van de .opbrengst (dy) bij vermeerdering vaneen groeifactor (dx) bepaald zou worden door het verschil tusschen de bij optimale doseering te bereiken hoogste opbrengst (A) en de bereikte opbrengst (y), en een constante, de zoogenaamde werkingsfactor (c). In formule gebracht heeft deze wet den volgenden vorm: dy /dx =c (A y). Een konsekwentie van deze wet, waaraan absolute geldigheid zou toekomen, is, dat de opbrengstkromme onder alle omstandigheden gelijkvormig zal zijn, onverschillig de grootte van A. De optimale opbrengst kan dus wel, afhankelijk van de overige milieufactoren, hooger of lager zijn, maar zal altijd bij een bepaalde waarde van de groeifactor vallen. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de punten, die een zeker gedeelte van A aangeven, dus ook b.v. voor het punt, waar een bemesting rendabel begint te worden, de zoogenaamde grenswaarde. Aan optimale waarden en grenswaarden, zou dus volgens Mitscherlich’s opvatting een veel absoluter beteekenis toekomen, dan hierboven door ons werd betoogd. Opgemerkt moet echter worden, dat het door Mitscherlich (19, 21,) later ten bewijze van deze stelling aangevoerde materiaal uiterst spaarzaam is geweest, en bij nadere beschouwing niet in alle gevallen bewijzend is. In fig. 1 is één van deze proeven weergegeven. Deze proef diende ter bestudeering van de invloed op de opbrengst, uitgeoefend door verschillende stikstof bemestingen bij ongelijke.niveaux van de kalibemesting. Terwijl het ontbreken van een behoorlijke overeenstemming bij de door Mitscherlich uitgevoerde vergelijking vaneen uiteen formule berekende reeks getallen met de experimenteel gevonden waarden niet zoo duidelijk opvalt, is dit ineen grafische voorstelling (zie fig. 1) wel het geval.

FIGUUR i. De invloed van stikstofbemesting op de opbrengst van haver bij verschillende trappen van kalibemesting (volgens Mitscherlich). Der Einfluss der Stickstoffdüngung auf den Ertrag von Haf er hei verschiedener Kalidüngung (nach Mitscherlich).

796