kurkboor uitgeboord gat vaneen gezonden knol van de te onder zoeken variëteit. . . . In dit bij uitstek op de practijk gerichte milieu is het misschien wel goed even een verklaring te geven van het feit, waarom ei zoo\eel verschillende variëteiten zijn onderzocht, welke nu niet bepaald voor de keuring een groote waarde vertegenwoordigen. De oorzaak hiervan is, dat die variëteiten voor het virusonderzoek als goede, algemeen erkende indicatoren gelden. Als men met een nog onbekend virus werkt, moet daar dan ook zeker gebruik van gemaakt worden. Dat hierbij ook buitenlandsche variëteiten worden betrokken met het oog op het begrijpen van de niet-Hollandsche literatuur, spreekt vanzelf. Bij het bespreken van de verschillende groepen zal op enkele variëteiten wat nader worden ingegaan. A. Variëteiten, veclkc reageeren met mosaieksymptomen, meet of minder hobbelig, zvelvend blad, echter geen neerpse vertoonen. Arran Crest. Arran Victory. Eigenheimer: deze variëteit is buitengewoon vatbaar voor het Y-virus. Planten, welke inde buurt van infectiebronnen groeien, vertoonen op ons proefveld tegen eind Juli alle duidelijk primaire mozaieksymptomen inde toppen. Daarnaast valt vooial het glimmende op. Bij secundair zieke planten zijn het vooral de middelste bladeren welke glimmen. Het blad is fijner en de stengels zijn slapper. Overigens verschilt het ziektebeeld niet veel van het gewone topbont in Eigenheimer. Over het algemeen zijnde met het Y-virus besmette planten iets lichter getint en wordt het lager gezeten blad eerder geel en wat necrotisch. Epicnre. Iris: vertoont een zeer duidelijk nërfmozaiek; daarnaast ook vooral glimmend blad en naar beneden gebogen bladtoppen. Men zou in deze gevallen vaneen welvingsmozaiek kunnen spreken. De zieke planten maken een slappen indruk. Ook de liis behooit tot de eatbare variëteiten. Julinier: van deze variëteit bestaan geen mozaiekvrije stammen. Met het Y-virus er bij maken de planten een nog bonteren indruk; het blad is kleiner, meer gebogen en de stengels zijn slapper. May Oueen. Roode Star; deze variëteit reageert met betrekkelijk zwakke mozaiek-symptomen, b.v. veel minder hevig dan Iris. Belle de Fontenay. Bloemgraafje. Gladblaadje. Thorbecke. Zeeuwsche Blauwe. De laatste 5 variëteiten bevatten steeds het stippelstreepvirus van het type, waarvan Zeeuwsche Blauwe carrier (smetstofdrager)

1080