GEMENGDE LANDBODW-BEEICHTEN.

voor hekken, landpalen, stokken en dergelijke zaken, langer bestand te doen zijn tegen den invloed van lucht en vocht. Het bestaat eenvoudig bierin, dat men het hout niet inden grond plaatst zooals het gegroeid is, maar ten onderste boven. Proeven met hout, van denzelfden boom afkomstig, hebben doen zien, dat terwijl het rechtopstaande reeds verrot en vergaan was, het omgekeerde nog geen sporen van bederf vertoonde. {A. Ct.)

In het Handehllad komt het volgende voor: Voor eenigen tijd deelden wij mede, dat een drietal jongelingen uit den gegoeden stand (waarvan een uit ïwenthe), in Hongarije landerijen gepacht hebben, om daar het landbouwbedrijf uitte oefenen. De berichten vaneen dier jongelieden, den Heer van der Chijs, van wiens schrijven wij een en ander vernomen hebben, luiden bepaald gunstig. Van de vruchtbaarheid van den grond is niet te veel gezegd; de landerijen zijn gelegen op een uur afstand van het dorp, terwijl op korten afstand een spoorweg het verkeer en vervoer vergemakkelijkt. Ook over de arbeiders drukt de schrijver zijn tevredenheid uit; zij zijn vlijtig, gewillig, maar daarvoor is inde eerste plaats noodig een vriendelijk en beleefd gedrag van den landheer. Des avonds na afgeloopen werk vergaderen knechten en meiden en wordt er, begeleid door cither en viool gedanst, waarbij de landheer niet mag ontbreken, al neemt hij ook geen rechtstreeks deel aan het feest. Ontbrak hij, dan zouden allen zich hoogst beleedigd gevoelen. YRAAGBUS YAN HET PROEFSTATION. 13. Kan fijngemalen phosphoriet niet het superphosphaat als meststof vervangen? Ik vermeen zulks te hebben gelezen, ook dat dit veel goedkooper zou zijn, daar het zwavelzuur, noodig voor de fabrikatie der superphosphaten, dan niet behoeft te worden betaald? Mr. W. A. te A. ANTWOORD. 13. Waren de onoplosbare phosphaten, waartoe het phosphoriet behoort, even doelmatig voor bemesting als de oplosbare, die men uit de eerste met behulp van het zwavelzuur verkrijgt, dan zou zeker de geheele fabrikatie der superphosphaten achterwege zijn gebleven. Het is echter door veelvuldige beraestingsproeven met volkomene zekerheid aangetoond, dat de natuurlijke kalkphosphaten, waartoe phosphorieten, coprolithen en de stikstofvrije guano’s belmoren, bijna in ’t geheel geen werking als meststof vertoonen en daarom slechts waarde hebben als grondstof voor de fabrikatie van superphosphaten. Anders is het met phosphaten, die met verteerbare stikstofhoudende stoffen geïmpregneerd zijn, zooals beendermeel, of met het zoogenoemde bicalciumphosphaat, dat echter inde natuur niet voorkomt. Maar dit staat niet indirect verband tot de gestelde vraag. ADOLI’ MAYBR.

143