Practicum der physiologische chemie, door Dr. Westenbrink. (Centen’s Uitgevers Mij. Amsterdam). Hoewel oorspronkelijk dit prakticum samengesteld is voor medische studenten vóór het candidaatsexamen zullen ook andere personen (het voorwoord van Prof. Jansen noemt reeds biologen en chemici) er met vrucht gebruik van kunnen maken. In dit verband noem ik b.v. voor Wageningers de bepaling van de pH, de reacties op vitamines A, Bi en 82, melkonderzoek, enz. Na een bespreking van het gebruik van verschillende instrumenten en meer algemeene aanwijzingen omtrent wegen, titreeren, filtreeren, centrifugeeren, gebruik van nonius, enz. worden achtereenvolgens behandeld de eiwitten, koolhydraten, vetten en sterolen, vitamines, fermenten, stofwisseling, bloed, spijsverteringsvloeistoffen, spieren, urine en melk. Uit deze opsomming blijkt wel, hoeveel men in dit boekje van 152 bladzijden kan vinden. Hoewel niet speciaal de nieuwste, eenvoudigste en snelste methoden in dit practicum zijn opgenomen, kan ieder, die op het gebied van de physiologische chemie een of ander onderzoek heeft te verrichten, hierin steeds iets van zijn gading vinden. DE GRAAF.

Verslag van het Internationaal Grasland Congres 1937 1).. Het uitvoerige rapport van de gehouden voordrachten en discussies is in de vorm vaneen zeer lijvig en fraai boekwerk (486 blz.) verschenen. Men vindt er tevens de lijst van deelnemers in vermeld. Na de openingsvoordracht van Prof. Stapledon, die reeds een schat van ideeën bevat, volgt een verslag van de slotzitting, waarin het besluit valt, dat Nederland in 1940 het Congres zal ontvangen, hetwelk zal staan onder voorzitterschap van Ir. D. S. Huizinga. Daarna komen de voordrachten, die van de plenaire zittingen zijn gehouden en uitteraard de meer leidende gedachten omvatten.. Deze voordrachten beslaan reeds 100 blz. Als eerste komt Dr. H. E. Woodman (Engeland), die de beteekenis van kunstmatig gedroogd gras in het licht stelt. Het onderzoek van dit probleem dateert al van 1925, toen de eerste resultaten omtrent de voederwaarde van jong gras, zonder verliezen gewonnen, bekend werden. Woodman bekeek het vraagstuk uit het standpunt van de voedingsleer en spreekt reeds direct van de vervanging van krachtvoer. In 1926 voorspelde hij aan het kunstmatig grasdrogen een groote toekomst. Het is dan ook niet te verwonderen, dat het heele betoog thans met een tienjarige ervaring als grondslag een krachtig pleidooi voor het procédé inhoudt en het slot is een nieuwe voorspelling, waarin de verwachting wordt uitgesproken, dat grasdrogen binnen enkele jaren tot het normale groenbedrijf behoort. De tweede voordracht is van V. Verzani en E. Carbone (Italië) en behandelt de invloed van de bergweiden op de ontwikkeling van jonge koeien. De koeien, die op de hooge toppen (2000 m) weiden, blijven korter en gedrongener, hebben een krachtiger bouw dan de dieren, die inde vlakte blijven. Verder blijkt ook de stofwisseling krachtiger te zijn en de weerstand tegen infecties wordt verhoogd. Over het geheel heeft het verblijf inde bergen op de dieren dezelfde weldadige uitwerking, die men ook bij de mensch kent. Als derde inde rij van sprekers volgt H. R. Marston (Australië), die de weide als factor voor de wolproductie behandelt. De ervaringen leeren, dat de wolkwaliteit van merino’s sterk wordt beïnvloed door de omstandigheden waaronder deze dieren weiden. Zoo blijkt bijv. het cystinegehalte (een belangrijk bestanddeel inde wol) van het voer de wolproductie sterk te beïnvloeden. Ook het eiwitrantsoen speelt en belangrijke rol, niet alleen voor de wolproductie, maar vooral ook voor de kwaliteit van de wol. Een zeer interessante verhandeling geeft H. Osvald (Zweden), waaruit blijkt, dat er een zeer nauwe verwantschap bestaat tusschen de opvattingen omtrent de graslandcultuur in Zweden en in ons land. Vele behandelde vragen worden ook hier te lande onder oogen gezien, en het is zeker, dat men met de Skandinavische onderzoekingen voor ons land terdege rekening kan houden. Een heele rij van sprekers (Cardon, Vereenigde Staten; Silvén, Zweden; x) Het verslag zelf is verkrijgbaar bij het Rijksl. Proefst. te Groningen, na toezending van 18 gld.

468