GEBRUIK VAN ZEESLIJK EN KLEI.

kleidelven ook ten onzent ongetwijfeld nog meer zou kunnen toegepast worden dan tot nog toe geschiedt, vooral wanneer men er op bedacht ware om de middelen van vervoer van de plaatsen van herkomst tot die van verbruik te verbeteren, is het niet onbelangrijk in dit Tijdschrift uit Biederman’s Central-blatt f. Agriculturchemie de volgende regelen over te nemen, die door het Proefstation te Bremen zijn aanbevolen. Zulke landerijen zoo wordt daar gezegd zijn het meest geschikt voor het gebruik van 'slijk, die een lichten, niet te natten en evenmin te drogen bodem bezitten en die het water goed doorlaten, dus goed drooggelegde afgegraven of ook niet afgegraven veengronden, al of niet met zand vermengd of bedekt, alsmede meer of mmdei zavel ach tigen zandgrond, onverschillig of zulke landerijen leeds als akker of weide in kuituur zijn, dan wel hunne natuurlijke begroeide oppervlakte nog bezitten. In het laatste geval moet men de bovenste laag ondiep loswerkon of wel zwak branden. Het slijk mag eerst dan over het land gestrooid worden , wanneei het door de inwerking der zonnestralen en regen, van vorst en warmte tot een droge poedervormige massa uiteen gevallen is. Het wordt m den spekachtigen toestand waarin het oorspronkelijk verkeert, in hoopen van ongeveer 100 kgr. over het land, dat er door verbeterd moet worden, verdeeld, vervolgens gedurende de zomer- of de wintel – maanden aan zich zelf overgelaten en eerst nadat volkomen droog geworden en uit elkander gevallen is, zoo zorgvuldig mogelijk over het land uitgespreid. Op bouwland egt men het dan eerst onder o ploegt het land zeer ondiep om. Door de meerdere zwaarte zinkt het van zelf van lieverlede naar onderen en moet, ook op graslanden na verloop van eenige jaren door ploegen weder aan de oppervlakte gebracht worden. He uitwerking eener slijkbemesting zal natuurlijk des te grooter zijn, naarmate eene grootere hoeveelheid der grondstof gebruikt wordt en naarmate deze beter uiteen gevallen is. Minder dan 100,00 kgr. = 10 dubbele wagon-ladingen op de hektare , behoort men niet te gebruiken, wil men de bewerking met voordeel doen; leveren de kosten van vervoer geen overwegend bezwaar, dan doet men beter méér op de hektare te brengen. In Oost-Pnesland gebruikte men vroeger hoeveelheden tot aan 300 000 kgr. op de hektare toe. legenwoordig rekent men het voordeeliger ongeveer 160 300 000 kgi. voor de eerste maal te bezigen en dan over 6 —lO jaren dit nog eens te herhalen. De onderzoekingen waarmede het Proefstation te Bremen thans bezig is hebben ten doel, om de uitwerking en het geldelijk voordeel na te gaan, van eene slijkbemesting, in verschillende hoeveelheid op verschillende grondsoorten en op verschillende afstanden van de plaats van herkomst toegepast. Laag gelegen landerijen (met een gemiddelden waterstand van ongeveer 60 cm. beneden het maaiveld), doet men het best tot voortdurende wei- of hooilanden aan te leggen. Op droge gronden bouwt men inde omstreken van Breraerhaven en in Oost-h riesland Gerst, Haver, Kogge, Paardenboonen, Erwten, verschillende Koolsoorten, Klaver met behulp van zeeslik. Op de proefvelden van het Bremer Station te Wörpedorf, Ambt Lilienthal, groeien Koolrapen zeer goed op afgegraven én met zand en zeeslik vermengden veen-

113