,vel in December 1937 op het bedrijf van den heer J. H. Snuverink te Usselo bij Enschede met het inmiddels door prof. Visser geconstrueerde apparaat. De „Dampfkolonne” bestaat in hoofdzaak uit: te. een lage-druk-stoomontwikkelaar (0.3 atmosfeer). Deze moet eenvoudig te bedienen zijn en daarenboven niet te zwaar (maar wel solide gebouwd!), zoodat het transport, ook langs minder goede wegen, geen hooge eischen stelt. De meest in gebruik zijnde stoomontwikkelaars zijn vaneen staand model en worden bij transport op een auto-on der stel geplaatst. In bedrijf zijnde kan dit onderstel gebruikt worden voor het aanvoeren van water en liet transport van de met aardappels gevulde vaten op het bedrijf. Aangezien het opstellen van den stoomontwikkelaar nogal wat tijd vergt, gebruikt men daar, waar per bedrijf slechts kleinere kwantums verwerkt worden en de boerderijen dicht bijeen gelegen zijn, ook wel een staanden stoomontwikkelaar vast gemonteerd op een auto-onderstel. Op den wagen zijn mede drie vaten vast maar omkipbaar geplaatst en de boeren moeten hun aardappels naar een centraal punt brengen. 2e. Meer gebruikelijk is echter, dat bij de „Dampfkolonne” een drietal losse houten of ijzeren vaten behooren (waarvan in bedrijf één aan den stoomontwikkelaar staat, één op de waschplaats gevuld wordt en één man aan den kuil of silo geledigd wordt). Het vervoer van de gevulde vaten tijdens het in bedrijf zijn van den stoomer kan geschieden óf met het onderstel, dat dient voor het transport van den stoomontwikkelaar óf met behulp vaneen kleinen op twee autowielen .gemonteerden hef- of steekwagen. Deze maakt het mogelijk, dat twee personen de 300—400 (hoogstens 500) kg inhoudende vaten gemakkelijk kunnen vervoeren naar de plaatsen, waar zij noodig zijn. De vaten, die meestal 300 kg aardappels kunnen bevatten, hebben in het midden een dwarsbuis, die aan de eene zijde op de stoomleiding van den stoomer wordt gekoppeld en aan de andere zijde afgesloten is. Vanuit het midden der dwarsbuis loopt een verticale tak naar den bodem; beide buizen zijn geperforeerd, zoodat de stoom gemakkelijk door het heele vat kan ontwijken. Aan de bovenzijde wordt het vat op eenvoudige wijze met een deksel gesloten, terwijl in den bodem een roostertje is aangebracht om het condenswater ten deele te laten afloopen. Doordat zij de warmte slechter geleiden, verdienen houten vaten de voorkeur boven ijzeren. Nog een derde systeem van „Dampfkolonne” is in Duitschland in gebruik en vindt voornamelijk toepassing op ver van elkaar verwijderd gelegen grootere bedrijven. De stoomontwikkelaar van grootere capaciteit staat hierbij vast gemonteerd op een lagen platformwagen, die tevens nog plaats biedt tijdens het transport voor twee vaten alsmede een aardappelwasscher. Het derde vat wordt tijdens het transport meegevoerd op een kleinen hefwagen (als aanhangwagen). Het aan- en afvoeren der vaten naar en van den stoomer tijdens het in bedrijf zijn, geschiedt ook hier met behulp van den steekwagen. Vóór het stoomen moeten de aardappels gewasschen worden. Aanklevende grond vraagt bij het stoomen meer stoom en kolen en geeft door de aanwezige rottingsbacteriën bij het inkuilen aanleiding tot een minder goede melkzuurgisting. Bij ge-

1042