. F. de Waal: Om den grond, Soerabaja’s Handelsblad, Juni 1937. Op den tweepsrong. Alsvoren, Oct, 1937. Eureka. Indische Gids, Dec. 1937, blz. 1113. Mr. S. Cohen. Grondrechten v. Indo-Europeanen. Ver. Indië-Ned. Dec. 1936. Prof. Mr. G. J. Nolst Trenité: De misstap der commissie Spit. Kol. Tijdschrift, Aug. 1937 en Nov. 1937. Prof. Mr. A. Neytzell dc Wilde: Welvaart en Traditie, inaugureele rede gehouden te Wageningen op 20 Mei 1935 en voorts: De misstap der commissie Spit? Kol. Tijdschrift, Sept. 1937. Dr. J. W. Meijer Ranneft: Rechten op den grond voor Nederlanders. Als voren, Sept. 1937. Prof. Mr. Dr. H. Westra: Inlandsche grond onder Europeeschen titel. De Waag, 2 Oct. 1937. Dr. H. G. Heijting: De wijsheid der vaderen. Ind. Gids, Febr. 1937. Beschouwingen en besprekingen over „Rechten op den grond voor Nederlanders in N.-t.”, in het Indisch Genootschap, 10 November 1937. DISCUSSIE. Prof. A. Te Wechel vraagt hoe ooit concurrentie mogelijk zal zijn tusschen inlandsche landbouwers, die tevreden zijn met ƒ 0.20 a ƒ 0.25 per dag en Indo-landbouwers, die veel hoogere vergoeding eischen. Hij acht andere wegen noodig, waarbij Indo’s in het „grootlandbouwbedrijf” tot hoogere posities komen. „Eigen” landbouw door Indo’s gaat ten gronde door concurrentie door inheemschen. Inleider ontkent geenszins, dat er andere en betere wegen kunnen zijn om den Indo te helpen. Hulp heeft hij noodig, maar waar groote aandrang bestaat van Indo-zijde ook voor eigen landbouw, zou het niet aangaan dien weg af te snijden inplaats van ook dien weg open te houden en te effenen, voor zoover mogelijk. De Heer G. J. Vink: ledere uitgifte van grond aan den Indo op Java zal leiden wat men er tegen tracht te doen tot een Indo, die van deelbouw leeft zonder belangrijken eigen arbeid (uitzonderingen, die numeriek zeer gering zullen zijn, daargelaten.) Dit is logisch op een zoo overbevolkt land, waar de drang naar grond zoo groot is. Dit vindt debater geen mooie oplossing van het vraagstuk.

290