is. Ook Thorbecke herbergt dit virus zonder ziekteverschijnselen te vertoonen. Belle de Fontenay, Bloemgraaf je en Gladblaadje kan men voor dit virus geen carriers noemen. Deze variëteiten verraden nk door mozaiekverschijnselen de aanwezigheid van de smetstof. Ondanks de aanwezigheid van dit virus zijn deze variëteiten vatbaar en gevoelig voor het Y-virus, dat we hiervooi toch als een virus van het stippelstreep-type hebben leeren kennen. Met vatbaar wordt dan bedoeld, dat deze variëteiten gemakkelijk besmet kunnen worden; met gevoelig, dat zij op het virus met ziektesymptomen reageeren. Belle de Fontenay, Bloemgraafje en Gladblaadje worden er nog bonter door dan zij „van nature al zijn. Thorbecke reageert met een hevig nerfmozaiek; de planten zijn wat fijner en zijn vooral inde toppen gekenmerkt door het wat samenknijpende blad. Zeeuwsche 11 lauwe vertoont naast een mozaïek, waardoor de geheele plant veel lichter van tint wordt en meer gaat glimmen, een wat slapper worden van de stengels. B. Variëteiten, welke reageeren met mosaieksymptomen, hobbelig welvend blad. een weinig fijne nerfnecrose, gele tot bronzige verkleuring van de lagere bladeren, echter weinig of geen bladafval vertoonen. Alberta: reageert met zeer hevige mozaieksymptomen. Bij het ouder worden verdrogen de lagere bladeren, zonder dat er sprake is vaneen duidelijke nerfnecrose. De planten nemen, evenals de Eersteling, bij het ouder worden een slappe en liggende houding aan. Bij de primair zieke planten vindt men naast een duidelijke bontheid inde toppen (soms slechts bij één stengel) vaak een lichte verkleuring van de lagere bladeren met wat groene eilandjes of ringetjes. Aan de onderzijde van het blad wat lichtbruine, zeer fijne nerfnecrose, welke bij een verder gevorderd ziektestadium soms ook zichtbaar wordt aan de bovenzijde van het blad. Bintje: vertoont een hevig mozaïekbeeld, dat nog geaccentueerd wordt door het hobbelige, welvende blad. Bij het ouder worden dei planten krijgen deze een bronzige tint. Hoewel de planten hierdoor een necrotischen indruk maken, is er vaneen duidelijke nerfnecrose geen sprake. Bij uitzondering vindt men op den bladsteel een bruin vlekje of streepje. Het blad voelt ook wat vleezig aan. De lagere, geel wordende bladeren vertoonen vaak groene eilandjes en ringetjes. Later in het seizoen verdrogen deze bladeren en maken de planten een w'at ~palm”achtigen indruk. Bintje is nogal vatbaar voor het Y-virus. Bij de primair zieke planten vertoonen één of meer stengels inde toppen een mozaiek; de toppen maken soms een grijsachtigen indruk. Pas later verschijnt de bronzige verkleuring. De inmiddels geel wordende bladeren vertoonen ook wat van bovengenoemde groene eilandjes. De stengels vertoonen zeer weinig of geen oppervlakkige necrose. Door practici zal deze ziekte wel vaak voor stippelstreep gehouden worden. Men is er dan trouwens niet ver naast. Als men maar weet, dat het klassieke stippelstreepbeeld bij Bintje, gekenmerkt door hevige donkere nerfnecrose en necrotische stippen, met veroorzaakt wordt dooi het 'i -virus, maai dooi het gewone stippelstreepvirus uit Zeeuwsche Blauwe. Verder dient vermeld te worden, dat het Y-virus geen ziekte-symptomen inde

1081