GROKDVEÏB BIEBISG.

Daar namelijk was het een, door middel van dieper ploegen of tweevoren, bovenbrengen vaneen gedeelte van den ondergrond, dat alzoo aan de bouwvoor wordt toegevoegd; hier daarentegen is het alleen te doen, om dien ondergrond onschadelijk te maken, maar niet, door hem van plaatste doen veranderen, maar eenvoudig door hem te breken en genoegzaam los te woelen, in dier voegen, dat hij ondergrond blijft. Ook dit loswoelen nu kan op twee- ja, liever gezegd, zelfs op drieërlei manieren plaats hebben, namelijk eerstens door het zoogenoemde spitploegen, te zeer bekend, om er hier uitvoeriger bij stil te staan; ten tweede door den grondwoeler, eindelijk door het riolen of loswoelen van den ondergrond met behulp van de spade. Al die verrichtingen hebben dus dezelfde strekking, beoogen één en hetzelfde doel, en toch is er tusschen haar ook een groot verschil. Wanneer men den grondwoeler, zooals hij aan het hoofd van dit artikel is afgebeeld, van naderbij beschouwt, dan blijkt het, dat, hoewel hij er in menig opzicht op gelijkt, hij toch geen eigenlijke ploeg is, daar hij geen rister heeft, en den grond dus niet naar boven brengen en evenmin hem keeren kan. Alles wat hij verrichten kan, is hem loswoelen en daarom draagt hij te recht den naam van grondwoeler. Maar ofschoon men nu met dit werktuig tamelijk diep werken kan, staat het daarin toch met het spitploegen gelijk, dat men zich, ten aanzien der diepte, hier grenzen gesteld ziet, die men niet overschrijden kan, zoodat, wanneer de harde, ondoordringbare laag zich dieper uitstrekt, wij wel verplicht zijn tot een ander middel onze toevlucht te nemen. En dan is het dus, dat het riolen of loswoelen van den ondergrond met de spade te pas komt, waarbij men zich,wat de diepte der bewerking betreft, in zekeren zin geene grenzen ziet gesteld. Dat zulk eene bewerking dan ook in vele gevallen van groot nut zou kunnen zijn, waarin men de zaken thans eenvoudig laat, zooals zij zijn, valt wel niet te betwijfelen. Geld is er echter mede gemoeid en wel geld, dat men niet zoo dadelijk terug ontvangt. Trouwens is dat een hinderpaal tegen zoovele dingen, die toch anders in menig geval werkelijk verbetering zouden aanbrengen, zooals o. a. het droogleggen der landerijen door buizen of het zoogenoemde draineeren, eene zaak, waarvan wij hier met een woord moeten gewagen, omdat het bij het onderwerp, door ons behandeld, zoo geheel tehuis behoort. Wanneer men van het draineeren hoort spreken en van de uitkomsten, elders daarmede verkregen, dan zou het ons allicht verwonderen, dat het hier te lande niet meer nog in gebruik is. Droogleggen van den grond, zoo zou men toch allicht meenen, is eene zaak, die juist ineen laag gelegen land als het

37