.De eerste 16 blz. van dit onderzoek zijn gewijd aan een literatuur-overzicht, waai bij de schr. aan de theoretische zijde van het groeistoffenvraagstuk de noodige aandacht besteden, en verder in hoofdzaak de onderzoekingen van het Boyce Thompson Instituut refereeren. JOH. BOS. JOS. HIEMELEERS. Waardebepaling van hoogstammige fruitboomen. Uitgave van den Belgischen Boerenbond. Reeks D no. 5, 1938, 102 bis. ff. 15.—. De Schr. bespreekt eerst tamelijk uitvoerig de methoden, die door ver- schr. gebruikt worden om de waarde te bepalen van hoogstammen, hetzij voor onteigening, verkoop, testament, enz. Hij geeft voorbeelden tot welke bedragen men volgens de verschillende methoden komt voor een hoorn van b.v. 20 of 40 jaar. Daarna worden behandeld de factoren, welke invloed hebben op de opbrengstwaarde. De critische beschouwingen, die gewijd worden aan de vraag in hoeverre de aanlegkosten van belang zijn voor de berekening van de opbrengstwaarde vaneen boom getuigen van groote doordachtheid. Er worden daarna beknopte, doch zeer lezenswaardige beschouwingen gewijd aan de volgende factoren, die invloed hebben op de opbrengstwaarde van de boom: ouderdom en vermoedelijke levensduur; vruchtbaarheid; gezondheidstoestand en onderhoud; de gebruikte onderstam, de ligging van den boomgaard, de handelswaarde en variëteit; de grondwaarde; de interestvoet; het omenten der boomen; de houtwaarde. Tenslotte werkt de Schr. een eigen methode uit om de waarde van de boomen te bepalen. Op een zeer scherpzinnige manier wordt aangetoond, dat men ook bij zeer jonge boomen de waarde kan bepalen naar de opbrengst, die ze vermoedelijk inde toekomst zullen geven. En op die wijze komt de Schr. tot een waardebepalingsmethode voor boomen van eiken leeftijd, die hij formuleert als volgt: „de waarde vaneen hoogstammigen fruitboom is gelijk aan de gedisconteerde opbrengstwaarde van de opbrengsten, welke deze boom gedurende de 20 eerstkomende jaren in ’t vooruitzicht stelt te zullen geven. De opbrengst van het jaar zelf wordt aan haar werkelijke waarde gerekend en aan de voorgaande soms toegevoegd. De houtwaarde brengen wij niet in rekening, tenzij wanneer het gaat overeen groot aantal boomen, welke een werkelijke houtwaarde hebben.” De opbrengst, die de boom na afloop van de aangegeven 20 jaar nog zou kunnen geven, rekent de Schr. dus niet. Hij zegt; wie zou er dp ’t oogenblik geld willen geven voor een bedrag, dat hij misschien over meer dan 20 jaar terugkrijgt. De risico wordt dan veel te groot. Dit is dus een subjectief standpunt, waar wel wat tegen in te brengen is. Verscheidene boeren in ons land planten boomen met geen andere gedachte dan dat ze er pas over 15 of 20 jaar vruchten van zullen plukken. Daartegenover staat natuurlijk, dat inderdaad niet veel geld zal kunnen worden verkregen voor een bedrag, dat over 20 jaar misschien te innen zal zijn. Het boekje kan voor hen, die voor onteigening of anderszins de waarde van fruitboomen moeten schatten vaneen buitengewoon groote waarde zijn, daar het gemakkelijk leest en tot een eenvoudige wijze van berekening leidt. JOH. ÉOS.

644