punt, waarbij het groote consumeerende publiek het laatste woord spreekt. Dit oordeelmist men in ons land voor de witvleezige rassen. Daarbij komt nog de moeilijkheid, dat verschillende landen, waar witvleezige worden geprefereerd, onder geheel andere klimatologische omstandigheden aardappelen telen of met geheel andere kwalen hebben te kampen. Ook deze selectie kan in Nederland zelf niet of onvoldoende worden toegepast. Er ligt hier voor de Nederlandsche aardappelveredeling nog een geheel terrein braak, een terrein dat moeilijk is te ontginnen, doch waaraan men inde toekomst toch z'n aandacht zal moeten schenken. Ten nauwste hangt hiermede samen de mogelijkheid om in andere landen stelselmatig nieuwe rassen te laten probeeren, met vermijding van het gevaar, dat de kweeker een eenmaal prijsgegeven soort ineen ander land onder een anderen naam weer ziet opduiken. Wil Nederland zijn vooraanstaande positie als aardappeltelend en aardappelexporteerend land ook inde toekomst kunnen handhaven, dan zal men dit vraagstuk met kracht dienen aan te vatten en een allereerste eisch zal hierbij zijn, dat men beschikt over meer kweekers en beter geoutilleerde kweekbedrijven. Na mijn terugkeer uit Zuid-Amerika heb ik talrijke en zeer uiteenloopende vragen ontvangen over de door mij bezochte landen. Tijdens mijn verblijf aldaar heb ik mij echter moeten bepalen tot de aardappelteelt en wat daarmede verband houdt. Toch hoop ik, dat de lezer van dit rapport zich niet alleen een denkbeeld heeft kunnen vormen van de aardappelteelt in Brazilië, Uruguay en Argentinië, doch dat hij ook in ’t algemeen zijn kennis heeft kunnen verrijken van ~The Land of To-Morrow". Leeuwarden, Juni 1938.

1010