gehalte van het adsorbtie-complex. Bij dezen ver wee rings vorm zijnde eigenschappen van den grond dus in sterke mate afhankelijk van de samenstelling van den grond. Het behoeft geen betoog, dat chemische en röntgenologische onderzoekingen van de fijnste fracties van den grond, zooals de schrijfster opmerkt, een waardevolle aanvulling van dergelijke onderzoekingen zouden geven. w. A, J. O. KOFFIE. 30. BETREM, J. G. Takkensterfte, takkcnboeboek en snoei in verband met productie bij koffie. De Bergcultures, jg. 12, no. ló, bis. 476—487 C3B). Over het algemeen wordt takkensterfte toegeschreyen aan takkenboeboek, daar inde stervende takken bijna altijd gaatjes van dit kevertje te vinden zijn. Deze meening is onjuist, het afsterven der takken is alleen te wijten aan den gezondheidstoestand van den boom. Dit werd door de volgende proeven nader aangetoond. Op de onderneming Satak is gedurende 3 jaren van 100 boomen de takkensterfte individueel bepaald, terwijl de individueele producties van de proefboomen bekend waren. Toen in '34 de takkensterfte plotseling zeer groot werd, bleef de verhouding tusschen gave takken en boeboektakken ongeveer gelijk. Hieruit volgt reeds, dat het onwaarschijnlijk is, dat de boeboek de oorzaak van de groote sterfte was. Deze sterfte had geen slechten invloed op den stand en de ontwikkeling van den aanplant, die er in '34 buitengewoon mooi voorstond. Door den sterken groei hadden zich veel nieuwe takken gevormd, die over de oude heen groeiden, deze overschaduwden en deden afsterven. Sterk groeiende volwassen boomen moeten dus ook een groote takkensterfte hebben. Groote takkensterfte zal dus veelal samengaan met groote oogsten. De typische takafsterving, die de Engelschen bij arabica-koffie „dieback” noemen, komt voor na zeer groot watergebrek, overdracht, te sterken schaduwsnoei, te grooten wortelsnoei, enz. . Op de onderneming Gambar werd de volgende proef met jonge planten ingezet: in object A werd van ieder paar takken er één in spiraal weggesnoeid. De tophoogte was 6 voet. Van object B werden de boomen op 4 voet getopt, terwijl van object C de boomen niet behandeld werden. Het bleek, dat bij de laag getopte boomen de primaire takken practisch op gelijke hoogte boven den grond beginnen als bij de controle (object C). Het laag toppen heeft dus het afsterven van de alleronderste takken niet beïnvloed. Bij de spiraalsnoei (A) kwamen de onderste takken op een hooger niveau te liggen. Verder wees de proef uit, dat de lengte van de leden van den hoofdstam bij object C het grootste is, dan volgt object A, terwijl die lengte bij de laag getopte boomen het kleinst is. De laag getopte boomen hadden de dikste takken. Bij dikker worden van de primaire takken worden de internodiën tusschen deze korter. Deze proef leerde,dat er een samenhang bestaat tusschen de dikte van de primaire takken en de lengte van de internodiën van den hoofdstam en wel zoo, dat hoe dikker de primaire takken, hoe korter de internodiën van den hoofdstam. Dikkere primaire takken hebben ook een grooter aantal leden. De secundaire houtvorming was bij B. reeds zeer sterk, bij A duidelijk doch bij C nog nauwelijks begonnen. T.a.v. den invloed van den snoei op de boeboekaantasting is uit deze proef gebleken, dat de maatregelen, waardoor de primaire takken in dikte toenamen en waardoor ook het aantal rossen per primaire tak grooter werd, geen invloed hebben gehad op de takkenboeboekaantasting. In overeenstemming met de veldwaarnemingen, dat lange overmatig inde lengte gegroeide takken meei last van boeboek hebben, bleek uit de proef, dat bij een groot aantal trossen per tak de aantasting plotseling sterk oploopt. Uiteen proef, waarbij niet gesnoeide op 7 voet getopte enten van BP 4 werden vergeleken met spiraal gesnoeide op 7 voet getopte boomen, bleek, dat de snoei geen invloed had uitgeoefend op de productie, terwijl toch de spiraal gesnoeide boomen de helft van het aantal primaire takken hadden, Dei halve is het niet het aantal primaire takken, dat de productie vaneen boom bepaalt. Wordt dus waargenomen, dat met het verlies van veel primaire takken tevens de productie sterk daalt, dan zijn hier dezelfde oorzaken in het spel waardoor de takken afsterven. ke Bangelan werden onderling vergeleken eénstammige en tweestammige boomen van enten van Irganda Bgn. 2 A. De jonge enten werden geplant m 1930/31, de eerste opname had plaats in April '34. De lengte van de mternodien van den hoofdstam was bij de tweestammigen duidelijk grooter dan bij de eenstammigen. Hierdoor waren bij de eenstammige boomen per

768