forzuurgetal) zal liggen, dan in het geval dat deze voorwaarden ongunstiger zijn.

2. De opname vaneen voedingstof is afhankelijk van de wisselende behoefte van het gewas, en de mogelijkheden, waarover dit beschikt om in deze behoefte te voorzien . In het bovenstaande werd uiteengezet hoe de beschikbaarheid kan varieeren bij constant zijn van de groeifactor; thans zal besproken worden hoe de behoefte van eenzelfde gewas kan varieeren, en hoe dit kan leiden tot een verschillende reactie op deze factor. Het is zeer waarschijnlijk, dat de stofproductie bij eenzelfde beschikbaarheid van dein beperkte mate aanwezige groeifactor kan wisselen, ook al lijkt dit in strijd met de wet van het minimum van Liebig, volgens welk principe de opbrengst uitsluitend door dein het minimum verkeerende groeifactor wordt bepaald. De wet van de constante werkings factoren van Mitscherlich, die daarnaast ook den invloed van de overige groeifactoren erkent, brengt in dit opzicht ook al moet de strikte geldigheid van deze wet om verschillende redenen betwijfeld worden meerde tegenwoordig gangbare opvatting tot uiting. Eveneens is het wel als vaststaand te beschouwen, dat een volkomen gelijkheid van den groeifactor geen vereischte is voor de vorming vaneen bepaalde hoeveelheid organische stof. De plant kan onder invloed van de overige factoren in ongelijke toestanden verkeeren, waardoor de stofproductie langs verschillende banen zal verloopen. a. De beschikbare groeifactor verkeert onder overigens gunstige factoren relatief meer in minimum dan onder ongunstiger omstandigheden; een verhoogde doseering van dezen groeifactor zal noodig zijn, om de onderlinge harmonie der groeifactoren te handhaven en opnieuw optimale groeivoorwaarden te scheppen. Deze opvatting, die bekend is als de leer van de harmonische voeding, is te beschouwen als een principe, dat logisch uit de wet van het minimum van Liebig volgt, en dat eenige aantrekkelijkheden heeft, omdat het eenvoudig en plausibel is; het is niet zoo zeer een theorie, die op experimenteele grondslagen is opgebouwd (zie in dit verband o.a. de samenvatting van Scholz (29). Volgens deze opvatting zal de behoefte aan de het meest in het minimum verkeerende factor bij een hooger vruchtbaarheidsniveau van den grond grooter worden; een ruimere toevoer van de betreffende voedingsstof zal noodig zijn om de optimale opbrengst te bereiken. Ineen grafische figuur, die dit verband weergeeft, zal derhalve het optimum van de op het hoogere niveau liggende kromme ten opzichte van het optimum vaneen lager liggende naar rechts verschoven zijn (als in fig. 1). Een verplaatsing van de opbrengstkromme inden hier bedoelden zin zal kans hebben om op te treden, als er inderdaad slechts een afgepaste hoeveelheid vaneen groeifactor ter beschikking staat. In dat geval bestaat er, zoodra de stof verbruikt is, geen mogelijkheid tot aanvulling; de groeifactor is in strikten zin beperkt aanwezig en daardoor beperkend. Dit zal in potproeven met zandcultuur,

799