LANDBOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT MAANDBLAD VAN HET NEDERL. GENOOTSCHAP VOOR LANDBOUWWETENSCHAP 50ste JAARGANG No. 618 NOVEMBER 1938

Toespraak bij gelegenheid der promotie van Prof. Dr. B. Sjollema tot doctor honoris causa aan de Landbouw Hoogeschool te Wageningen op 27 October 1938, door Prof. Ir, J. HUDIG. Hooggeachte Dr. Sjollema. U weet uit eigen ervaring, dat het een voorrecht van den promotor is, de eerste te mogen zijn den jongen doctor toe te spreken. In dit geval is het voorrecht van bizonderen aard. Inde eerste plaats omdat het U geldt – een werker met rijpe ervaring, opgedaan in een geheel leven, gewijd aan den landbouw, en inde tweede plaats omdat de Senaat mij opdroeg tolk te zijn van hetgeen hem vervulde, toen besloten was U het eere-doctoraat uitte reiken. Maar er is meer bizonders inde situatie van dit oogenblik. Immers gewoonlijk spreekt de leermeester tot den beginnenden leerling in geheel prospectieven zin, thans spreekt de leerling tot den leermeester in retrospectieven zin. Deze positie, die wel zeer zeldzaam genoemd mag worden, biedt echter groote voordeelen: het is toch af en toe noodzakelijk te overzien wat achter ons ligt, hoe gewerkt werd en welke resultaten verkregen zijn om daardoor het materiaal te verzamelen om opnieuw vooruit te zien. Uw leven is overrijk aan dit materiaal. Uw veelzijdigheid op landbouwkundig gebied heeft een werk doen onstaan, dat nu achteraf bezien een eenheid vormt, die ons boeit en die nadere beschouwing verlangt. Wanneer ik een verslag zou moeten geven van Uw wetenschappelijke arbeid inden eigenlijken zin, zou ik in herhaling vervallen en ook plagiaat plegen, omdat daarover reeds vrijwel alles is gezegd dooreen zestal deskundigen van diversen aard, met name Prof. Smit 1), Dr. Seekles 2), Dr. van Daalen 3), de heer Tromp van Holst 4), Dr. Grashuis 5), en Uw promotor °). Het is gepubliceerd 1) den microbioloog, 2) den biochemicus, 3) den landbouwkundige, 4) den voorman uit het landbouwvereenigingsleven, 5) den veearts, b) den landbouwscheikundige.

853