Er blijkt dus een belangrijk verschil in mortaliteit te bestaan, en wel in dezen zin, dat de sterfte onder de hennen, waarbij de een of andere oogafwijking werd geconstateerd, grooter is, dan bij de dieren met normale oogen. Het is echter denkbaar, dat dit verschil niet op een wetmatigheid, maar op toeval zou berusten. Om deze mogelijkheid onder oogen te zien, is volgens de V2-methode berekend, hoe groot de kans is, dat het verschil op toeval berust. De dj fers worden hiervoor als volgt samengevat: Gestorven SOM gestorven Afwijkende oogen 26 96 122 Normale oogen 26 258 284 SOM . . 52 | 354 406 Voor deze verdeeling is: X2 = 11,30. De kans, dat de grootere sterfte bij de hennen met afwijkende oogen op toeval zou berusten, is dus slechts 1 op circa 3.000 en deze mogelijkheid kan dus uitgesloten worden geacht. De overigens gezonde en normale hennen, die op 12 October oogafwijkingen vertoonden, hebben dus inde volgende acht maanden een hooger mortaliteitscijfer gehad, dan de jonge hennen, die op dien datum normale oogen vertoonden. 2. Wanneer de hennen met afwijkende oogen gesplitst worden in dieren, die één afwijkend oog vertoonen en hennen, waarbij beide oogen afwijkend zijn, krijgen wij het volgend overzicht: Aantal r», r, hennen Sterfte % Beide oogen afwijkend 99 24 24.2 Eén oog afwijkend 23 2 8.7 Normale oogen 284 26 9.2 Uit deze cijfers krijgt men den indruk, dat de sterftekansen van de hennen, die slechts één afwijkend oog vertoonden, normaal zijn, maar dat bij dieren met twee afwijkende oogen de mortaliteit veel grooter is. Daar het hier echter vrij kleine aantallen hennen betreft, moet weer nagegaan worden, of het verschil tusschen hennen met één en twee afwijkende oogen soms dooreen toeval is ontstaan. Op dezelfde wijze, als hiervóór werd toegepast, laat zich voor de verdeeling van de sterfgevallen over de hennen met één, resp. twee afwijkende oogen berekenen, dat X2= 3,04. Hieruit volgt, dat er een kans van 1 tegen ca. 11 bestaat, dat het waargenomen verschil tusschen deze twee groepen hennen niet reëel is, maar op toeval berust. Hoewel zulks niet met zekerheid gezegd kan worden, is het toch wel waarschijnlijk, dat de sterftekansen voor hennen met twee afwijkende oogen grooter zijn dan voor dieren met één afwijkend oog.

871