tion of the soil, the Dutch Government has stopped the further issue of grounds for agricultural purpose, as well to the natives as on long lease to the Europeans. 4. The dense population of Java however, makes it necessary to raise the provision of work and products from the forests. 5. In order to attain this object, the hydrological woods are pressed into service of the industrialisation of Java, viz. the manufacturing of chests and cases, matches and boxes, papermanufacturing, cellulose, chapped and ground bark (Acacia decurrens), tanninextracts, turpentine, tung oil (and other Aleurites oils), Santalum oil etc. etc. 6. On that account, on different altitudes of the Javanese mountain-forests, objects were chosen of 1000 till 10.000 acres, each of which will provide one of the industries mentioned above, which will be established on that place. 7. The planting is done in such a form, that the hydrological value of these grounds and woods will not diminish.

DISCUSSIES. De heer Schoevers vraagt, of er bij de berekening van het ter aanvulling van het jaarlijks gekapte bosch aan te planten areaal aan gedacht is, dat bij de buitengewoon snelle bevolkingstoename op Java en de verder voortschrijdende industrialisatie de behoefte aan het eind van eiken volgenden omloop weer aanmerkelijk grooter zal zijn geworden. Men zou dus feitelijk, wilde men aan de behoefte kunnen voldoen, telkens een heel wat grooter oppervlakte dan gekapt is, nieuw moeten inplanten. Inleider deelt mede, dat de grootte van de verschillende industriecomplexen uiteenloopt, ook van die, welke met een zelfde industriehoutsoort zullen worden beplant. Nu eens heeft zulk een complex een grootte, welke het minimum oppervlak weinig of niet te boven gaat, een andermaal heeft het voldoende speling voor eventueele toekomstige uitbreidingsmogelijkheden. Overigens zal verdere uitbreiding ook nog kunnen worden gevonden in het scheppen van meer industrie-complexen. Voorloopig is men met dit alles nog ineen beginstadium. Prof. A. te Wechel naar aanleiding van de vraag van den heer Schoevers: Natuurlijk raakt Java „vol” bevolkt en zal dan geen verdere belangrijke toename van de bevolking plaats kunnen hebben. Reeds ± 20 jaar geleden stelde S. Ritzema v. Eek de zaak helder voor (Ind. Gids?). Stel geheel Java voor landbouwontginning beschikbaar, dan komt er ook een grens aan ontginningsmogelijkheid, n.l. aan de zeekust. ’t Is echter noodzakelijk dat er bosch blijft, anders wordt Java geheel onvruchtbaar. Daarom moeten boschgrenzen vastgelegd worden die even onoverschrijdbaar moeten zijn als de zeekust. Waar men die boschgrenzen legt is slechts een vraag van hydrologisch en orologisch belang. Met eventueele bevolkingstoename kan daarbij geen rekening gehouden worden. Automatisch richt de bevolkingsdichtheid zich naar de beschikbare landbouwgronden en invoermogelijkheid van voedingsmiddelen (beschikbare ruilmiddelen).

368