hij koos daarbij bietenrassen uit met opklimmende droge-stof-gehalten, en nam dus tot op zekere hoogte de rassen „in serie . Behalve de opbrengst bepaalde hij ook de chemische samenstelling bij vier verschillende groeistadia 10); zoo ontstonden 80 objecten op basis van het serieprincipe, waardoor een overzichtelijk beeld van de kalium- en natrium huishouding werd verkregen. Systematisch inde richting van het serieprincipe heeft op het gebied der rassenproeven bij mijn weten het meest bewust W. teckes bewerkt, die bij de tarwerassenproefvelden van de Technische Tarwe Commissie een opzet uitwerkte en nog nader aan het uitwerken is. waarbij aan het serieprincipe een overheerschende rol wordt toebedeeld. Feekes varieert daarbij : a) den zaaitijd, waardoor dezelfde weersomstandigheden dooroemaakt worden door gewassen in verschillend groeistadium, b) de plantdichtheid, waardoor verschillende factoren (licht, microklimaat) trapsgewijs gevarieerd worden; _ c) de stikstofbemesting, waardoor de ontwikkeling op eenzelfde tijdstip verschillend is; d) de kunstmatige beïnvloeding door koudebehandehng (jaiowisatie), die een dergelijk effect heeft; e. den klimaatsinvloed, door deze proeven in verschillende khmaatsprovincies van ons land te nemen; f) de uiterlijke omstandigheden, door kasproeven waar temperatuur en vochtigheid gedoseerd worden en b.v. hittegolven en periodes van droogte in verschillende groeistadiën worden gegeven. Een rassen vergelijking op zooveel breeder basis, vergezeld van geregelde waarnemingen tijdens den groei en systematisch onderzoek van het gewas (door aanplant-analyse, welke uitdrukking ik prefereer boven den gewoonlijk gekozen, niet geheel juisten en wat verwarrenden term „oogstanalyse”) en de oogstproducten, geeft een aanzienlijke verdieping van onze kennis der verschillende iassen, waarbij het doel tevens is om het oecologisch type te kenschetsen. Zoo omvatte het plan voor 1937 vier proefvelden op verschillende plaatsen in ons land, waarbij drie tarwerassen (Juliana, Jonccjuois en Van Hoek) vergeleken werden bij zes stikstofgiften, acht zaaitijden, vier plantdichtheden, alles in tweevoud; dus 1152 veldjes. Daarbij sloten dan nog direct aan proefvelden met gejarowiseerd zaad. Jammer genoeg zijn dooreen extreem regenrijke winter en voorjaar, die de mogelijkheid tot zaaien op verschillende data zeer beperkten, deze plannen slechts ten deele uitgevoerd kunnen worden. Voor 1938 wordt de variatie in serie ook nog ineen dergehjke richting gezocht als bij de boven vermelde proef van Van Ttallie. Een vijf en vijftigtal tarwerassen zijn namelijk op grond van de tot nog toe verzamelde waarnemingen in acht groepen van verschillende koudebehoefte ingedeeld; dus in serie naar een oecologische eigenschap. Deze serie zal onderzocht worden bij twaau verschillende zaaitijden, waarvan zes met gejarowiseerd naast ongejarowiseerd zaad. In het geheel dus 990 veldjes. Daarnaast komen te liggen proefvelden met zeven opklimmende hoeveelheden stikstol, die op drie verschillende wijzen (verschillende tijdstippen, ineens l0) Publicatie ter perse.

355